dinsdag 6 september 2011

Joop vertelt de BUN nog een keer hoe hij over de zaken denkt

De Boeddhistische Omroep Stichting (BOS) en de Boeddhistische Zendende Instantie (BZI) zijn de afgelopen jaren opgericht door de Boeddhistische Unie Nederland (BUN).
De professionals van BOS en BZI zijn zich steeds minder aan gaan trekken van de vrijwilligers/amateurs van de BUN en hun eigen beleid gaan bepalen. De BUN heeft dat lang laten gebeuren, tot het bestuur dat in 2011 is aangetreden, een poging tot herstel deed. Er ontstond een conflict, met name de voorzitter van de BUN liep (in de ogen van een deel van de leden van de BUN) te ver voor de troep uit.
Om de problemen op te lossen is in juni een werkgroep BUN/BOS/BZI gestart, ook wel genaamd B3. Die werkgroep zal in oktober voorstellen doen, die in de ledenvergadering van de BUN van begin november moeten worden behandeld.
Wat die voorstellen worden en hoe het deze zomer in den werkgroep toe is gegaan, is me (nog) niet bekend.
Wel heb ik - ongevraagd - een bijdrage aan hun werk gedaan in bijgaande brief van begin september.
Een reactie heb ik niet ontvangen; wel heb ik begrepen dat mijn opmerking dat het denkbaar moet zijn dat de BUN zichzelf opheft, niet juichend is begroet.


Beste leden van de Werkgroep B3

Omdat ik me vele jaren (ongevraagd en op persoonlijke titel) met de beleidsmatige kanten van de BOS (en BZI) heb beziggehouden, is er informatie die ik met u wil delen, wellicht ten overvloede.

1. In juni van dit jaar heeft minister van Bijsterveldt-Vliegenthart een brief aan de Tweede Kamer gestuurd, met als titel “Uitwerking regeerakkoord onderdeel media”. Zie het voor de BOS relevante citaat hieronder.
Concreet komt het erop neer dat na 2015 de zendtijd van 2.42-omroepen zoals de BOS wordt gehalveerd en dat ze in een andere omroep op dienen te gaan.
De Tweede Kamer is akkoord gegaan met deze beleidsvoornemens die in het komende jaar omgezet zullen worden in een gewijzigde Mediawet; een motie van dhr. Voordewind om de 2.42-bezuiniging te verzachten, is aangehouden en zal m.i. niet kunnen rekenen op steun van de VVD en PVV.

Als ik de voorstellen goed begrijp is de BOS niet vrij straks te fuseren met een ledenomroep naar keuze zoals de VPRO, omdat die niet aanverwant (want niet boeddhistisch) is. Dus zal de BOS bij de NTR moeten aansluiten, met een onafhankelijke (uit boeddhisten bestaande) programmaraad en een redactiestatuut.

2. Uiteraard heeft de directie van de BOS zich verzet tegen deze voornemens en waarschijnlijk hoopt men nog steeds dat het niet doorgaat. Tevergeefs, is mijn inschatting. Het is, denk ik, ook wel heilzaam voor de BOS. Immers: op dit moment gaat slechts ongeveer een derde deel van de televisieprogramma’s over het boeddhisme en haar beoefening. Na de halvering is uitsluitend boeddhistische programma’s maken nog altijd vooruitgang.

3. Deze nieuwe realiteit maakt het belang en betekenis van de Participatieraad (PAR) in de BOS groter. In de Statuten van de BOS staat hierover:

Participatie Raad. Artikel 16
1. Er is een Participatie Raad. De functie van de Participatie Raad is om, ten behoeve van het directe contact met de stichting, een platform te vormen voor alle boeddhisten in Nederland. De Participatie Raad streeft ernaar een afspiegeling te zijn van de variëteit van de Boeddhistische stromingen en tradities in Nederland.
2. De Participatie Raad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd.
3. De Participatie Raad heeft tenminste tien en ten hoogste vijfentwintig leden.
4. De Participatie Raad bestaat uit representanten van Boeddhistische stromingen en tradities in Nederland. Deze personen dienen aan de volgende criteria te voldoen: onderschrijving van deze statuten; representatief zijn voor hun stroming/traditie, goed contact hebben met hun stroming/traditie en bereid zijn om dit contact tweezijdig actief vorm te geven; kennis van zaken hebben betreffende hun eigen stroming/traditie.
5. De leden van de Participatie Raad worden, rekeninghoudend met de in dit artikel genoemde criteria, benoemd en ontslagen door de Participatie Raad.
6. De leden van het uitvoerend bestuur zijn aanwezig bij de vergaderingen van de Participatie Raad.


Deze regels dienen te worden aangescherpt, ze zijn in de praktijk veel te vrijblijvend.
- De onderwerpen waarover het BOS-bestuur verplicht advies moet vragen, moeten worden benoemd (zo is de Zendmachtigingsaanvraag 2010-2015 niet ter advisering aan de PAR voorgelegd).
- Verder moet worden geregeld op welke wijze het bestuur met de adviezen omgaat.
- Ook moet de invloed van de “leden van het uitvoerend bestuur “ in de PAR aan banden worden gelegd.
- Tenslotte moet geregeld worden op welke wijze (met trots gemeld op pag. 4 in de Zendmachtigingsaanvraag 2010-2015 aan het Commissariaat voor de Media maar verder altijd ongenoemd gelaten gehouden) ongeorganiseerde boeddhisten tot de PAR kunnen toetreden. Ik citeer: “...Deze participatieraad staat ook open voor niet-BUN aangesloten boeddhistische centra en bovendien kunnen niet-georganiseerde individuen op uitnodiging zitting nemen in dit adviserende orgaan."

Nog twee andere opmerkingen.
4. Het zou goed zijn als in de eindrapportage van uw Werkgroep ook als gedachteoefening wordt nagegaan hoe het met de BOS tot 2015 moet, als de BUN zichzelf opheft. Immers, hoewel het niet direct de opdracht is die de Werkgroep zichzelf heeft gegeven, moet ook de bestaansgrond van de BUN zelf in de rapportage aan de orde komen. De BUN is er toch niet louter om het bestaan van BOS en BZI mogelijk te maken ?
In deze gedachteoefening zal - ook in juridische zin - van een versterkte PAR gebruik moeten worden gemaakt.

5. Wat betreft de BZI neem ik aan dat binnen het ministerie van Veiligheid en Justitie de evaluatie van de BUN, zoals bedoeld in de Erkenningsovereenkomst van november 2008, wel ter hand zal zijn genomen. We mogen dus aannemen dat wat betreft BZI en BGV her recht zijn loop zal hebben.
Het lijkt mij raadzaam dat (de onafhanlijke leden van) uw Werkgroep bij de faculteit Godgeleerdheid van de V.U. navraag doet of deze nog wel van plan is een aanvraag voor financiering van een boeddhistische ambtsopleiding van het ministerie van Onderwijs in te dienen. Mijn indruk is dat de twijfel hierover bij de VU (bijvoorbeeld prof W. Janse) gegroeid is, op inhoudelijke, juridische en praktische gronden.

Tot slot verzoek ik Rinus Laban om als BUN-secretaris, deze brief van mij ook door te sturen aan de (aanstaande) onafhankelijke voorzitter van uw Werkgroep; ik heb begrepen dat dit dhr. van van Roermund is.

Veel succes met de verdere werkzaamheden van uw Werkgroep,
en vriendelijke groet

Joop Romeijn