donderdag 12 april 2012

Mooie rol voor ex-BUN-voorzitter in Islam debat Maar zijn boeddhisten echt zo lief en tolerant?

Een paar weken geleden is een rapport van de Universiteit van Amsterdam uitgebracht met als titel
Religie, binding en polarisatie.
De reacties van de leiding van levensbeschouwelijke organisaties op islamkritische uitingen
.

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Het rapport is hier te downloaden.
Het onderzoek is overigens in de eerste helft van 2011 uitgevoerd want als voorzitter van de BUN wordt nog onbekommerd Richard de Jongh genoemd, en die was van januari tot begin augustus van dat jaar voorzitter.

Ik citeer uit het persbericht van de UvA ( hier )
Levensbeschouwelijke organisaties in Nederland doen niet mee aan de polarisatie rond moslims en de islam. In reactie op islamkritiek en anti-islamitische uitingen hebben de mainstream islamitische, christelijke en joodse organisaties de banden aangehaald. ... Vellenga en Wiegers onderzochten hoe de leiding van levensbeschouwelijke organisaties reageerden op islamkritische uitingen en welke factoren van invloed zijn geweest op deze reacties. Vijf islamkritische of anti-islamitische uitingen staan centraal in het onderzoek: de film Submission (2004), de Deense cartoonaffaire (2005 - 2006), de film Fitna (2008), de film An Interview with Mohammed (2008) en het Zwitserse minarettenverbod (2009). Vellenga en Wiegers deden onderzoek onder 21 landelijke levensbeschouwelijke organisaties in Nederland: tien islamitische, vijf christelijke, drie joodse, een hindoeïstische, een boeddhistische en een humanistische."

Mij interesseert uiteraard het deel van het rapport (paragraaf 5.3 op pagina 192-197) over de boeddhistische organisatie. De BUN dus.
Het blijkt dat alleen één ex-voorzitter van de BUN is geïnterviewd (“V” zal ik hem noemen omdat het me voor komt dat teveel roem niet goed voor hem of haar is) is die van 2007 tot begin 2009 voorzitter was en aan het eind van die periode ambtenaar bij het ministerie van Justitie werd.
De missie van die voorzitter was het om – naar eigen zeggen - het boeddhisme “maatschappelijk te verankeren.” (pagina 192) Zo hoor je nog eens wat.
Op basis van citaten van V wordt een kenschets gegeven van wat het (Westerse) boeddhisme is, een nogal persoonlijke selectie, vind ik.
Dat geldt ook de analyse. Ik heb de verslagen van de ledenvergaderingen van de BUN uit de betreffende periode gelezen, en hun Nieuwsbrieven, ze bevatten slechts summiere informatie over deze maatschappelijke verankering en over het met minister Hirsch Ballin aan de tafel zitten van de BUN-leider in 2008. Als het rapport dus zegt “Er zijn geen aanwijzingen in het interview met V voor de stelling dat er van binnenuit of van buitenaf (sterke) druk op de leiding van de BUN is uitgeoefend om op een bepaalde manier te reageren op de betreffende islamkritische uitingen” (pagina 196), dan denk ik: logisch, vrijwel geen boeddhist wist dat de leiding van de BUN met het thema Islamkritiek bezig was.
Ook wordt meegedeeld: “Hoewel de BUN-leiding niet gereageerd heeft op de geselecteerde uitingen van islamkritiek, heeft V daarover wel een opvatting."(pagina 195) En dan volgt een serie persoonlijke opvattingen zoals “... de moeite met het “gesloten wereldbeeld” zoals dat onder bijvoorbeeld orthodox-gereformeerden in Nederland aantreft” (pagina 196).
Volgens mij is het onjuist dat deze ex-voorzitter, toen al Justitie-ambtenaar, deze persoonlijke opvattingen ter berde bracht in het interview.


