Gisteren heb ik een gesprek gehad met Ton Bernts en Paul van der Velde van het KASKI die op verzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie de BUN als zendende instantie evalueren.
Het meeste dat ik hen heb kunnen vertellen, staat – in andere woorden soms – al in mijn blogs en ga ik niet herhalen.
Belangrijker dan het mijne is hun verslag en dat wat ze er mee gaan doen in de evaluatie die (na de zomervakantie, zeiden ze) naar hun opdrachtgever gaat.
Naar het ministerie van Veiligheid en Justitie dus; die moeten op basis daarvan dan beslissen of de tijdelijke ‘erkenning’ van de BUN als zendende instantie in een definitieve wordt omgezet; of natuurlijk dat de BUN niet meer wordt erkend omdat ze de afgelopen jaren tot op heden niet voldoet aan de criteria die het ministerie zelf in de Erkenningsov ereenkomst van november 2008 had opgenomen. Dit laatste is mijn mening en die heb ik gedocumenteerd aan het KASKI verteld.
Verder een paar punten
Ik had me er over verbaasd dat was toegestaan dat de BUN-leden uitstel hadden gekregen voor het invullen en terugsturen van de vragenlijsten die ze van het KASKI hadden gekregen tot na de ledenvergadering van de BUN op 9 juni j.l. Ik ging er daarbij van uit dat het KASKI die beslissing had genomen maar begrijp nu dat het de opdrachtgever, Justitie dus, was die met dit verzoek van het BUN-bestuur had ingestemd. Het blijft vreemd, ook wetenschappelijk gezien, omdat de BUN-leden nu hun antwoorden op elkaar en op het door de BZI gewenste resultaat (erkenning) konden afstemmen.
Het KASKI had gevraagd mij te spreken “als een vertegenwoordiger van de ongeorganiseerde ('ongebonden') boeddhisten” (ik citeer hun mail). Dit omdat ik ook in die rol door de voorzitter van de Werkgroep de Lotusbloem ben geïnterviewd.
Ik heb gereageerd met de mededeling graag vanuit het perspectief van de ongeorganiseerde/ongebonden boeddhist te spreken omdat ik me daar zeer in heb verdiept, maar mezelf als (losjes) verbonden boeddhist te beschouwen gezien de groepen waarin ik participeer.
Wat betreft het Eindrapport van de Werkgroep de Lotusbloem; met mijn commentaar “te weinig en te laat” hebben we het gehad over de aanbeveling over die ongebondenen:
“Onderzoek hoe een platform gecreëerd kan worden voor personen die zich niet willen laten vertegenwoordigen door een van de aangesloten leken-sangha’s maar wel gehoord willen worden door BUN-bestuur en ALV. [Werkgroep ALV]" (pagina 30 van het eindrapport).
Die aanbeveling is door de ledenvergadering overgenomen, zij het met moeite omdat sommige BUN-leden niet 160.000 van een handvol de afgelopen jaren activistisch opererende zogenaamd ongebonden boeddhisten kunnen onderscheiden. Die ‘Werkgroep ALV' is er volgens mij (nog) niet.
Overigens heb ik het KASKI ook een in mijn ogen ernstige fout in het rapport van de Werkgroep Lotusbloem gemeld: Op pagina 23 maar ook elders in de tekst staat: “De BUN is voor de overheid vertegenwoordiger, ook ´representant´genoemd, van het georganiseerde boeddhisme in Nederland. “
Nee, heb ik gezegd, het ministerie van Veiligheid en Justitie en het Commissariaat voor de Media beschouwen de BUN als vertegenwoordiger van het boeddhisme, van het hele boeddhisme, van alle boeddhisten dus, en niet alleen van het georganiseerde boeddhisme. Juist dat feit maakt de representativiteit van de BUN juist zo klein (onder de tien procent)
Een deel van de vragen ging over de BZI, als zendende instantie dus. Ik heb m´n verbazing erover uitgesproken, nooit een inhoudelijke tekst, ook niet van de heren van het BZI, te hebben gelezen over boeddhistisch geestelijke verzorging in de zorgsector; en dat ik daarom daar zelf maar een kleine studie aan had gewaagd en over geschreven in mijn blogs de afgelopen maand .
