zondag 10 oktober 2010

WELKOM OP DE TITANIC

Een door mij uitgesproken "feestrede" op 10 oktober 2010
 
De BOS bestaat 10 jaar.
Waarom bestaat de BOS? Hoe is het met de Dharma? Bestaat de BOS over 10 jaar nog?
Dat zijn de vragen waarover ik het wil hebben. Een soort feestrede dus.

Stel u voor: wij zitten hier met de jarige BOS in een theater dat zich eigenlijk op de Titanic bevindt. U weet wel, het schip dat door de eigenaren het beste schip aller tijden werd genoemd en onzinkbaar werd geacht.
En u weet ongetwijfeld ook wat er mee gebeurde, honderd jaar geleden: het botste op een ijsberg en zonk.
Op die Titanic bevinden we ons nu; ik probeer me, met u, dat te visualiseren.
We varen niet ergens heen, dat lijkt maar zo; we drijven in feite maar wat met de stroom mee.
Maar er ligt wel een ijsberg op onze route
Laat ik die zee maar een naam geven, ik noem hem Dharma
Laat ik die ijsberg ook maar een naam geven, ik noem hem de Mediawet

Ik heb de indruk gekregen dat deze dag in de plaats is gekomen van de jaarlijkse 'achterbandag' van de BOS. De laatste jaren was dat een gladde bijeenkomst, met een 'internationaal bekende boeddhist'. Maar tot een paar jaar geleden was er voor de aanwezigen, kijkers naar en luisteraars van de BOS-uitzendingen, ruim gelegenheid commentaar te leveren op die programma's. Dat kon zelfs, u gelooft het misschien niet, als dat commentaar kritisch was.
Nu is de achterbandag, als feestdag, ingebed in een filmfestival. Nu heb ik niets met films, ze zijn meestal esthetisch, bijna nooit ethisch of soteriologisch maar ze passen wel in deze boeddhistische Titanic.
Volgens mij behoren echter teksten en chanten meer tot de boeddhistische cultuur.
Aan mijn chanten wil ik u niet blootstellen, daarom van mij vanmiddag wat tekst.

U weet natuurlijk dat er vanmiddag ook de presentatie is van het boek van Anne Kleisen e.a.,
“Ja, ik zit! Jonge boeddhisten over relaties, seks, werk en andere aardse zaken.”
In zekere zin is mijn speechje daar een aanvulling op:
“Ik ga nog niet liggen. Een oude boeddhist over niet-zelf, onbestendigheid,
lijden, doodgaan en andere universele zaken.”
Alleen zal ik – ouderwets – niet zoveel over mezelf vertellen.

Maar over de Dharma dus.
Wat is de Dharma? Want we zouden het bijna vergeten: de BOS is er voor, de Dharma te brengen. Artikel 2.42 van de Mediawet zegt dat het bij omroepen zoals de BOS gaat om het:
“...verzorgen van media-aanbod op kerkelijk of geestelijk terrein”
Minister Plasterk heeft verleden jaar een verduidelijking hiervan gegeven die de BOS niet zo waardeerde. Hij zei: `Sinds 1957 is er in Nederland zendtijd voor kerkgenootschappen en
genootschappen op geestelijke grondslag die een specifiek aanbod van levensbeschouwelijke aard verzorgen. Binnen het Nederlandse omroepbestel wordt hiermee een specifieke invulling gegeven aan de religieuze en levensbeschouwelijke diversiteit. Mijn opvatting is dat een dergelijk podium voor geloofsstromingen – niet aanvullend op overige aanbieders, maar als zelfstandig gepositioneerde
zendgemachtigden met de voor hun achterban kenmerkende boodschap - een nuttige maatschappelijke voorziening is. Doordat dit aanbod deel is van het totale media-aanbod van de landelijke publieke omroep kan een veel breder publiek van geïnteresseerden daarvan kennis nemen. Bovendien voorzien de programma’s in een maatschappelijk behoefte: voor mensen die geen kerk meer kunnen bezoeken of vanuit huis kennis willen nemen van opvattingen en godsdienstbeleving binnen de geestelijke hoofdstromingen in de samenleving. Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen die slecht ter been zijn en niettemin hun gewoonte van een wekelijkse kerkdienst willen volhouden. Ik zie de ruimte voor deze omroepen dan ook primair als een service aan, voornamelijk oudere, mensen die op deze manier hun geloof kunnen beleven ...`

Dit is iets te streng gezegd. Ik vind – met de wetgever – dat het om het brengen van de Dharma gaat. Maar ik vind niet dat de BOS alleen tot doel heeft, service aan oudere boeddhisten in de vorm van deelname aan Dharma-beoefening te bieden. Dat mag best ook wel aan jongere mensen te gebeuren, die categorie die hier vanmiddag goed vertegenwoordigd is.
En dat dat ook best mag voor hen die geen boeddhist zijn maar zogeheten affiniteit ermee hebben, wat dat ook betekent. Maar dan moeten ze wel hun affiniteit willen beleven.
(Ik heb laatst deze zogeheten mensen met affiniteit vergeleken met mensen die zeggen aan sport te doen; bij doorvragen blijkt dat voor veel van hen slechts te betekenen: het volgen van sportuitzendingen op de televisie.)

