zaterdag 20 november 2010

Een retraite gericht op concentratie

Een artikel van mij, opgenomen in het blad Simsara van januari 2011

In oktober (2010) ben ik naar een retraite geweest die als titel Jhanas – the meditative absorptions, gegeven door Leigh Brasington, een leerling van Ayya Khema. De retraite van 10 dagen vond plaats in het Buddha-Haus in Zuid-Duitsland.
Over het waarom van mijn deelname en over mijn ervaringen wil ik wat schrijven.

Als waarschijnlijk de meeste lezers van SIMsara heb ik de nodige vipassana-ervaring opgedaan in avonden, weekenden en soms een retraite van een week of wat langer. Met enige regelmaat kreeg ik te horen dat er twee meditatie-vormen zijn: vipassana (ook wel genoemd inzicht-meditatie) en samatha (een ander woord voor concentratie-meditatie). Ook hoorde ik dat samatha in wezen niet nodig is, dat er een gevaar is aan het gehecht raken aan de prettige jhana-staat waarin men dan komt en vooral dat het niet tot ontwaken (verlichting) leidt, want dat kan alleen met behulp van inzicht.
Mijn probleem was nu dat ik ook Sutta’s lees en daarin herhaaldelijk over de jhanas wordt gesproken, dat ook de Boeddha daarin heeft verkeerd voordat hij verlicht raakte.
Ook viel me op dat als ik teksten van Thaise meesters zoals Ajahns Chah en Buddhadasa las, ik er mijn indeling van vipassana versus samatha niet op kon toepassen; het ging hen steeds om een combinatie. Bijvoorbeeld in Buddhadasa’s (helaas nog niet vertaalde) ‘Mindfulness with breathing; a manual for serious beginners’, de toepassing van de Anapanasati Sutta.

Ik bleek lang niet de enige en ook niet de eerste die dat ontdekte; de laatste 10 à 20 jaar; zijn er ook in het Westen steeds meer publicaties verschenen die benadrukken dat de twee een paar vormen.
Het bekendste is het ook in het Nederlands verschenen boek van (de Australische monnik) Ajahn Brahm, “Helder inzicht, diepe verstilling”.
Reden genoeg zelf te willen ervaren wat ‘diepe absorptie’, net als ´sereniteit´ een ander woord voor ‘jhana’ inhoudt en waar het me brengt. Het probleem was dat vaak wordt gesteld dat om jhanas te bereiken een lange retraite nodig is, drie maanden bv. Toch heeft Ayya Khema herhaaldelijk met haar retraites laten zien dat 10 dagen ook kan, voor iemand met meditatie-ervaring. Zij is overleden en retraites in haar stijl worden niet zo vaak gegeven.
Gelukkig kwam Leigh Brasington dit najaar naar Europa. (In 2011 helaas niet)
Eén eerdere ervaring had ik. Een paar jaar geleden was er een retraite in Naarden waarin de Ven. Sujiva binnen het kader van vipassana-dagen, ons in kennis bracht met diepe concentratie met het ons richten op een object (een gekleurde cirkel bv). Het blok gewijd aan deze concentratie was (voor mij) te kort en dit type retraite is ook niet meer herhaald. Waarom weet ik niet. Wie neemt het initiatief?

Maar er is ook nog een andere vorm van mediteren die òòk tot diepere concentratie kan leiden, en met die vorm hebben – gelukkig – velen van ons kennis gemaakt: de Metta-meditatie. Tegelijk is de metta-meditatie (niet alleen het zachtjes reciteren van frasen maar ook contemplatie op hoe liefdevolle vriendelijkheid zich kan verspreiden) een vorm van het verkrijgen van inzicht. Opnieuw een argument dat sereniteit en inzicht (oftewel samatha en vipassana) hand in hand kunnen gaan.
´Concentreren´ kan men zichzelf nauwelijks, benadrukte Leigh, het is vooral het effect van zich met aandacht (mindful dus) op een object te richten. In deze retraite was dat een oude bekende: het volgen van de ademhaling; ik adem in … ik adem uit: en dit blijven volgen.
Makkelijker kan het niet, geen onbegrijpelijke nimitta´s (tekens zien). Maar moeilijker kan het ook niet, met al dat denken van me.
Een andere opvallende – maar in mijn ervaring ware – uitspraak van Leigh: “Insight arises by accident”, d.w.z. je kan de voorwaarden ervoor een beetje scheppen, maar het niet afdwingen.

