Afgelopen februari schreef ik een aantal blogs over de boeddhistisch geestelijke verzorging (BGV), de opleiding daartoe, de rol van de BUN daarin en de evaluatie daarvan.
Sindsdien hebben m’n collega’s van http://openboeddhisme.nl veel informatie opgeduikeld en gepubliceerd over de achtergrond van de BGV bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Eén van die vondsten was dat erkenning van de BUN door Justitie en het in dienst nemen van academisch gevormde BGV-ers wettelijk gezien helemaal niet nodig was en is.
Zie als meest recente tekst .
In de reacties van lezers is er een discussie over de vraag of een universitaire opleiding (master plus ambtsopleiding) voor het goed kunnen geven van geestelijke verzorging wel nodig is. Men tendeert naar het overbodig verklaren daarvan, in plaats daarvan wordt de juiste attitude (‘het hart op de juiste plaats hebben’) doorslaggevend geacht om goed steun te kunnen bieden. In zekere zin is dat in lijn van de boeddhistische traditie dat studie, en zeker een intellectuele benadering van de Dharma, niet tot wijsheid leidt. Bijna geen van de leraren van sangha’s in Nederland heeft een academische opleiding, en zeker niet als boeddhistisch geestelijk verzorger; dat is om leraar te kunnen zijn geen probleem, en dus ook niet om in dat kader raadsman of raadsvrouw van een leerling te kunnen zijn. Maar formeel werd het dat door de eisen van Justitie – waarin hoogstwaarschijnlijk het toenmalige BUN-bestuur zelf de hand heeft gehad – wel.
Eerlijk gezegd sta ik nogal ambivalent tegenover deze opleidings-thematiek.
Aan de ene kant vind ik het zijn van geestelijk verzorger een professie waarvoor een formele opleiding hoort met als onderdeel daarin niet alleen toetsing van kennis maar ook van bekwaamheden. Daarom is het goed dat er een beroepsvereniging van geestelijk verzorgers is (de VGVZ) en kwaliteitsregister geestelijk verzorgers en opleidingen. Ik vind dus de eis van Justitie dat uiterlijk november 2011 een opleiding boeddhistisch geestelijk verzorger op universitair niveau beschikbaar had moeten zijn, terecht. Alleen begrijp ik niet waarom de V.U. bij het voorbereiden van de start daarvan (op z’n vroegst als master september 2013, dus twee jaar te laat) gebruik gaat maken van het fenomeen ‘ambtsopleiding’, bedoeld voor dominee’s en daarmee vergelijkbare functies (ik begrijp alleen dat de V.U. denkt daarmee extra geld van het ministerie van Onderwijs te verkrijgen)
Aan de andere kant heeft de keus van Justitie en de BUN ruim drie jaar geleden om een beperkt aantal BGV-ers aan te stellen grote nadelen. Lang niet alle boeddhistische tradities en subtradities hebben daarmee iemand van de eigen cultuur als BGV-er. Het maatwerk van de wettelijke regeling uit 2002, aangepast in 2007 had veel voordelen, met name het flexibele ervan, ook boeddhisten zonder universitaire opleiding kunnen daarmee voor bepaalde gedetineerden BGV-er zijn. Waarom is dan niet van deze regeling gebruik gemaakt? Het belang van de (Directie) Dienst Geestelijke Verorging en een aantal individuele boeddhisten heeft tot een andere keus geleid: die van de noodzakelijke erkenning door Justitie van de BUN.
Juist het bestaan van allerlei organisatie- en eigen-belangen heeft een goede discussie over deze thematiek verhinderd.
De hoop was er op gevestigd dat de noodzakelijke evaluatie van de tijdelijke erkenning, zoals vastgelegd november 2008, tot verheldering zou leiden.
Deze evaluatie wordt op dit moment door het instituut KASKI uitgevoerd.
Helaas is niet duidelijk wat precies de vraagstelling bij dit onderzoek is, welke literatuur bestudeerd wordt en wie geïnterviewd wordt, ik vrees: alleen de leden van de BUN.
Dit alles als inleiding tot een brief van mij gedateerd 3 april 2012 aan het KASKI die ik hieronder weergeef. Ik heb gebruik gemaakt van vragen die kennelijk leidraad zijn van het KASKI bij hun interviews.
Aan het KASKI, t.a.v.
dr. Ton Bernts,
prof. dr. Paul van der Velde
drs. Joris Kregting
Betreft: Evaluatie boeddhistische geestelijke verzorging
Geachte heren
Hoewel ik mezelf wel had aangemeld voor een gesprek ten behoeve van de evaluatie van de ‘erkenning’ van de Boeddhistische Unie Nederland door de minister van Veiligheid en Justitie, heb ik nog geen uitnodiging van u gekregen.