Al pratend hierover kwam ik op een nieuwe gedachte die ik graag hier met de lezers wil delen.
In de gezondheidszorg zijn er veel geestelijk verzorgers werkzaam, zeker vier keer zoveel als bij Justitie. De rol van de zendende instantie is anders in de zorgsector, veel zorginstellingen (bv algemene ziekenhuizen) vinden het ´gezonden worden´ door een denominatie nauwelijks meer van belang; andere zorginstellingen nog wel maar in afnemende mate.
Ik vind de op verzoek van Justitie in 2010 opgerichte stichting BZI daarvoor niet geschikt, ook vanwege de rol die het Hoofd BGV daarin heeft gespeeld waardoor deze BZI de m.i. zieke geschiedenis niet achter zich kan laten. Daarom is het beter dat er voor de boeddhistisch geestelijke verzorging in de zorgsector te zijner tijd een apart zendende instantie wordt opgericht.
Die oprichting kan eenvoudig doordat de leraren die een BGV-er met ambtsopleiding hebben erkend, samen een stichting oprichten, los van de BUN dus. Zoiets is (technisch) geen probleem.
Wellicht kan hierop worden geanticipeerd door nu al zo´n stichting (statutair) voor te bereiden. De bestuursleden van zo´n stichting kunnen – korte lijnen – de leraren zijn; wellicht kan er een secretaris aan deze leraren-bestuursleden worden toegevoegd die bij wijze van spreken volgend jaar al met de voorbereidingen kan starten.
Een extra voordeel van deze formule is dat er niet meer de afhankelijkheid is van het wel of niet ´erkennen´ van de BUN door Justitie, of van het zichzelf opheffen van de BUN.
Zo, nu kan ik wel even met vakantie.
woensdag 20 juni 2012
vrijdag 15 juni 2012
Conflict BUN – BOS òòk een cultuurstrijd
De afgelopen week werden we opgeschrikt door de mededeling dat het Commissariaat voor de Media (CvdM) € 50.000 terugvordert van de BUN. Een ingewikkeld verhaal, onder andere omdat de BUN nooit geld van het CvdM heeft gehad.
De BOS echter wel, als ‘dochter’ van de BUN, die heeft geld gehad om programma’s te maken en uit te zenden.
De BOS heeft een deel van dat geld uitgegeven om in 2009 uit te laten zoeken hoeveel boeddhisten of mensen met daadwerkelijke affiniteit met het boeddhisme er zijn, wat hun achtergronden en wensen zijn.
De BOS heeft dat onderzoek uit laten voeren vooral ten behoeve van een aanvraag voor een omroeplicensie voor de periode 2010-2015.
Een aanvraag – en nu komt het – namens de BUN gedaan want die is in de Mediawet en de regelgeving die daarvan afgeleid is, het religieuze genootschap dat een artikel 2.42-licensie kan krijgen.
De BOS had geen omroepgeld aan een onderzoek mogen besteden wat door de BUN (uit eigen middelen want de BUN wordt geacht een stevige organisatie te zijn) betaald had moeten worden.
De voorzitters van BUN en BOS laten in een verklaring aan het Boeddhistisch Dagblad weten deze claim van het CvdM juridisch te gaan bestrijden, begrijpelijk want dit zou het faillisement van de BUN inhouden en als de BUN verdwijnt, vervalt bijna automatisch de omroeplicensie op grond waarvan de BOS mag uitzenden.
Juridisch is het gecompliceerd doordat er tussen de BUN en de BOS een ‘delegatieovereenkomst’ is getekend die volgens mij in strijd is met de Mediawet en waar in ieder geval een serie ficties omheen zit.
Op die zaken zal ongetwijfeld *Openboeddhisme* verder ingaan (zie hier ); ik wil wat commentaar geven over inhoudelijk-boeddhistische aspecten van dit conflict.
Want het conflict BUN – BOS is òòk een cultuurstrijd.
Een strijd over de vraag wat het boeddhisme is waaraan de BOS aandacht wenst te besteden.
Het zou me niet verbazen als de (juridische) eensgezindheid tussen de besturen van BUN en BOS helemaal niet zo groot is als nu lijkt te zijn in hun verzet tegen het CvdM.