Het model van de retraite was vertrouwd: veel zitten, iets minder lopen, iets meer instructies, en dat alles ingebed in het kader van Dhamma (-toespraken); de dag afgesloten door een begeleide metta-meditatie.
In die 10 dagen heb ik veel geleerd, vooral over mezelf. In de eerste plaats de kracht van de vijf hindernissen. Natuurlijk, daar heb ik vaak van gehoord, maar desondanks dacht ik (impliciet), ach ik heb wel meer hindernissen, ik ben niet perfect, ik kan wel met wat beperkingen leven. Maar de kracht van zintuiglijke begeerte, afkeer en – bij mij vooral – rusteloosheid was groter dan ik wist van mezelf. Een (klein) inzicht: het ongevraagd opkomen van gedachten is een vorm van rusteloosheid, soms gemengd met een andere hindernis. Vooral omdat het alsmaar opkomen van gedachten zo sterk het (niet) bereiken van ‘toegangsconcentratie’ bepaalt.
Bij de vipassana wordt meestal (Matthew Flickstein is een uitzondering) niet van ‘toegangsconcentratie’ maar van ‘voorbereidende concentratie’ gesproken. Voorzover ik heb begrepen is het verschil ertussen alleen gradueel. De ervaring is dat je moet eerst enige concentratie bereikt hebben voordat je met de ‘echte’ vipassana kan beginnen en dan is er continu een andere vorm van concentratie nodig, de ‘momentane concentratie’.
Maar wat is ‘enige concentratie’ ? Aanmerkelijk meer dan ik altijd dacht, in ieder geval voor het bereiken van jhana, maar – achteraf – ook wel voor ik goed met vipassana kon en kan beginnen.

Daar kwam nog een ontdekking (van mij) bij: in jhana zijn betekent ´loslaten´, zelfs de aandacht voor de ademhaling loslaten, op een bepaalde manier ontremmen, en dat vind ik moeilijk.
Ook heb ik het nodige geleerd over het begrip ‘Inzicht’. Het lastige van dit soort begrippen is steeds dat het soms om een vorm van ‘beoefening’ en soms om een resultaat gaat, dat niet (geheel) planbaar is maar je overkomt.
Inzicht is waar het, ook bij Ayya en Leigh, uiteindelijk om gaat. Het is het zien van de dingen zoals ze werkelijk zijn, en dan gaat het toch steeds weer om de drie: anicca, dukkha, anatta.
Inzicht kan door formele vipassana-meditatie tot stand komen maar ook door andere beoefeningen die we eigenlijk beter niet ‘meditatie’ kunnen noemen maar ‘contemplatie’. Merkwaardig dat die vorm van beoefening hier niet meer aandacht krijgt. Het Satipatthana Sutta bv begint met een aantal samatha meditaties, waarna ingegaan wordt op het ‘diep doordenken’ (wel in behoorlijk geconcentreerde staat maar niet in jhana) van onder andere de mentale factoren.

Een ander punt dat in de toespraken helderder tot me doordrong: veel van wat wij horen over meditatie en over Theravada in het algemeen, komt niet uit de – door de Boeddha uitgesproken - Sutta’s, maar uit interpreterende teksten van vele honderden jaren later; vooral de Visuddhimagga van Buddhagosa is nog steeds gezaghebbend. Het onderscheid vipassana-samatha komt voor zijn rekening. Zelfs wat ‘jhana' eigenlijk is in de omschrijving van Buddhagosa is nogal anders dan in de Sutta’s : hij legt de (concentratie-)lat heel wat hoger dan de Boeddha. Lastig is vooral (typerend voor boeddhisten) dat deze verschillen vaak ontkend worden.

Er was nog wat anders dat me opviel. Vipassana is nu ook populair geworden in haar geseculariseerde vorm, als mindfulness. Datzelfde zal met de jhanas niet snel gebeuren: het duurt te lang en het heeft buiten de boeddhistisch-religieuze context ook geen praktisch nut (dat bedoel ik dus positief).

