zondag 20 september 2009

Bestaat een boeddhistisch geweten ? Geëngageerdheid tussen meditatie en actie

Een artikel van mij, opgenomen in 'Simsara' van september 2009

Er is ogenschijnlijk een grote kloof tussen het introverte mediteren en het extraverte geëngageerd actief zijn als boeddhist. Die kloof is echter overbrugbaar.
De stelling die ik in dit artikel ga uitwerken, is: boeddhist zijn is niet iets vrijblijvends. Daarbij ga ik vooral op de motivatievraag in, het "waarom".
Ik spreek de lezers van Simsara hier aan als ‘boeddhist’, hoewel lang niet alle inzichtmeditatoren dat zeggen te zijn. Dit artikel is overwegend vanuit een vrijzinnig-Theravada perspectief geschreven, maar wel met enige kennis over hoe het er in andere boeddhistische tradities aan toe gaat.

Om te beginnen: het ‘geëngageerd boeddhisme’ bestaat niet, hoewel dat door sommigen wel gedacht of gepropageerd wordt. Ook wel door mij een paar jaar geleden.
Er is geen boeddhistische traditie met de naam “geëngageerd boeddhisme” en die komt er ook niet.
Er zijn mensen die betrokken zijn op wat er om hen heen gebeurt en die de aandrang hebben iets aan onrecht of ongewenste ontwikkelingen die ze zien, te doen.
Sommige mensen zijn dat slechts marginaal, anderen in sterke mate.
Sommigen daarvan zijn geen boeddhist, andere wel.

Die groep kunnen we ‘geëngageerde boeddhisten’ noemen, zeker als ze dat ‘iets willen doen’  als boeddhist willen doen, samen met andere boeddhisten. Dat vindt in Nederland weinig plaats, zo is mijn ervaring vanuit de Werkgroep Geëngageerd Boeddhisme de afgelopen jaren. Mensen die ik er op aansprak dat ze als boeddhist toch eigenlijk geëngageerd moeten zijn, reageerden met dat ze daar ‘als mens’ mee bezig waren, niet ‘als boeddhist’; of zeiden dat ze beroepsmatig al op deze wijze betrokken actief zijn. Dat kan ook, maar ik probeerde het boeddhist zijn en het belangeloos actief betrokken zijn als één geheel zichtbaar te maken.
 
Mediteren en geëngageerd  zijn
Het is niet zo dat in een meditatiesessie het inzicht ‘jij moet geëngageerd zijn’ in mij opkwam.
Wel heeft het bepaalde remmingen weggenomen zoals de opvatting dat een boeddhist geen aanstoot zou moeten geven, respectabel zijn dus. Of dat kritisch zijn altijd onheilzaam is.
Bij mij helpt het om me scherper bewust te zijn van de vraag of mijn motieven voor een geëngageerde actie zuiver zijn, of ze uit compassie en geweten voortkomen respectievelijk uit boosheid, rancune, manifestatiedrang enzovoorts. Beide komen overigens bij mij voor.
 
Van nogal wat van de beslissingen die ik de laatste jaren in deze richting heb genomen, weet ik niet hoe ze tot stand zijn gekomen.
Waarom ik het nodig vond me als boeddhist in te zetten tegen het steeds verder afnemen van de biodiversiteit (in de periode voordat het milieu weer in de mode kwam).
Waarom ik daarom een landelijke ‘Werkgroep geëngageerd boeddhisme’ oprichtte.
Waarom ik nu als ‘kritisch boeddhist’ oppositie voer tegen het beleid van een paar landelijke boeddhistische organisaties.
Waarom ik het me aantrek als het principe van ‘scheiding van kerk en staat’ soms wel erg makkelijk wordt gerelativeerd.
Deels is het zeker intuïtie geweest, het plotseling helder wordende gevoel  ‘iets te moeten doen’.
 