Maar ook dat er een groot verschil in opvatting is over het soort BOS-boeddhisme.
Het zijn wel twee uitersten:
* de BUN die eigenlijk vindt dat een echte boeddhist in een een sangha (liefst ook BUN-lid) meedraait; en de
* de BOS die het bestaan van boeddhisten inmiddels bijna ontkent en die ‘het boeddhisme’ zeer ruim als een spirituele beweging ziet. (Dat mag de BOS vinden maar niet als 2.42-omroep).
Het is om deze reden dat ik een paar maanden geleden in m’n gesprek met de Werkgroep de Lotus Bloem als advies aan de BUN heb gezegd: de BUN moet excuus aanbieden aan het CvdM omdat ze mee is gegaan met de claim (van de BOS) als zouden er ruim 900.000 boeddhisten, inclusief mensen met duidelijke affiniteit tot het boeddhisme, zijn.
Het BUN-bestuur zal die excuses vast niet aanbieden maar als de BUN straks moet kiezen tussen failliet gaan (want ze hebben die € 50 duizend helemaal niet)
of de BOS laten vallen, dan zal de BUN vast kiezen voor zichzelf en niet voor die toch al niet zo gebonden-boeddhistische BOS.
De BOS echter wel, als ‘dochter’ van de BUN, die heeft geld gehad om programma’s te maken en uit te zenden.
De BOS heeft een deel van dat geld uitgegeven om in 2009 uit te laten zoeken hoeveel boeddhisten of mensen met daadwerkelijke affiniteit met het boeddhisme er zijn, wat hun achtergronden en wensen zijn.
De BOS heeft dat onderzoek uit laten voeren vooral ten behoeve van een aanvraag voor een omroeplicensie voor de periode 2010-2015.
Een aanvraag – en nu komt het – namens de BUN gedaan want die is in de Mediawet en de regelgeving die daarvan afgeleid is, het religieuze genootschap dat een artikel 2.42-licensie kan krijgen.
De BOS had geen omroepgeld aan een onderzoek mogen besteden wat door de BUN (uit eigen middelen want de BUN wordt geacht een stevige organisatie te zijn) betaald had moeten worden.
De voorzitters van BUN en BOS laten in een verklaring aan het Boeddhistisch Dagblad weten deze claim van het CvdM juridisch te gaan bestrijden, begrijpelijk want dit zou het faillisement van de BUN inhouden en als de BUN verdwijnt, vervalt bijna automatisch de omroeplicensie op grond waarvan de BOS mag uitzenden.
Juridisch is het gecompliceerd doordat er tussen de BUN en de BOS een ‘delegatieovereenkomst’ is getekend die volgens mij in strijd is met de Mediawet en waar in ieder geval een serie ficties omheen zit.
Op die zaken zal ongetwijfeld *Openboeddhisme* verder ingaan (zie hier ); ik wil wat commentaar geven over inhoudelijk-boeddhistische aspecten van dit conflict.
Want het conflict BUN – BOS is òòk een cultuurstrijd.
Een strijd over de vraag wat het boeddhisme is waaraan de BOS aandacht wenst te besteden.
Het zou me niet verbazen als de (juridische) eensgezindheid tussen de besturen van BUN en BOS helemaal niet zo groot is als nu lijkt te zijn in hun verzet tegen het CvdM.
Maar ook dat er een groot verschil in opvatting is over het soort BOS-boeddhisme.
Het zijn wel twee uitersten:
* de BUN die eigenlijk vindt dat een echte boeddhist in een een sangha (liefst ook BUN-lid) meedraait; en de
* de BOS die het bestaan van boeddhisten inmiddels bijna ontkent en die ‘het boeddhisme’ zeer ruim als een spirituele beweging ziet. (Dat mag de BOS vinden maar niet als 2.42-omroep).
Het is om deze reden dat ik een paar maanden geleden in m’n gesprek met de Werkgroep de Lotus Bloem als advies aan de BUN heb gezegd: de BUN moet excuus aanbieden aan het CvdM omdat ze mee is gegaan met de claim (van de BOS) als zouden er ruim 900.000 boeddhisten, inclusief mensen met duidelijke affiniteit tot het boeddhisme, zijn.