De hamvraag, in ieder geval voor mezelf, wat heb ik er verder aan?
Absorptie bereiken door thuis en wekelijk in een groep een uurtje te zitten is eigenlijk onmogelijk. Minstens twee keer per dag een uur zitten, is nodig om de nodige concentratie te onderhouden. Misschien worden mijn hindernissen in de toekomst minder, zo dat het mij lukt. En zeker ga ik nog eens naar een vergelijkbare retraite als de kans zich weer voordoet.
Maar veel dichter bij huis is het kunnen toepassen van wat ik geleerd heb in ‘mijn’ (oh anatta) vipassana-beoefening.
Want ik heb het belangrijkste van wat ik geleerd heb, nog niet verteld: in jhana zijn is een soort slijpen van een mes, zo dat daarna dit scherpe mes (van de geest) beter door kan dringen tot de werkelijkheid. In jhana zijn is niet een doel (je wordt er niet op zich verlicht van) maar middel om veel beter daarna op inzicht verkrijgen gericht te zijn. En – zo zei Leigh plastisch – een mes moet je niet eindeloos blijven slijpen, dan is er geen staal meer over!
Een bruikbaar model dat hij ons aanraadde: gebruik de jhanas in de eerste helft van een meditatie-sessie en een inzicht-methode (vipassana of een contemplatie bv) in de tweede helft.

Kortom, wat ik mij nu voorneem is om veel meer aandacht te besteden aan het verkrijgen van toegangsconcentratie voordat ik me, hup, op de vipassana stort. En natuurlijk probeer ik in m’n aandachtig zijn in m’n dagelijks leven meer te letten op de kracht van de hindernissen die makkelijk met me op de loop gaan. En om me meer met contemplaties bezig te houden.
Gelukkig is er net een helder boek over verschenen ‘BEYOND Mindfulness in Plain English’ door Henepola Gunaratana, de monnik die eerder een populair boek over inzichtmeditatie heeft geschreven.

Genoeg te doen dus? Ja, maar met plezier.

zondag 10 oktober 2010

WELKOM OP DE TITANIC

Een door mij uitgesproken "feestrede" op 10 oktober 2010
 
De BOS bestaat 10 jaar.
Waarom bestaat de BOS? Hoe is het met de Dharma? Bestaat de BOS over 10 jaar nog?
Dat zijn de vragen waarover ik het wil hebben. Een soort feestrede dus.

Stel u voor: wij zitten hier met de jarige BOS in een theater dat zich eigenlijk op de Titanic bevindt. U weet wel, het schip dat door de eigenaren het beste schip aller tijden werd genoemd en onzinkbaar werd geacht.
En u weet ongetwijfeld ook wat er mee gebeurde, honderd jaar geleden: het botste op een ijsberg en zonk.
Op die Titanic bevinden we ons nu; ik probeer me, met u, dat te visualiseren.
We varen niet ergens heen, dat lijkt maar zo; we drijven in feite maar wat met de stroom mee.
Maar er ligt wel een ijsberg op onze route
Laat ik die zee maar een naam geven, ik noem hem Dharma
Laat ik die ijsberg ook maar een naam geven, ik noem hem de Mediawet

Ik heb de indruk gekregen dat deze dag in de plaats is gekomen van de jaarlijkse 'achterbandag' van de BOS. De laatste jaren was dat een gladde bijeenkomst, met een 'internationaal bekende boeddhist'. Maar tot een paar jaar geleden was er voor de aanwezigen, kijkers naar en luisteraars van de BOS-uitzendingen, ruim gelegenheid commentaar te leveren op die programma's. Dat kon zelfs, u gelooft het misschien niet, als dat commentaar kritisch was.
Nu is de achterbandag, als feestdag, ingebed in een filmfestival. Nu heb ik niets met films, ze zijn meestal esthetisch, bijna nooit ethisch of soteriologisch maar ze passen wel in deze boeddhistische Titanic.
Volgens mij behoren echter teksten en chanten meer tot de boeddhistische cultuur.
Aan mijn chanten wil ik u niet blootstellen, daarom van mij vanmiddag wat tekst.

U weet natuurlijk dat er vanmiddag ook de presentatie is van het boek van Anne Kleisen e.a.,
“Ja, ik zit! Jonge boeddhisten over relaties, seks, werk en andere aardse zaken.”
In zekere zin is mijn speechje daar een aanvulling op:
“Ik ga nog niet liggen. Een oude boeddhist over niet-zelf, onbestendigheid,
lijden, doodgaan en andere universele zaken.”
Alleen zal ik – ouderwets – niet zoveel over mezelf vertellen.

Maar over de Dharma dus.
Wat is de Dharma? Want we zouden het bijna vergeten: de BOS is er voor, de Dharma te brengen. Artikel 2.42 van de Mediawet zegt dat het bij omroepen zoals de BOS gaat om het:
“...verzorgen van media-aanbod op kerkelijk of geestelijk terrein”
Minister Plasterk heeft verleden jaar een verduidelijking hiervan gegeven die de BOS niet zo waardeerde. Hij zei: `Sinds 1957 is er in Nederland zendtijd voor kerkgenootschappen en
genootschappen op geestelijke grondslag die een specifiek aanbod van levensbeschouwelijke aard verzorgen. Binnen het Nederlandse omroepbestel wordt hiermee een specifieke invulling gegeven aan de religieuze en levensbeschouwelijke diversiteit. Mijn opvatting is dat een dergelijk podium voor geloofsstromingen – niet aanvullend op overige aanbieders, maar als zelfstandig gepositioneerde
zendgemachtigden met de voor hun achterban kenmerkende boodschap - een nuttige maatschappelijke voorziening is. Doordat dit aanbod deel is van het totale media-aanbod van de landelijke publieke omroep kan een veel breder publiek van geïnteresseerden daarvan kennis nemen. Bovendien voorzien de programma’s in een maatschappelijk behoefte: voor mensen die geen kerk meer kunnen bezoeken of vanuit huis kennis willen nemen van opvattingen en godsdienstbeleving binnen de geestelijke hoofdstromingen in de samenleving. Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen die slecht ter been zijn en niettemin hun gewoonte van een wekelijkse kerkdienst willen volhouden. Ik zie de ruimte voor deze omroepen dan ook primair als een service aan, voornamelijk oudere, mensen die op deze manier hun geloof kunnen beleven ...`

Dit is iets te streng gezegd. Ik vind – met de wetgever – dat het om het brengen van de Dharma gaat. Maar ik vind niet dat de BOS alleen tot doel heeft, service aan oudere boeddhisten in de vorm van deelname aan Dharma-beoefening te bieden. Dat mag best ook wel aan jongere mensen te gebeuren, die categorie die hier vanmiddag goed vertegenwoordigd is.
En dat dat ook best mag voor hen die geen boeddhist zijn maar zogeheten affiniteit ermee hebben, wat dat ook betekent. Maar dan moeten ze wel hun affiniteit willen beleven.
(Ik heb laatst deze zogeheten mensen met affiniteit vergeleken met mensen die zeggen aan sport te doen; bij doorvragen blijkt dat voor veel van hen slechts te betekenen: het volgen van sportuitzendingen op de televisie.)

In de uitnodiging voor vanmiddag staat dat ik kan tonen wat voor mij belangrijk is, wat mijn passie is. Welnu, mijn passie is de Dharma, of de Dhamma zoals in het Pali de Theravada-vorm ervan genoemd wordt. Daar wil ik nu een proeve van geven.
Hierbij wil ik benadrukken dat het boeddhisme voor mij een religie is. Tot voor kort was het bij sommige Nederlandse boeddhisten populair om te zeggen dat het (of : hun) boeddhisme niet een religie was maar een 'levenswijze'. Ik geef toe: 'een levenswijze' past wel beter bij het westerse individualisme en consumentisme. Om bv met een leiderschapscursus een bedrijf binnen te komen, is het beter, het religie-karakter te ontkennen.
Het grappige is dat de laatste maanden de vraag of iets een religie is of niet, een strijdpunt is geworden; Geert Wilders stelt dat de Islam een ideologie is en niet een religie; anderen stellen dat het wel degelijk een religie is; en daarmee bedoelen ze iets moois, iets positiefs. Kortom: 'religie' is terug van weggeweest.

Nu zijn er honderden omschrijvingen van wat een 'religie' eigenlijk is, ik ga hier uit van die van de godsdienstwetenschapper Ninian Smart die het omschrijft als: “een verzameling van
geïnstitutionaliseerde rituelen van een groep mensen die verbonden zijn met een traditie en die spirituele sentimenten met een buiten-menselijke focus uitbeelden of oproepen en ten minste ten dele gebaseerd op mythologie en/of doctrines.“
Vooral die 'buiten-menselijke focus' valt op, het 'transcendente' wordt dat ook vaak genoemd; voor wie bezig is met het dood gaan, is dat een onvermijdelijke dimensie.

Om mezelf wat te plaatsen: ik noem mezelf naast ‘kritisch’ boeddhist en ook ‘vrijzinnig Theravadin’. Dat mag bv blijken uit m’n waardering voor Stephen Batchelor. Daarom citeer ik eerst de slotpassage van zijn boek ‘ Confession of a buddhist atheist’ (pagina 240).
[Een voorzichtige en zo letterlijk mogelijke vertaling]
“ Als het begrip ‘seculiere religie’ niet beschouwd zou worden als een contradictio in
terminis [waarom eigenlijk, Joop ?], dan zou ik dit concept graag ondersteunen.
Ik denk niet langer aan de beoefening van het boeddhisme louter in termen van vooruitgang boeken in de meditatie en het verkrijgen van ‘spirituele’ verworvenheden.
De uitdaging van het Achtvoudige Pad van Gotama is - zoals ik dat begrijp – om te leven in déze wereld op een manier die het het mogelijk maakt dat elk aspect van zijn of haar bestaan bloeit: zien, denken, spreken, handelen, werken, etc.
Elk gebied van het leven vraagt om een specifieke wijze om de Dhamma te beoefenen. Meditatie en mindfulness alleen zijn niet genoeg. Gegeven de taak om te reageren op het lijden dat me elke keer confronteert als ik een krant open sla, vind ik het immoreel om de eisen van dit leven ondergeschikt te maken aan de ‘hogere’ taak van het zich voorbereiden naar een bestaan – of niet-bestaan – na de dood. Ik zie mezelf als een seculier boeddhist die zich geheel betrokken weet op de vragen die deze tijd stelt, waarbij het er niet toe doet hoe inadekwaat en onbetekenend mijn antwoorden op deze eisen ook mogen zijn."

Omdat hier vanmiddag vast wel film-liefhebbers zijn, u kent natuurlijk de term 'feel-good-movie'. Op dezelfde manier kan men van een 'feel-good-buddhism' spreken. 'buddhism-lite' wordt het ook wel genoemd. Het is een variant van het New-Age-positief-denken: als je iets echt wil, komt het er.
Het is het boeddhisme van de 'winners' in onze samenleving, van 'losers' moet men niet zoveel hebben, die kent men ook nauwelijks. Het is een boeddhisme als vorm van consumentisme waarin leraren verworden tot eigenaren van bedrijfjes. Het is het boedhhisme dat, als het zich tot het bedrijfsleven richt, richt op de leidinggevenden, nauwelijks op de leiding-nemenden (daar identificeert men zich liever niet mee en valt minder aan te verdienen)

Ik stel daar tegenover het boeddhisme waarin de vier Edele Waarheden centraal staan, en als eerste daarvan die van het lijden, dukkha. Waarin “bijvoorbeeld de laatste stap van de paticcasamuppada (de leer van het 'voorwaarderlijk ontstaan') onder de mat worden geveegd.
Ik citeer: “Door geboorte als voorwaarde, ontstaan ouderdom en dood, verdriet, weeklagen,
pijn, smart en wanhoop. Aldus ontstaat deze hele massa van lijden.”

Gelukkig is er ook de vierde van de Edele Waarheden, en dat is die van het Achtvoudige Pad.
Het Achtvoudige Pad van de beoefening dat niet alleen over wijsheid gaat en over concentratie maar ook over ethiek. En juist de moraliteit is een van de verwaarloosde aspecten van het hedendaagse Nederlandse boeddhisme (vind ik dan).
Natuurlijk moet je je eigen ethische opvattingen niet aan anderen opleggen, maar je mag ze best aan anderen voorhouden. En een boeddhistische organisatie mag ook best onethisch gedrag ontmoedigen.

Een ander elegant aspect van het Achtvoudige Pad is dat het wereldlijke en het transcendente (net heb ik dat genoemd het aardse en het universele) met elkaar verbindt. Het gaat over 'gewone' ethiek als niet stelen, niet doden, niet liegen; maar ook over wijsheid.
Eerst een opsomming voor degenen onder de aanwezigen die niet zo ‘bijbelvast’ zijn.
Bij de wijsheid wordt onderscheiden:
het juiste begrip, of de visie;
het juiste denken, of de juiste attitude;
Interessant is dat het gebruiken van het verstand, het intellectuele waar sommigen zo minachtend over doen, ook bij 'wijsheid' een rol speelt. Ook speelt 'de wil' een rol, bij de juiste inspanning.
Kortom: boeddhisme is méér dan gevoelens van compassie hebben.

De ethiek kent als factoren:
het juiste spreken,
te onderscheiden zich onthouden van leugens, roddel, laster, ruwe taal èn gebabbel (!);
het juiste handelen;
afzien van doden, stelen, onzuiver seksueel gedrag; maar ook: positief geëngageerd gedrag;
het juiste levensonderhoud,
traditioneel worden hier beroepen bedoeld als slager, soldaat, drugs-dealer, enz.