Een overzicht van wat er zoal gebeurt, in Nederland en internationaal, is opgenomen in een eerder artikel van me; in: www.vriendenvanboeddhisme.nl/html/archief_najaar2006_joopromeijn.html
 
Compassie en geweten als bron van geëngageerd zijn
Volgens mij zijn er twee bronnen waar ieder, die geëngageerd is, z’n motivatie uit haalt:
(1) Compassie voor alle levende levens;
(2) Haar of zijn geweten dat spreekt.
Compassie is in alle boeddhistische tradities een centraal begrip, vooral de belangeloosheid ervan kan in de beoefening worden nagestreefd.
In de Visuddhimagga legt Buddhaghosa uit waar de term 'karuna' vandaan komt, ons centrale begrip compassie dus. "Wanneer anderen lijden laat karuna het hart van goede mensen rillen. Karuna sloopt het lijden van anderen, het valt het aan en doet het in de ban, het versnippert het." Compassie, mededogen, is ook in Theravada dus een actief, bijna een activistisch begrip.
Toch word ik eerlijk gezegd wel eens wat wee van de eenzijdige aandacht die ‘compassie’ tegenwoordig krijgt.
Hier wil ik nader ingaan op het geweten, m.i. een nogal verwaarloosd fenomeen in het Westerse boeddhisme.
 
Hebben boeddhisten een geweten ?
Een belachelijke vraag, zal men zeggen. Natuurlijk hebben ze dat, dat hebben alle mensen, in meerdere of mindere mate natuurlijk.
Maar toch niet zo belachelijk voor de godsdienstwetenschapper George Chryssides, die stelt:
“Boeddhisten die ik heb gesproken, tenminste westerse, begrijpen wat het concept ‘geweten’ betekent maar delen de opvatting dat het eenvoudigweg geen rol speelt in de boeddhistische ethiek of religie.
De korte maar accurate omschrijving van de boeddhistische visie op ‘geweten’ is, dat er zoiets niet is.”
 
Opvallend is wel dat de term “geweten” in het boeddhisme heel weinig voorkomt. In het standaardwerk An Introduction to Buddhist Ethics van Peter Harvey wordt het woord nauwelijks gebruikt; ik vertaal één van de zeer weinige passages erover:
“De rol van ‘geweten’ in het boeddhisme wordt uitgevoerd door een kleine groep kwaliteiten:
Hiri, dat is ‘zelfrespect’ en ‘morele schaamte’ en
Ottappa, ‘bevreesdheid voor morele misstappen’, die gestimuleerd wordt door zorg voor het effect van een actie bij anderen en op het karma.
Daarnaast speelt ook een rol de combinatie van 'energie', 'opmerkzaamheid' en 'helder begrip’, om ons gedrag in harmonie te laten zijn met onze idealen en doelstellingen.”
 
Chryssides koppelt in z’n artikel het kunnen hebben van een geweten aan het geloof in God en die regels die Hij heeft gesteld. Dat lijkt me niet nodig.
Ik definieer ‘geweten’ als ‘geïnternaliseerde normen en waarden, plus’, primair dus het resultaat van een psychologisch proces, in een sociale context waarin die normen en waarden steeds opnieuw benadrukt worden. Een geweten is echter niet een ‘ding’, er zijn alleen individuele gewetensprocessen, waarin men morele afwegingen maakt: grote of kleine beslissingen.
Van de ‘plus’ in m’n omschrijving heb ik alleen een vermoeden dat die bestaat. Sommigen noemen dat zuivere kern of Boeddhanatuur maar die woorden geven alleen maar misverstanden, het liefst geef ik het geen naam of noem het m’n boeddhistische intuïtie.
 