Het BUN-bestuur zal die excuses vast niet aanbieden maar als de BUN straks moet kiezen tussen failliet gaan (want ze hebben die € 50 duizend helemaal niet)
of de BOS laten vallen, dan zal de BUN vast kiezen voor zichzelf en niet voor die toch al niet zo gebonden-boeddhistische BOS.
woensdag 6 juni 2012
Boeddhisme is niet voor bange mensen
Wie het boeddhistische pad op gaat, komt steeds zichzelf tegen, inclusief zijn of haar eigen demonen. Makkelijke oplossingen zijn er niet; ook momenten van geluk zijn tijdelijk.
Wie een prettige, een uitsluitend aangename, levensbeschouwing of levensfilosofie zoekt, moet ergens anders zijn.
Ik geef toe, dat reduceert het aantal boeddhisten in Nederland behoorlijk, maar so what?
Kortom: het boeddhisme is niet voor bange mensen.
Aanstaande zaterdag, 9 juni, houdt de BUN weer een ledenvergadering. Ik heb de agenda niet gezien maar ongetwijfeld gaat het o.a. over het eindrapport van de Werkgroep Lotusbloem.
Daar zal men tevreden over zijn en een helder, evenwichtig rapport met tal van goede aanbevelingen noemen.
En men zal tevreden zijn met de mededeling dat VU vanaf 2013 de opleiding voor boeddhistisch geestelijk verzorger gaat geven (maar onduidelijkheden constateren over de rol van de leraren van de boeddhistische sangha’s daarin).
En men zal met spanning het evaluatie-rapport van de KASKI en de beslissing van staatssecretaris Teeven over de erkenning van de BUN door Justitie afwachten.
Maar waar men bang voor kan worden is de existentiële vraag: wat moeten we met de BUN?Een stukje uit de brief van BUN-voorzitter André Kalden aan de leden:
Ik citeer: “... omdat Anca Ansink deze week haar kandidatuur voor het BUN-bestuur heeft ingetrokken. ...[Zij] geeft als hoofdreden aan dat zij constateert dat in het BUN-bestuur, alsook onder de leden, ‘gevaarlijk weinig‘ mensen tijd hebben om van de BUN een organisatie te maken die opereert op een manier dat zij zich er voor kan en wil inzetten. Kennisname van het rapport van Werkgroep Lotusbloem sterkt haar in deze bevindingen. Het ontbreekt haar zelf aan de tijd, zo stelt ze, die zij noodzakelijk acht om er in gegeven situatie echt iets goeds van te maken. Andere noodzakelijke voorwaarden ziet zij niet direct aan de horizon opdoemen. Wellicht zijn er anderen dan zij, zo stelde Anca, die het wel voor elkaar krijgen. ‘Of misschien is de conclusie wel dat aan een BUN, anders dan voor het beheren van een uitzendlicentie, geen behoefte is.’ Ze wenst het bestuur daarbij veel wijsheid in de besluitvorming over de vraag: moeten we hiermee verder, en zo ja, hoe? Ik deel de mening van Anca dat dit de centrale vraag is en dat u dit jaar als sangha voor de fundamentele keuze staat waar u als lid met de BUN naartoe wilt, en vooral ook wat uw sangha zelf aan tijd en middelen voor het behalen van deze doelstellingen over heeft.”
Wat moeten de BUN-leden hier mee? Hopen dat het probleem weer over gaat omdat er toch een derde bestuurslid is gevonden, is een bange oplossing, want geen oplossing.
Laat ik m’n eigen mening niet onder stoelen of banken steken: de BUN heeft geen bestaansreden meer en kan zichzelf het beste het komende jaar opheffen.
Voor de BGV-opleiding van de VU is er m.i. geen probleem: de BZI vertegenwoordigt nu al alleen zichzelf.
Voor het voortbestaan van de BOS is er ook een oplossing te vinden, zie m’n reactie op *openboeddhisme* waarin ik er één aanreik.
En verder kunnen de sangha's - als ze dat willen - toch wel met elkaar samenwerken, lokaal binnen de eigen gemeente of landelijk binnen de eigen traditie.