Een actueel discussiepunt bij dit levensonderhoud is of het is toegestaan,
geld te verdienen met het boeddhisme ?
Ik kan me voorstellen dat het model uit Aziatische landen hier niet volledig toepasbaar is. Het model: op het ‘beoefenen’ in een tempel staat geen tarief, ook voor mediteren of teksten meekrijgen. Of en hoeveel dana (vrijgevigheid) men kan geven, wordt vrijgelaten.
Belangrijk daarbij is: dana is geen ruilmiddel voor wat men verkrijgt, geld geven is
een vorm van verdìènsten verwerven, voor karma dus.

Dit model is in Nederland grotendeels losgelaten, zonder dat daar een reflectie op heeft plaatsgevonden. Soms is er een mengvorm: dana voor de leraar en de kosten voor verblijf etc. tegen een tarief. Ik merk daarover dan bij sommige leraren een te grote bescheidenheid: juist omdat vrijgevigheid hier niet zo gebruikelijk is, moet het krachtiger worden benadruk dan nu soms gebeurt. Vrijgevigheid is geen vrijblijvendheid !
Maar meestal is men een stap verder gegaan en zijn er alleen maar tarieven (langzamerhand ook met een hoogte zoals in het bedrijfsleven gebruikelijk). Geld puur als ruilmiddel dus. De markt.
De reden dat ik ernstig twijfel aan de wenselijkheid van dit consumenten-model is niet alleen van ethische aard, ik denk dat de Dharma zelf verandert in dit economische krachtenveld.
Niet alleen de 'dana', vrijgevigheid – ook het begrip 'dukkha' wint geen populariteitsprijs van de markt en komt in Happinez-achtige teksten niet voor. ´Bescheidenheid´ en ´geduld´ook niet.

Bovendien is de relatie leraar tegenover leerling aan het veranderen in die van eigenaar van een bedrijfje (een boeddhistisch ondernemer) tegenover spirituele consument. Volgens mij kan je in dit model niet meer van een sangha spreken.
Een aparte vorm is het gebruik van geseculariseerde aspecten van het boeddhisme, zoals de mindfulness (voorheen beter bekend als vipassana-meditatie als vorm van beoefening), nu in handen van professionals … en beunhazen.
Op de Dharma berust geen copyright, maar ik vind dat degenen die mindfulness geven en coachen op (volgens henzelf) boeddhistische principes en andere vergelijkbare professionals, een percentage van hun inkomsten moeten geven aan het boeddhisme. Ze ‘lenen’ tenslotte van de Dharma, om het aardig te zeggen (de Boeddha zelf noemt het stelen). We moeten daar maar een aparte stichting voor in het leven roepen, een soort Buma-Stemra (“Boema”).

Nog veel verdergaand is er het geld verdienen aan het boeddhisme (niet zozeer aan de ‘Dharma’). Het boeddhisme en het boeddha-beeld is in de mode; en net zo als “sex sells” bv halfblote dames bij autoreclames, kan men zeggen: “buddha sells”, als er zaken mee aan de man worden gebracht die op zich niets met de Dharma te maken hebben. Sieraden bv. Of dat wat de horeca te bieden heeft. Het is puur consumentisme. Er is geen reden dit te vergoeilijken, en geen reden voor de BOS daar positieve aandacht aan te besteden.

Terug naar het Edele Achtvoudige Pad. Het derde onderdeel, de concentratie, kent:
de juiste inspanning, de wil om onheilzame zaken te vermijden;
de juiste oplettendheid; (vipassana, 'mindfulness' maar dan niet-geseculariseerd)
de juiste meditatieve concentratie (of: absorptie)
Dit laatste wordt in Pali 'jhana' genoemd, vertaald als het Chinese 'Chan’en in het Japans Zen.
‘Meditatie’ bestaat dus uit 'oplettendheid' èn uit concentratie. Licht overdreven: alleen
vipassana beoefenen of alleen zazen is het Edele Eénvoudige Pad (ipv het Achtvoudige Pad).

Dat als reactie op de uitnodiging voor vanmiddag. Ik mag ook hier “tonen van wat in het boeddhisme wel genoemd wordt mijn ware aard” , heet het.
Een groot misverstand want één van de drie belangrijkste kenmerken van het menselijk bestaan in het boeddhisme is juist dat van anatta – niet-zelf. (De andere twee zijn dukkha, het lijden; en anicca, de tijdelijke en vluchtige aard van alle fenomenen)
Nu staat al wat wel in het boeddhisme genoemd wordt de boeddha-natuur, al op gespannen voet met het anatta-kenmerk, maar we kunnen zeggen dat de 'boeddha-natuur' eigenlijk geen natuur is maar een potentie. Maar om dat door te trekken en trots te spreken over de ware aard die men hier kan tonen, slaat nergens op, boeddhistisch gezien dan.
Een 'ware aard' is een mentale constructie, daar moet men juist van af komen.