Terwille van de tijd lijkt het me handzamer dat ik uw vragen schriftelijk beantwoord. Het lijkt me ook niet nodig of wenselijk deze inhoudelijke reactie via de directeur DGV van DJI te spelen.
1. Vertegenwoordigt de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) voldoende groeperingen uit de boeddhistische gemeenschap?
Nee. De leden van de BUN hebben in totaal vermoedelijk een achterban in de grootteorde van 10.000
Het totale aantal boeddhisten in Nederland is zeer moeilijk te schatten, vermoedelijk is het gemiddelde van diverse schattingen - 170.000 – een bruikbare aantal. Ook het Commissariaat voor de Media is bij haar besluitvorming over de aanvraag van een omroeplicensie in 2009 tot een schatting van die grootteorde gekomen.
Dat betekent dat de BUN slechts zo’n zes procent van de boeddhisten in Nederland representeert. Pogingen van diverse ongebonden boeddhisten, hier verbetering in aan te brengen hebben in de periode van 2009 tot nu geen enkel effect gesorteerd.
2. Is de BUN goed toegankelijk voor nieuwe lidorganisaties?Vast wel, maar expliciet niet voor individuele boeddhisten, en dat zijn er heel wat meer dan de aan een organisatie verbonden boeddhisten.
3. Vervult de BUN een effectieve rol voor de boeddhistische gemeenschap, zowel intern als naar de Nederlandse samenleving?Nee. Bij allerlei ontwikkeling staat (het bestuur van) de Boeddhistische Unie op de zijlijn te kijken. Bijvoorbeeld bij de onvermijdelijke fusie in de omroepwereld van de Boeddhistische Omroep Stichting met de VPRO heeft het BUN-bestuur geen enkele regie-functie.
Boeddhistische tijdschriften en internet-websites en blogs ontwikkelen zich geheel buiten het bestuur van de BUN om.
Ook in de ontwikkeling van een academische opleiding boeddhistisch geestelijk verzorger bij de V.U. lijken allerlei belangen een rol te spelen, maar de BUN is slechts toeschouwer. Overigens is er nog geen opleiding in de zin van master plus ambtsopleiding aangevraagd, slechts een zeer generieke en niet op geestelijke verzorging gerichte bachelor. Dat de BUN zich daar zorgen over maakt, is nergens uit af te leiden.
Een zwaktebod is ook dat het bestuur expliciet niet reageert op publicaties en vragen van de media, bijvoorbeeld van het webmagazine http://openboeddhisme.nl/
4. Doet het aanbod en/of de achtergrond van de boeddhistische geestelijke verzorgers recht aan de diverse stromingen en etniciteiten binnen het boeddhisme, en is divers qua mannen en vrouwen?Nee. Hoewel ik niet exact van alle op dit moment in dienst van Justitie zijnde boeddhistisch geestelijk verzorgers weet, tot welke traditie ze behoren, is het duidelijk dat Zen zwaar oververtegenwoordigd is.
Ethnische boeddhisten, met name degenen met Chinese, Vietnamese en Thaise wortels kunnen geen geestelijk verzorger krijgen die hun taal spreekt en hun specifieke traditie en cultuur kent.
5. Is er voldoende aandacht voor de wensen, behoeften en respons van de boeddhistische ingeslotenen?Naar mijn inschatting niet. Zie m’n antwoord op vraag 4
Hopenlijk zijn dit bruikbare antwoorden op uw vragen
Indien u nog aanvullende informatie van mij wilt ontvangen, wil die graag proberen te geven
Hoogachtend
Joop Romeijn
....(adres)
Beste Joop,
BeantwoordenVerwijderenWaarom hoor ik je niets zeggen over de (geheime) rol van de Rijksoverheid? Elk ander normaal bedrijf had al zijn/haar eigen conclusies getrokken...Voor een dergelijke 'apparaat' als het ministerie van Justitie moet het toch niet zo moeilijk zijn om free-lancers in te huren?
Waarom hoor ik je nu niets zeggen over de wellicht geheime agenda van de Vrije Universiteit? Ik meen dat ze nooit contact hebben opgenomen met de BUN, wat is hun
motivatie?
Hartelijke groet,
Pseu do Niem.
Beste Pseu do Niem (en anderen),
BeantwoordenVerwijderenIk reageer niet op teksten waar men niet de eigen (achter)naam bij zet
Groeten
Joop Romeijn