Maar goed, een profeet wordt niet altijd geëerd in eigen land, we zullen zien.
Wie een prettige, een uitsluitend aangename, levensbeschouwing of levensfilosofie zoekt, moet ergens anders zijn.
Ik geef toe, dat reduceert het aantal boeddhisten in Nederland behoorlijk, maar so what?
Kortom: het boeddhisme is niet voor bange mensen.
Aanstaande zaterdag, 9 juni, houdt de BUN weer een ledenvergadering. Ik heb de agenda niet gezien maar ongetwijfeld gaat het o.a. over het eindrapport van de Werkgroep Lotusbloem.
Daar zal men tevreden over zijn en een helder, evenwichtig rapport met tal van goede aanbevelingen noemen.
En men zal tevreden zijn met de mededeling dat VU vanaf 2013 de opleiding voor boeddhistisch geestelijk verzorger gaat geven (maar onduidelijkheden constateren over de rol van de leraren van de boeddhistische sangha’s daarin).
En men zal met spanning het evaluatie-rapport van de KASKI en de beslissing van staatssecretaris Teeven over de erkenning van de BUN door Justitie afwachten.
Maar waar men bang voor kan worden is de existentiële vraag: wat moeten we met de BUN?Een stukje uit de brief van BUN-voorzitter André Kalden aan de leden:
Ik citeer: “... omdat Anca Ansink deze week haar kandidatuur voor het BUN-bestuur heeft ingetrokken. ...[Zij] geeft als hoofdreden aan dat zij constateert dat in het BUN-bestuur, alsook onder de leden, ‘gevaarlijk weinig‘ mensen tijd hebben om van de BUN een organisatie te maken die opereert op een manier dat zij zich er voor kan en wil inzetten. Kennisname van het rapport van Werkgroep Lotusbloem sterkt haar in deze bevindingen. Het ontbreekt haar zelf aan de tijd, zo stelt ze, die zij noodzakelijk acht om er in gegeven situatie echt iets goeds van te maken. Andere noodzakelijke voorwaarden ziet zij niet direct aan de horizon opdoemen. Wellicht zijn er anderen dan zij, zo stelde Anca, die het wel voor elkaar krijgen. ‘Of misschien is de conclusie wel dat aan een BUN, anders dan voor het beheren van een uitzendlicentie, geen behoefte is.’ Ze wenst het bestuur daarbij veel wijsheid in de besluitvorming over de vraag: moeten we hiermee verder, en zo ja, hoe? Ik deel de mening van Anca dat dit de centrale vraag is en dat u dit jaar als sangha voor de fundamentele keuze staat waar u als lid met de BUN naartoe wilt, en vooral ook wat uw sangha zelf aan tijd en middelen voor het behalen van deze doelstellingen over heeft.”
Wat moeten de BUN-leden hier mee? Hopen dat het probleem weer over gaat omdat er toch een derde bestuurslid is gevonden, is een bange oplossing, want geen oplossing.
Laat ik m’n eigen mening niet onder stoelen of banken steken: de BUN heeft geen bestaansreden meer en kan zichzelf het beste het komende jaar opheffen.
Voor de BGV-opleiding van de VU is er m.i. geen probleem: de BZI vertegenwoordigt nu al alleen zichzelf.
Voor het voortbestaan van de BOS is er ook een oplossing te vinden, zie m’n reactie op *openboeddhisme* waarin ik er één aanreik.
En verder kunnen de sangha's - als ze dat willen - toch wel met elkaar samenwerken, lokaal binnen de eigen gemeente of landelijk binnen de eigen traditie.
Maar goed, een profeet wordt niet altijd geëerd in eigen land, we zullen zien.
dinsdag 5 juni 2012
Voel ik verbondenheid ?
Vaak wordt als belangrijkste kenmerk van het boeddhisme genoemd het gevoel van verbondenheid met al het leven in de wereld. In het Engels gaat het om de term ‘connectedness’
Helemaal duidelijk is die nadruk me niet. Ik geloof dat bedoeld wordt dat je dat gevoel mòèt hèbben en dat bedoeld wordt dat je dat gevoel krijgt door de juiste beoefening.