Nu weer terug naar de BOS en naar de Titanic.
De BOS-televisie heeft het in haar programma´s van de afgelopen tien jaar nauwelijks over deze zaken, het Dharma-gehalte is naar mijn overtuiging zelfs gedaald. (Op de radio gaat het beter.) Waarschijnlijk omdat men liever gezellige, bruisende en positieve zaken wilde tonen, een feel-good-buddhism. Net zo als waar de uitnodiging voor vanmiddag op aanstuurde.
Botst ook dit keer de Titanic op de ijsberg?
Een spannende vraag, en dat moet ook want het moest ook spannend worden vanmiddag.
Anders gezegd: haalt de BOS haar twintigste verjaardag ?
Het ziet er voor de Publieke Omroep natuurlijk niet te best uit, daar wordt op bezuinigd, dus ook op de BOS; en of art. 2.42 Mediawet gehandhaafd blijft, is ook nog maar de vraag.
Maar laten we, zolang we op onze boeddhistische Titanic varen, dan toch vooral kunnen kijken naar programma's die, in de trant van de benadering van ex-minister Plasterk, de Dharma brengen, voor jong èn voor oud. Nadruk dus op de inhoud en niet meer op de vorm.
Hoge kijkcijfers levert dan waarschijnlijk niet op, maar minstens evenveel overlevingskansen.

En laat de BOS wat journalistiek in haar tv-programma's brengen – zoals bij de BOS-radio wel gebeurt – onder andere over wat zich in boeddhistisch Nederland afspeelt, over discussies die in de BUN plaatsvinden; de bijeenkomst van zaterdagochtend 30 oktober is een ideale gelegenheid! De BOS hoort daar als onderdeel van de Publieke Omroep aanwezig te zijn – in haar journalistieke functie - en niet als BUN-lid.

Kortom: Ik blijf de BOS volgen. En ik dank u.

maandag 30 augustus 2010

Wensen t.a.v. (onderzoeks-)publicaties over het reeel bestaande Nederlandse boeddhisme

Een bijdrage uit 2010 aan 'The Leiden University Buddhist Studies Network'


“Wat je ver haalt, is lekker”
(oud Nederlands spreekwoord)


Het lijkt me wel nuttig en ook op z'n plaats om in dit 'Buddhist Studies Netwerk´ vanuit de optiek van de gebruiker een aantal wensen te formuleren over onderzoeksresultaten en dus onderzoeksthema´s die zich af spelen daar waar de gebruiker woont, Nederland dus.

´Een gebruiker´ is dan in dit geval een boeddhist die – net als de wetenschapper – nieuwsgierig naar (1) wat zich bij boeddhisten, georganiseerd en ongeorganiseerd, feitelijk afspeelt, (2) wat de processen zijn en (3) welke belangen daarbij een rol spelen.

En dan heb ik het dus zowel over wetenschappelijk onderzoek als over journalistiek (bv de Boeddhistische omroep en ´Vorm en Leegte´) waarin die nieuwsgierigheid ook een rol zou moeten spelen. En dan heb ik het niet alleen over Leiden maar ook over andere universiteiten waarin het boeddhisme aandacht krijgt (Utrecht, Nijmegen, V.U.)

Dat ik wensen formuleer, betekent dat er in mijn waarneming op dit moment te weinig van zulke publicaties verschijnen. Het ´exotische boeddhisme´ krijgt veel aandacht, soms begrijpelijk omdat de bronnen in Azië liggen; maar soms lijkt het ook wel ´wat je ver haalt, lekker(der) is´, en interessanter.

Als het al over de situatie in Nederland gaat, overstijgt het vaak niet de anekdotiek of betreft het mensen met bijzondere problemen of vaardigheden. Hoe zit het met de huis-, tuin/ en keukenboeddhist?

Waarom wil ik dit als ´een gebruiker´ eigenlijk weten?
Waarom lees ik niet gewoon Dharma-teksten en doe mijn praktijk?
Doe ik ook, maar er zijn twee redenen voor de extra inzichten die ik hoop te verwerven:
Ik heb gemerkt dat wat ik maar met een groot woord boeddhologie noem, voor mij als boeddhist bruikbaar is. Bijvoorbeeld de tegelijk zeer fundamentele als zeer praktische discussie over het gebruik van meditatievormen (is inzicht versus concentratie wel een juiste tegenstelling?)
Makranski en Jackson hebben de term ´boeddhistische theologie´ geïntroduceerd; ik ga niet proberen hun motief daarvoor samen te vatten maar concludeer: dat kunnen we hier ook wel gebruiken.