Willen we er aan ?
Ook het boeddhisme heeft normen en waarden! Of het nu de elementaire vijf voorschriften zijn, of de 10 of ruim 200 van monniken/nonnen, of de talloze Bodhisattva-beloften.
Er is dus genoeg. De vraag is echter: wil de Westerse boeddhist daar aan?
Om twee redenen is het antwoord dan soms: liever niet.
De eerste reden is dat een zelfbekeerling zich (enigszins) afzet tot zijn religieuze opvoeding. Deels komt dit ook doordat de voorschriften als net zoiets als de Tien Geboden worden gezien. 
De wijze waarop Thich Nhat Hanh de voorschriften als aandachtsoefeningen uiteenzet, kan dit misverstand doen verdwijnen, namelijk als combinatie van compassie en voornemen.
De oefeningen zijn via het menu van www.aandacht.net te vinden
 
De tweede reden is dat men denkt dat een geweten hebben hoort bij het dualistische denken terwijl men als boeddhist non-dualistisch wil zijn. Een aantal jaar geleden heeft Han de Wit een artikel geschreven met als titel ‘Niet ons geweten mobiliseren, maar hartstochten hun wortel ontnemen’. Hij plaatst de term ‘geweten’ in “de tweedeling geweten versus hartstochten. Op basis hiervan is de gebruikelijke gedachtegang dat morele vorming zich moet richten op het omvormen [of] intomen van deze hartstochten. Hoe fundeert het boeddhisme dan zijn ethiek? Wedervraag: wat is het effect van deze 'geweten versus hartstochten'-theorie op onze geest en is dat effect heilzaam of niet'? [Dat] effect is dat het de mens verdeelt in zichzelf en tegen zichzelf opzet. Het brengt ons er toe dat we permanent met onze negativiteiten met die van anderen, in strijd verwikkeld (moeten) zijn.  Is die strijd heilzaam?” 
Het antwoord van Han de Wit: nee; beter is het “om de wortel van deze hartstochten weg te nemen. Hartstochten [zijn] geen uiteindelijke realiteiten, die eigen zijn aan de menselijke natuur. Daarom begint de ethische vorming in deze traditie ook met het leren opgeven van deze innerlijke strijd met al haar schuldgevoel, haat en zelfhaat die zij wekt. Kortom ze begint met het accepteren van wie en wat we zijn, met al onze egocentrische hartstochten.”
 
Voor mij is geweten tegenover hartstochten een schijntegenstelling. Ik accepteer m’n egocentrische hartstochten wel, maar geef er niet altijd aan toe. Zolang ik niet ontwaakt ben, geen arhat ben, kan ik de voorschriften daarvoor goed gebruiken: als aandachtsoefeningen.
 
Boeddhisme zonder ethiek ?
De gedachte van Westerse boeddhisten dat ze de ethiek achter zich hebben kunnen laten, is niet ongevaarlijk.
Het gevolg is dat veel boeddhisten een soort normenvrij enclave, afgeschermd van de samenleving, denken te kunnen leven; in een cultuur waar niet normen maar alleen maar compassie de omgang met anderen (en zichzelf) bepaalt. Om een voorbeeld te noemen: het betrekkelijke nieuwe verschijnsel van boeddhisten die geld gaan verdienen aan hun religie. Dit vereist ethische reflectie omdat hierbij makkelijk een verstrengeling van belangen ontstaat; geld verdienen mag maar is per definitie niet belangeloos.
Velen noemen tegenwoordig hun boeddhisme niet een religie maar een lifestyle; volgens mij is er aan een leefstijl in het algemeen geen specifieke ethiek verbonden, lekker makkelijk dus.
In zijn boek  ‘Oneindige Cirkel’ adviseert Bernie Glassman – één van de eerste geëngageerde boeddhisten – Westerse boeddhistische groeperingen, de ethische voorschriften aan het begin van de training bestuderen en bespreken. “Ze moeten vanaf het begin in onze botten zitten, onderdeel van onze essentie en ons leven zijn”.
Ik ben het daar zeer mee eens; het Achtvoudige Pad behelst immers niet alleen mediteren en het verwerven van wijsheid, maar ook en om te beginnen: ethisch gedrag.