Voor sommigen geldt een snellere route: die verbondenheid is er al, is er altijd al geweest, je moet hem alleen nog maar ontdekken en ervaren, een soort gemeenschappelijke Boeddha-Natuur dus.
Soms wordt ook de term ‘liefde’ gebruikt in plaats van ‘verbondenheid’ maar wegens de misverstanden die die term op kan roepen, laat ik dat woord liever maar buiten beschouwing. Het gaat dan om een speciaal soort, namelijk om objectloze, liefde.
En tja, dat is ook wat: ik voel die verbondenheid niet zo. Zeker niet met alle levende wezens in het universum waarvan ik het grootste deel volstrekt niet ken, en accepteer dat ze bestaan zonder dat ik ze ken.
En sterker nog: ik heb ook helemaal geen behoefte me met zoveel leven verbonden te voelen. Ik juich het toe dat er veel leven is, biodiversiteit is voor mij een grote waarde, maar ik denk dat de kunst om langs elkaar heen te leven veel groter is dan de kunst van je verbonden weten.
Met enige regelmaat probeer ik weer op te roepen waarom ook al weer boeddhist ben geworden, zo’n jaar of twaalf geleden. Of ‘geworden’ is niet helemaal juist uitgedrukt, beter kan ik zeggen: waarom ik eraan toegaf toen ik ontdekte boeddhist te zijn.
Mijn motieven waren – en zijn – veel meer ontologisch (noot *) van aard dan emotioneel.
Begrippen als anatta, anicca, en suññata/sunyata en de theorie van de twee werkelijkheden waren en zijn veel belangrijker dan ‘verbondenheid’ en een holistische (en m.i.onjuiste) interpretatie als ‘wederzijdse afhankelijkheid’ van het principe paticcasamuppāda. (zie noot **)
Voel ik dan geen liefde en verbondenheid met andere levende wezens?
Toch wel, met sommigen meer dan met anderen (ik ben nu eenmaal niet volmaakt)
Het is alleen voor mij geen doel. Het is een resultaat, misschien een neveneffect van mijn boeddhistische beoefening, in de vorm van toegenomen mildheid bijvoorbeeld.
Af en toe laat ik in een minuut of zo het ontstaan van het universum en van het leven op aarde tot en met de komst van de mens (miljarden jaren dus) langs me schieten, voor zover ik weet hoe dat gaat en gegaan is. Dan zie ik sterren en melkwegstelsels, zwarte gaten en planeten door het heelal schieten; enkele (misschien vele) bewoond met levende wezens. Een verbijsterende en onbegrijpelijke hoeveelheid; zoveel dat ik denk dat is nergens goed voor. Het hoeft ook nergens goed voor te zijn. Het is er gewoon. Ik vind het leuk daarvan deel uit te maken, eventjes.
Soms dan, een andere keer denk ik, met Blaise Pascal, : "Le silence éternel de ces espaces infinis m’effraie" [De eeuwige stilte van die oneindige ruimte beangstigt mij] (Pensées 206 / 201)
Welk principe ook ten grondslag ligt aan al deze voortdurend van vorm veranderende materie en leven: ik zou het niet weten.
Maar ik weet wel dat het de naam van ‘verbondenheid’ geven aan dit principe betekenisloos is.
Op het gevaar af als gevoelloos benoemd te worden:
aan ‘verbondenheid’ (en ‘liefde’) wordt in het hedendaags westers boeddhisme hogelijk overdreven waarde toegekend; ik vind het te vaak narcistisch gebruikte begrippen. Ik kijk ook nooit in spiegels (en hoor wel van anderen als m’n haar niet goed zit).
Er is m.i. nog een andere reden waarom ‘verbondenheid’ en ‘liefde’ zo populair zijn. Namelijk dat met behulp ervan beweerd kan worden dat alle religies in wezen hetzelfde ideaal uitdragen, dat van de liefde. De Dalai Lama (althans als hij tegen westerlingen praat) en iemand als Karen Armstrong doen dat nog al. Tot mijn verbazing, want waarom zouden alle religies één moeten zijn? Wat is er tegen diversiteit? Ja, dat het conflicten op kan leveren; maar ik zou zeggen: zie de tegenstellingen maar onder ogen. Zie ook mijn blogs ´God is niet één en Boeddha ook niet´ deel één en deel twee .