Het lijkt me nuttig dat het boeddhisme toch een beetje georganiseerd wordt, ik denk niet alleen aan m´n eigen heil maar zie ook in de toekomst nog graag boeddhisme hier bestaan; wat is daar bevorderlijk voor en wat werkt tegen? Is de schijnbare snelle groei gunstig of (zoals ik denk) ongunstig? Is een geseculariseerde vorm van boeddhisme (bv mindfulness) voor de toekomst gunstig of (zoals ik denk) ongunstig?

Over welke thema´s zou ik dan wel meer willen weten? Door feiten onderbouwd en in een beetje theoretisch raamwerk uiteraard. Ik noem er een aantal, in willekeurige volgorde:

Hoe gaat opvolging (soms 'transmissie' genoemd) van de leiding van een boeddhistische organisatie in z´n werk, is daarbij de Aziatische cultuur dominant of spelen Westerse democratische regels een rol? Is er wel eens een machtsstrijd? Is het een autonome Nederlandse zaak of spelen buitenlandse bovenbazen een rol?

Hoe wordt een autochtoon boeddhist? Is dat een geleidelijk proces? Hoe komt de keus voor een bepaalde traditie tot stand?

Wordt het boeddhisme ook weer verlaten? Hoe gaat dat, voor georganiseerden maar ook voor ongeorganiseerden? Gaat dat bij allochtone boeddhisten anders dan bij autochtonen?

Hoe wordt in boeddhistische organisaties met conflicten omgegaan? Klopt mijn vermoeden dat ontkennen van het bestaan van een conflict daarin een rol speelt?

Heeft men eigenlijk een doel met het boeddhist zijn? Speelt ontwaken als ultiem doel een rol: speelt het verkrijgen van een goede reïncarnatie – zo belangrijk in Azië – hier een rol? Is het ´boeddhisme als lifestyle´ ook een doel te noemen?

Is het bouwen van een boeddhistische zuil in een ontzuild landschap verstandig? (vrij naar de Volkskrant van 30 augustus die deze vraag t.a.v. de Islam stelt)

Klopt de hypothese dat de relatie leraar tegenover leerling verandert in die van eigenaar van een bedrijfje (een boeddhistisch ondernemer) tegenover spirituele consument? Wordt geld geven aan de leraar dan nog als verdiensten opleverende vrijgevigheid (dana) gezien of als ruilmiddel voor een te leveren dienst?

Hoe kijken boeddhisten naar elkaar, weet men van andere tradities dan de eigen? Hoe kijkt men naar mensen die zeggen ´affiniteit met het boeddhisme te hebben´. Kan dat eigenlijk, gezien de leer van de Boeddha, affiniteit hebben?

Klopt mijn indruk dat veel van de populair boeddhistische teksten in Nederland een soort 'feel-good-boeddhisme' weergeven? Hoe verhoudt zich dat tot de betekenis van de boeddhistische beoefening in tijden van persoonlijke crisis (dood, ziekte, economische val, relatiebreuk etc)?

Kunnen boeddhisten in Nederland met elkaar discussiëren (van mening verschillen)? Welke stijl van discussie wordt er in feite gebruikt?

Hoeveel informele groepen ongeorganiseerden zijn er? Hoe stabiel zijn ze? Hebben ze enige behoefte aan een spirituele vriend? Is bij zulke groepen de grens tussen wel of niet boeddhistisch zijn te trekken?

Bij zulke groepen maar ook bij georganiseerde groepen: worden er rituelen gebruikt? Neemt men exact de Aziatische rituelen over of ontwikkelt men eigen vormen?

Zijn er specifieke problemen bij een groep autochtone leerlingen en een allochtone (Aziatische) leraar?


Nawoord
Misschien zijn deze vragen nauwelijks relevant omdat er maar zo weinig boeddhisten in Nederland zijn dat er niets te onderzoeken valt, misschien zijn ze gewoon saai of imiteren ze het Amerikaanse boeddhisme, waar wel het nodige van dit type onderzoek gedaan is.

Het grappige is dat ik met deze suggesties niet alleen een gebruiker ben maar tegelijk het object van onderzoek. Maar misschien ben ik zo marginaal dat dat helemaal niet interessant is.
Ik ben benieuwd naar publicaties de komende jaren.




Joop Romeijn