In de uitnodiging voor vanmiddag staat dat ik kan tonen wat voor mij belangrijk is, wat mijn passie is. Welnu, mijn passie is de Dharma, of de Dhamma zoals in het Pali de Theravada-vorm ervan genoemd wordt. Daar wil ik nu een proeve van geven.
Hierbij wil ik benadrukken dat het boeddhisme voor mij een religie is. Tot voor kort was het bij sommige Nederlandse boeddhisten populair om te zeggen dat het (of : hun) boeddhisme niet een religie was maar een 'levenswijze'. Ik geef toe: 'een levenswijze' past wel beter bij het westerse individualisme en consumentisme. Om bv met een leiderschapscursus een bedrijf binnen te komen, is het beter, het religie-karakter te ontkennen.
Het grappige is dat de laatste maanden de vraag of iets een religie is of niet, een strijdpunt is geworden; Geert Wilders stelt dat de Islam een ideologie is en niet een religie; anderen stellen dat het wel degelijk een religie is; en daarmee bedoelen ze iets moois, iets positiefs. Kortom: 'religie' is terug van weggeweest.

Nu zijn er honderden omschrijvingen van wat een 'religie' eigenlijk is, ik ga hier uit van die van de godsdienstwetenschapper Ninian Smart die het omschrijft als: “een verzameling van
geïnstitutionaliseerde rituelen van een groep mensen die verbonden zijn met een traditie en die spirituele sentimenten met een buiten-menselijke focus uitbeelden of oproepen en ten minste ten dele gebaseerd op mythologie en/of doctrines.“
Vooral die 'buiten-menselijke focus' valt op, het 'transcendente' wordt dat ook vaak genoemd; voor wie bezig is met het dood gaan, is dat een onvermijdelijke dimensie.

Om mezelf wat te plaatsen: ik noem mezelf naast ‘kritisch’ boeddhist en ook ‘vrijzinnig Theravadin’. Dat mag bv blijken uit m’n waardering voor Stephen Batchelor. Daarom citeer ik eerst de slotpassage van zijn boek ‘ Confession of a buddhist atheist’ (pagina 240).
[Een voorzichtige en zo letterlijk mogelijke vertaling]
“ Als het begrip ‘seculiere religie’ niet beschouwd zou worden als een contradictio in
terminis [waarom eigenlijk, Joop ?], dan zou ik dit concept graag ondersteunen.
Ik denk niet langer aan de beoefening van het boeddhisme louter in termen van vooruitgang boeken in de meditatie en het verkrijgen van ‘spirituele’ verworvenheden.
De uitdaging van het Achtvoudige Pad van Gotama is - zoals ik dat begrijp – om te leven in déze wereld op een manier die het het mogelijk maakt dat elk aspect van zijn of haar bestaan bloeit: zien, denken, spreken, handelen, werken, etc.
Elk gebied van het leven vraagt om een specifieke wijze om de Dhamma te beoefenen. Meditatie en mindfulness alleen zijn niet genoeg. Gegeven de taak om te reageren op het lijden dat me elke keer confronteert als ik een krant open sla, vind ik het immoreel om de eisen van dit leven ondergeschikt te maken aan de ‘hogere’ taak van het zich voorbereiden naar een bestaan – of niet-bestaan – na de dood. Ik zie mezelf als een seculier boeddhist die zich geheel betrokken weet op de vragen die deze tijd stelt, waarbij het er niet toe doet hoe inadekwaat en onbetekenend mijn antwoorden op deze eisen ook mogen zijn."