Leerstellig gaat het bij ‘verbondenheid’ uiteindelijk om het tot uitdrukking brengen van het nondualistische. Nu is Theravada nauwelijks tot niet nondualistisch, zeker in vergelijking tot het Mahayana-boeddhisme.
Zie hier. Maar ook hier .
Ik ga dit artikel van Bhikkhu Bodhi niet samenvatten, alleen met instemming constateren dat hij ook niets moeten hebben van dit in het boeddhisme geslopen advaita vedanta idee.
Tenslotte, men zou kunnen zeggen: metta en de andere Brahmavihara’s, die vind je toch wel wezenlijk voor je beoefening?
Zeker, maar in het begin gebruikte al in critische zin de term ‘objectloze’ liefde, ik vind dat te makkelijk.
‘Metta’, ‘karuna’ en ‘mudita’ zijn niet objectloos maar hebben betrekking op wezens met hun hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Ook aan het eind van mijn metta-meditatie versmelt ik niet met alle andere levende wezens.
*) De ontologie is de zijnsleer; de leer van het zijn als zodanig, van de algemene eigenschappen der dingen.
Traditioneel is ontologie een tak van de filosofie, binnen de metafysica. Ze beschrijft de eigenschappen, of breder: het zijn van het geheel van dingen, 'entiteiten' of ook zijnden genoemd, waarvan aangenomen wordt dat ze bestaan of beter: zijn.
In meer boeddhistische taal: 'de dingen zien zoals ze werkelijk zijn'.
**) (Noot, 6 juni toegevoegd)
Over die onjuiste holistische interpretatie van pratītyasamutpāda of paticcasamuppada
(te vertalen als "afhankelijk ontstaan") zie het artikel 'A Brief History of Interdependence' door David McMahan. Niet makkelijk, wel leerzaam.
Helemaal duidelijk is die nadruk me niet. Ik geloof dat bedoeld wordt dat je dat gevoel mòèt hèbben en dat bedoeld wordt dat je dat gevoel krijgt door de juiste beoefening.
Voor sommigen geldt een snellere route: die verbondenheid is er al, is er altijd al geweest, je moet hem alleen nog maar ontdekken en ervaren, een soort gemeenschappelijke Boeddha-Natuur dus.
Soms wordt ook de term ‘liefde’ gebruikt in plaats van ‘verbondenheid’ maar wegens de misverstanden die die term op kan roepen, laat ik dat woord liever maar buiten beschouwing. Het gaat dan om een speciaal soort, namelijk om objectloze, liefde.
En tja, dat is ook wat: ik voel die verbondenheid niet zo. Zeker niet met alle levende wezens in het universum waarvan ik het grootste deel volstrekt niet ken, en accepteer dat ze bestaan zonder dat ik ze ken.
En sterker nog: ik heb ook helemaal geen behoefte me met zoveel leven verbonden te voelen. Ik juich het toe dat er veel leven is, biodiversiteit is voor mij een grote waarde, maar ik denk dat de kunst om langs elkaar heen te leven veel groter is dan de kunst van je verbonden weten.
Met enige regelmaat probeer ik weer op te roepen waarom ook al weer boeddhist ben geworden, zo’n jaar of twaalf geleden. Of ‘geworden’ is niet helemaal juist uitgedrukt, beter kan ik zeggen: waarom ik eraan toegaf toen ik ontdekte boeddhist te zijn.
Mijn motieven waren – en zijn – veel meer ontologisch (noot *) van aard dan emotioneel.
Begrippen als anatta, anicca, en suññata/sunyata en de theorie van de twee werkelijkheden waren en zijn veel belangrijker dan ‘verbondenheid’ en een holistische (en m.i.onjuiste) interpretatie als ‘wederzijdse afhankelijkheid’ van het principe paticcasamuppāda. (zie noot **)
Voel ik dan geen liefde en verbondenheid met andere levende wezens?