Hieronder geef ik de samenvatting (door de onderzoekers) van het hoofdstuk 5.3 over de BUN
Op dit rapport wil ik enig kommentaar geven

(1) In zekere zin wordt achteraf door de voormalige ‘leiding van de BUN’ verantwoording afgelegd over dit beleid. Grote problemen heb ik er niet mee. Gezien de haatgevoelens van de film ‘Fitna’ en de heftige reacties die ze opriep in 2008, kan ik me de vredestichtende rol van de BUN wel voorstellen.

(2) De eerste zinnen van de samenvatting vind ik te kort door de bocht. We weten helemaal niet of de “de aangesloten boeddhistische verbanden verdeeld” waren of zouden zijn geweest over bedoelde “islamkritische uitingen”; in het openbaar reageren is had m.i. het BUN-bestuur best kunnen doen. Raar vind ik ook dat dat de ex-voorzitter openbaarheid niet in het belang van de BUN-leden achtte.

(3) Het hele hoofdstuk (dat is: het interview) bevestigt de populaire visie dat het boeddhisme buitengewoon tolerant is ten opzichte van andere religies en ook buitengewoon vredelievend en vredestichtend is.
Het is fijn als boeddhist om zo waargenomen te worden. Maar klopt het ook?
Die vraag moet ik op twee niveaus beantwoorden:
(a) Op het niveau van de leer, de Dharma.
In alle boeddhistische tradities wordt – voorzover ik weet – vredelievendheid en non-agressie gepreekt.
Maar tolerantie ten aanzien van andere religies of zelfs ten aanzien van andere boeddhistische tradities is toch maar beperkt. De Boeddha bestrijdt (zeker in de Pali Canon) onjuiste visies met grote stelligheid en duidelijkheid want die brengen degene die daarin gelooft, niet tot ‘Ontwaken’. En sommige Mahayana-teksten zijn soms ronduit beledigend voor wat ze Hinayana noemen. Ook hoor ik wel eens over het elkaar bestrijden van Tibetaans-boeddhistische scholen.
(b) Op het niveau van de politiek.
In het Westen en zeker in Nederland is het boeddhisme geen politieke factor van enige betekenis. Maar in Aziatische landen wel en daar wordt wel degelijk machtspolitiek gevoerd door boeddhistische regimes die bepaald niet (alleen) gebaseerd zijn op principes als vredelievendheid en tolerantie. Soms met expliciete steun van monniken, zoals in Sri Lanka. Een ander voorbeeld: Bhutan.
En zelfs in en om onze eigen Nederlandse BUN is er wel machtsstrijd: niets menselijk is ons (boeddhisten) vreemd.

(4) Wat vindt het Boeddhisme (liever gezegd: ‘een boeddhist') eigenlijk van de Islam? Los dus van de politieke en soms gewapende strijd in landen als Thailand (met een islamitische minderheid in het zuiden van het land), puur als religie dus?
Mijn indruk is dat de meeste autochtone boeddhisten in Nederland er eenvoudigweg geen mening over hebben, of hoogstens vaag dezelfde mening als vergelijkbare niet-boeddhisten uit dezelfde maatschappelijke en culturele klasse (blank, goed opgeleid). Anders en à la Geert Wilders gezegd: het zijn geen “Henken en Ingrids”, het zijn nogal wereldburgers. Dat ze dus vaag-tolerante opvattingen hebben in de trant van ‘leven en laten leven’, maar ook ‘ver van m’n bed’..
En hoe de allochtone boeddhisten in Nederland (bv Chinezen en Thai) over de Islam denken, daar weet ik helemaal niets van, niemand volgens mij.
Bijna alle autochtone boeddhisten hebben zichzelf als (jong)volwassene tot boeddhist bekeerd, of tot iemand met affiniteit tot het boeddhisme zoals velen graag zeggen. Daar is wel enige religie-vergelijking aan voorafgegaan dus, moet ik aannemen, bij mij was dat in ieder geval wel zo.
Stel nou dat zo’n boeddhist de Islam puur als religie bekijkt, zou dat hem of haar aanspreken? Ik denk het niet, afgezien dan van de mystieke stromingen binnen de Islam, zoals de Soefi.
Christenen en moslims kunnen mogelijk hun religies zinvol met elkaar vergelijken, daarvoor zijn er genoeg aanknopingspunten. Maar die tussen Boeddhisme en de Islam zie ik nauwelijks.
Is dat erg? Misschien wel voor degenen die vinden dat alles één is. Niet voor wie accepteert dat er verschillen zijn die ook best als (onoverbrugbare) verschillen benoemd mogen worden.