Omdat hier vanmiddag vast wel film-liefhebbers zijn, u kent natuurlijk de term 'feel-good-movie'. Op dezelfde manier kan men van een 'feel-good-buddhism' spreken. 'buddhism-lite' wordt het ook wel genoemd. Het is een variant van het New-Age-positief-denken: als je iets echt wil, komt het er.
Het is het boeddhisme van de 'winners' in onze samenleving, van 'losers' moet men niet zoveel hebben, die kent men ook nauwelijks. Het is een boeddhisme als vorm van consumentisme waarin leraren verworden tot eigenaren van bedrijfjes. Het is het boedhhisme dat, als het zich tot het bedrijfsleven richt, richt op de leidinggevenden, nauwelijks op de leiding-nemenden (daar identificeert men zich liever niet mee en valt minder aan te verdienen)

Ik stel daar tegenover het boeddhisme waarin de vier Edele Waarheden centraal staan, en als eerste daarvan die van het lijden, dukkha. Waarin “bijvoorbeeld de laatste stap van de paticcasamuppada (de leer van het 'voorwaarderlijk ontstaan') onder de mat worden geveegd.
Ik citeer: “Door geboorte als voorwaarde, ontstaan ouderdom en dood, verdriet, weeklagen,
pijn, smart en wanhoop. Aldus ontstaat deze hele massa van lijden.”

Gelukkig is er ook de vierde van de Edele Waarheden, en dat is die van het Achtvoudige Pad.
Het Achtvoudige Pad van de beoefening dat niet alleen over wijsheid gaat en over concentratie maar ook over ethiek. En juist de moraliteit is een van de verwaarloosde aspecten van het hedendaagse Nederlandse boeddhisme (vind ik dan).
Natuurlijk moet je je eigen ethische opvattingen niet aan anderen opleggen, maar je mag ze best aan anderen voorhouden. En een boeddhistische organisatie mag ook best onethisch gedrag ontmoedigen.

Een ander elegant aspect van het Achtvoudige Pad is dat het wereldlijke en het transcendente (net heb ik dat genoemd het aardse en het universele) met elkaar verbindt. Het gaat over 'gewone' ethiek als niet stelen, niet doden, niet liegen; maar ook over wijsheid.
Eerst een opsomming voor degenen onder de aanwezigen die niet zo ‘bijbelvast’ zijn.
Bij de wijsheid wordt onderscheiden:
het juiste begrip, of de visie;
het juiste denken, of de juiste attitude;
Interessant is dat het gebruiken van het verstand, het intellectuele waar sommigen zo minachtend over doen, ook bij 'wijsheid' een rol speelt. Ook speelt 'de wil' een rol, bij de juiste inspanning.
Kortom: boeddhisme is méér dan gevoelens van compassie hebben.

De ethiek kent als factoren:
het juiste spreken,
te onderscheiden zich onthouden van leugens, roddel, laster, ruwe taal èn gebabbel (!);
het juiste handelen;
afzien van doden, stelen, onzuiver seksueel gedrag; maar ook: positief geëngageerd gedrag;
het juiste levensonderhoud,
traditioneel worden hier beroepen bedoeld als slager, soldaat, drugs-dealer, enz.

Een actueel discussiepunt bij dit levensonderhoud is of het is toegestaan,
geld te verdienen met het boeddhisme ?
Ik kan me voorstellen dat het model uit Aziatische landen hier niet volledig toepasbaar is. Het model: op het ‘beoefenen’ in een tempel staat geen tarief, ook voor mediteren of teksten meekrijgen. Of en hoeveel dana (vrijgevigheid) men kan geven, wordt vrijgelaten.
Belangrijk daarbij is: dana is geen ruilmiddel voor wat men verkrijgt, geld geven is
een vorm van verdìènsten verwerven, voor karma dus.

Dit model is in Nederland grotendeels losgelaten, zonder dat daar een reflectie op heeft plaatsgevonden. Soms is er een mengvorm: dana voor de leraar en de kosten voor verblijf etc. tegen een tarief. Ik merk daarover dan bij sommige leraren een te grote bescheidenheid: juist omdat vrijgevigheid hier niet zo gebruikelijk is, moet het krachtiger worden benadruk dan nu soms gebeurt. Vrijgevigheid is geen vrijblijvendheid !
Maar meestal is men een stap verder gegaan en zijn er alleen maar tarieven (langzamerhand ook met een hoogte zoals in het bedrijfsleven gebruikelijk). Geld puur als ruilmiddel dus. De markt.
De reden dat ik ernstig twijfel aan de wenselijkheid van dit consumenten-model is niet alleen van ethische aard, ik denk dat de Dharma zelf verandert in dit economische krachtenveld.
Niet alleen de 'dana', vrijgevigheid – ook het begrip 'dukkha' wint geen populariteitsprijs van de markt en komt in Happinez-achtige teksten niet voor. ´Bescheidenheid´ en ´geduld´ook niet.

Bovendien is de relatie leraar tegenover leerling aan het veranderen in die van eigenaar van een bedrijfje (een boeddhistisch ondernemer) tegenover spirituele consument. Volgens mij kan je in dit model niet meer van een sangha spreken.
Een aparte vorm is het gebruik van geseculariseerde aspecten van het boeddhisme, zoals de mindfulness (voorheen beter bekend als vipassana-meditatie als vorm van beoefening), nu in handen van professionals … en beunhazen.
Op de Dharma berust geen copyright, maar ik vind dat degenen die mindfulness geven en coachen op (volgens henzelf) boeddhistische principes en andere vergelijkbare professionals, een percentage van hun inkomsten moeten geven aan het boeddhisme. Ze ‘lenen’ tenslotte van de Dharma, om het aardig te zeggen (de Boeddha zelf noemt het stelen). We moeten daar maar een aparte stichting voor in het leven roepen, een soort Buma-Stemra (“Boema”).

Nog veel verdergaand is er het geld verdienen aan het boeddhisme (niet zozeer aan de ‘Dharma’). Het boeddhisme en het boeddha-beeld is in de mode; en net zo als “sex sells” bv halfblote dames bij autoreclames, kan men zeggen: “buddha sells”, als er zaken mee aan de man worden gebracht die op zich niets met de Dharma te maken hebben. Sieraden bv. Of dat wat de horeca te bieden heeft. Het is puur consumentisme. Er is geen reden dit te vergoeilijken, en geen reden voor de BOS daar positieve aandacht aan te besteden.

Terug naar het Edele Achtvoudige Pad. Het derde onderdeel, de concentratie, kent:
de juiste inspanning, de wil om onheilzame zaken te vermijden;
de juiste oplettendheid; (vipassana, 'mindfulness' maar dan niet-geseculariseerd)
de juiste meditatieve concentratie (of: absorptie)
Dit laatste wordt in Pali 'jhana' genoemd, vertaald als het Chinese 'Chan’en in het Japans Zen.
‘Meditatie’ bestaat dus uit 'oplettendheid' èn uit concentratie. Licht overdreven: alleen
vipassana beoefenen of alleen zazen is het Edele Eénvoudige Pad (ipv het Achtvoudige Pad).

Dat als reactie op de uitnodiging voor vanmiddag. Ik mag ook hier “tonen van wat in het boeddhisme wel genoemd wordt mijn ware aard” , heet het.
Een groot misverstand want één van de drie belangrijkste kenmerken van het menselijk bestaan in het boeddhisme is juist dat van anatta – niet-zelf. (De andere twee zijn dukkha, het lijden; en anicca, de tijdelijke en vluchtige aard van alle fenomenen)
Nu staat al wat wel in het boeddhisme genoemd wordt de boeddha-natuur, al op gespannen voet met het anatta-kenmerk, maar we kunnen zeggen dat de 'boeddha-natuur' eigenlijk geen natuur is maar een potentie. Maar om dat door te trekken en trots te spreken over de ware aard die men hier kan tonen, slaat nergens op, boeddhistisch gezien dan.
Een 'ware aard' is een mentale constructie, daar moet men juist van af komen.

Nu weer terug naar de BOS en naar de Titanic.
De BOS-televisie heeft het in haar programma´s van de afgelopen tien jaar nauwelijks over deze zaken, het Dharma-gehalte is naar mijn overtuiging zelfs gedaald. (Op de radio gaat het beter.) Waarschijnlijk omdat men liever gezellige, bruisende en positieve zaken wilde tonen, een feel-good-buddhism. Net zo als waar de uitnodiging voor vanmiddag op aanstuurde.
Botst ook dit keer de Titanic op de ijsberg?
Een spannende vraag, en dat moet ook want het moest ook spannend worden vanmiddag.
Anders gezegd: haalt de BOS haar twintigste verjaardag ?
Het ziet er voor de Publieke Omroep natuurlijk niet te best uit, daar wordt op bezuinigd, dus ook op de BOS; en of art. 2.42 Mediawet gehandhaafd blijft, is ook nog maar de vraag.
Maar laten we, zolang we op onze boeddhistische Titanic varen, dan toch vooral kunnen kijken naar programma's die, in de trant van de benadering van ex-minister Plasterk, de Dharma brengen, voor jong èn voor oud. Nadruk dus op de inhoud en niet meer op de vorm.
Hoge kijkcijfers levert dan waarschijnlijk niet op, maar minstens evenveel overlevingskansen.

En laat de BOS wat journalistiek in haar tv-programma's brengen – zoals bij de BOS-radio wel gebeurt – onder andere over wat zich in boeddhistisch Nederland afspeelt, over discussies die in de BUN plaatsvinden; de bijeenkomst van zaterdagochtend 30 oktober is een ideale gelegenheid! De BOS hoort daar als onderdeel van de Publieke Omroep aanwezig te zijn – in haar journalistieke functie - en niet als BUN-lid.

Kortom: Ik blijf de BOS volgen. En ik dank u.