Toch wel, met sommigen meer dan met anderen (ik ben nu eenmaal niet volmaakt)
Het is alleen voor mij geen doel. Het is een resultaat, misschien een neveneffect van mijn boeddhistische beoefening, in de vorm van toegenomen mildheid bijvoorbeeld.
Af en toe laat ik in een minuut of zo het ontstaan van het universum en van het leven op aarde tot en met de komst van de mens (miljarden jaren dus) langs me schieten, voor zover ik weet hoe dat gaat en gegaan is. Dan zie ik sterren en melkwegstelsels, zwarte gaten en planeten door het heelal schieten; enkele (misschien vele) bewoond met levende wezens. Een verbijsterende en onbegrijpelijke hoeveelheid; zoveel dat ik denk dat is nergens goed voor. Het hoeft ook nergens goed voor te zijn. Het is er gewoon. Ik vind het leuk daarvan deel uit te maken, eventjes.
Soms dan, een andere keer denk ik, met Blaise Pascal, : "Le silence éternel de ces espaces infinis m’effraie" [De eeuwige stilte van die oneindige ruimte beangstigt mij] (Pensées 206 / 201)
Welk principe ook ten grondslag ligt aan al deze voortdurend van vorm veranderende materie en leven: ik zou het niet weten.
Maar ik weet wel dat het de naam van ‘verbondenheid’ geven aan dit principe betekenisloos is.
Op het gevaar af als gevoelloos benoemd te worden:
aan ‘verbondenheid’ (en ‘liefde’) wordt in het hedendaags westers boeddhisme hogelijk overdreven waarde toegekend; ik vind het te vaak narcistisch gebruikte begrippen. Ik kijk ook nooit in spiegels (en hoor wel van anderen als m’n haar niet goed zit).
Er is m.i. nog een andere reden waarom ‘verbondenheid’ en ‘liefde’ zo populair zijn. Namelijk dat met behulp ervan beweerd kan worden dat alle religies in wezen hetzelfde ideaal uitdragen, dat van de liefde. De Dalai Lama (althans als hij tegen westerlingen praat) en iemand als Karen Armstrong doen dat nog al. Tot mijn verbazing, want waarom zouden alle religies één moeten zijn? Wat is er tegen diversiteit? Ja, dat het conflicten op kan leveren; maar ik zou zeggen: zie de tegenstellingen maar onder ogen. Zie ook mijn blogs ´God is niet één en Boeddha ook niet´ deel één en deel twee .
Leerstellig gaat het bij ‘verbondenheid’ uiteindelijk om het tot uitdrukking brengen van het nondualistische. Nu is Theravada nauwelijks tot niet nondualistisch, zeker in vergelijking tot het Mahayana-boeddhisme.
Zie hier. Maar ook hier .
Ik ga dit artikel van Bhikkhu Bodhi niet samenvatten, alleen met instemming constateren dat hij ook niets moeten hebben van dit in het boeddhisme geslopen advaita vedanta idee.
Tenslotte, men zou kunnen zeggen: metta en de andere Brahmavihara’s, die vind je toch wel wezenlijk voor je beoefening?
Zeker, maar in het begin gebruikte al in critische zin de term ‘objectloze’ liefde, ik vind dat te makkelijk.
‘Metta’, ‘karuna’ en ‘mudita’ zijn niet objectloos maar hebben betrekking op wezens met hun hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Ook aan het eind van mijn metta-meditatie versmelt ik niet met alle andere levende wezens.
*) De ontologie is de zijnsleer; de leer van het zijn als zodanig, van de algemene eigenschappen der dingen.
Traditioneel is ontologie een tak van de filosofie, binnen de metafysica. Ze beschrijft de eigenschappen, of breder: het zijn van het geheel van dingen, 'entiteiten' of ook zijnden genoemd, waarvan aangenomen wordt dat ze bestaan of beter: zijn.
In meer boeddhistische taal: 'de dingen zien zoals ze werkelijk zijn'.
**) (Noot, 6 juni toegevoegd)
Over die onjuiste holistische interpretatie van pratītyasamutpāda of paticcasamuppada
(te vertalen als "afhankelijk ontstaan") zie het artikel 'A Brief History of Interdependence' door David McMahan. Niet makkelijk, wel leerzaam.
Abonneren op:
Posts (Atom)