Samenvatting en verbanden [pagina 197 van het rapport]
Op de vijf islamkritische uitingen die in dit onderzoek centraal staan, is door de BUN-leiding niet openbaar gereageerd. Zij zag dit niet als haar taak of in het belang van haar leden. Over dergelijke kwesties zijn de aangesloten boeddhistische verbanden verdeeld. Wel heeft de BUN zich in de context van het negatieve klimaat over de islam in Nederland aangesloten bij de inter-levensbeschouwelijke verbanden van de jaarlijkse Prinsjesdagviering en In Vrijheid Verbonden waarbinnen ze contact heeft met vertegenwoordigers van islamitische organisaties. Ook werkt ze graag samen met de stichting Islam & Dialoog. In naam van de BUN heeft V deelgenomen aan het Fitna-beraad van de ministers Hirsch Ballin en Vogelaar met vertegenwoordigers van een twintigtal levensbeschouwelijke en etnische organisaties. Op dat beraad kijkt hij met zeer veel tevredenheid terug.
“Met al die moslimorganisaties en ik zat er namens de boeddhisten in en iemand van het humanisme en van de katholieken en van de protestanten, gewoon om de moslims bij te staan van: hoe ga je hier nou mee om, hier in Nederland? Nou, dat is gewoon heel goed gegaan.” (Interview V)
De BUN-leiding ziet de vrijheid van godsdienst als een zeer belangrijke grondslag voor het vreedzaam samenleven van de zeer uiteenlopende levensbeschouwelijke groeperingen in Nederland. Ze hecht aan de vrijheid van meningsuiting, maar vindt tegelijkertijd dat die vrijheid niet gebruikt mag worden ten koste van anderen, bijvoorbeeld moslims. Vanwege de inhoudelijke afstand loopt de band met islamitische instellingen doorgaans via de lijn van inter-levensbeschouwelijke verbanden. V loopt warm voor interreligieuze uitwisseling en contacten. Volgens hem zijn boeddhisten geen partij in de spanningen die in interreligieuze verbanden weleens tussen organisaties van monotheïstische religies de kop opsteken en kan de BUN daarbij soms een relativerende en bemiddelende rol spelen.
Het optreden van de BUN-leiding op het terrein van islamkritiek en interreligieuze contacten is deels toe te schrijven aan de ambitie van V, als voorzitter van de BUN tussen 2007 en 2009, om het boeddhisme “maatschappelijk te verankeren” en de BUN op het terrein van de inter-levensbeschouwelijke dialoog actief te laten zijn. Dat optreden wordt ingegeven door waarden en karaktertrekken die het boeddhisme volgens V kenmerken. Volgens hem staan in het boeddhisme waarden als ‘mededogen’, ‘compassie’ en ‘respect’ centraal en is het boeddhisme een niet-dogmatische, inclusieve levensbeschouwing die andere spirituele stromingen niet uit-, maar insluit en zich daarmee gemakkelijk laat verbinden. De humoristische en relativerende rol die V de BUN toekent bij interreligieuze spanningen houdt mogelijk verband met de positie die zij in het levensbeschouwelijke veld inneemt. Het boeddhisme is een spirituele stroming in Nederland die buiten de monotheïstische godsdiensten staat. Wellicht omdat de BUN een relatief jonge en kleine organisatie is die weinig belangen te verdedigen heeft, kan zij binnen inter-levensbeschouwelijke verbanden gemakkelijk de ‘doorbrekende’ rol van een “hofnar” spelen
.”

Geen opmerkingen: