dinsdag 5 juni 2012

Voel ik verbondenheid ?

Vaak wordt als belangrijkste kenmerk van het boeddhisme genoemd het gevoel van verbondenheid met al het leven in de wereld. In het Engels gaat het om de term ‘connectedness’
Helemaal duidelijk is die nadruk me niet. Ik geloof dat bedoeld wordt dat je dat gevoel mòèt hèbben en dat bedoeld wordt dat je dat gevoel krijgt door de juiste beoefening.
Voor sommigen geldt een snellere route: die verbondenheid is er al, is er altijd al geweest, je moet hem alleen nog maar ontdekken en ervaren, een soort gemeenschappelijke Boeddha-Natuur dus.
Soms wordt ook de term ‘liefde’ gebruikt in plaats van ‘verbondenheid’ maar wegens de misverstanden die die term op kan roepen, laat ik dat woord liever maar buiten beschouwing. Het gaat dan om een speciaal soort, namelijk om objectloze, liefde.

En tja, dat is ook wat: ik voel die verbondenheid niet zo. Zeker niet met alle levende wezens in het universum waarvan ik het grootste deel volstrekt niet ken, en accepteer dat ze bestaan zonder dat ik ze ken.
En sterker nog: ik heb ook helemaal geen behoefte me met zoveel leven verbonden te voelen. Ik juich het toe dat er veel leven is, biodiversiteit is voor mij een grote waarde, maar ik denk dat de kunst om langs elkaar heen te leven veel groter is dan de kunst van je verbonden weten.

Met enige regelmaat probeer ik weer op te roepen waarom ook al weer boeddhist ben geworden, zo’n jaar of twaalf geleden. Of ‘geworden’ is niet helemaal juist uitgedrukt, beter kan ik zeggen: waarom ik eraan toegaf toen ik ontdekte boeddhist te zijn.
Mijn motieven waren – en zijn – veel meer ontologisch (noot *) van aard dan emotioneel.
Begrippen als anatta, anicca, en suññata/sunyata en de theorie van de twee werkelijkheden waren en zijn veel belangrijker dan ‘verbondenheid’ en een holistische (en m.i.onjuiste) interpretatie als ‘wederzijdse afhankelijkheid’ van het principe paticcasamuppāda. (zie noot **)

Voel ik dan geen liefde en verbondenheid met andere levende wezens?
Toch wel, met sommigen meer dan met anderen (ik ben nu eenmaal niet volmaakt)
Het is alleen voor mij geen doel. Het is een resultaat, misschien een neveneffect van mijn boeddhistische beoefening, in de vorm van toegenomen mildheid bijvoorbeeld.

Af en toe laat ik in een minuut of zo het ontstaan van het universum en van het leven op aarde tot en met de komst van de mens (miljarden jaren dus) langs me schieten, voor zover ik weet hoe dat gaat en gegaan is. Dan zie ik sterren en melkwegstelsels, zwarte gaten en planeten door het heelal schieten; enkele (misschien vele) bewoond met levende wezens. Een verbijsterende en onbegrijpelijke hoeveelheid; zoveel dat ik denk dat is nergens goed voor. Het hoeft ook nergens goed voor te zijn. Het is er gewoon. Ik vind het leuk daarvan deel uit te maken, eventjes.
Soms dan, een andere keer denk ik, met Blaise Pascal, : "Le silence éternel de ces espaces infinis m’effraie" [De eeuwige stilte van die oneindige ruimte beangstigt mij] (Pensées 206 / 201)

Welk principe ook ten grondslag ligt aan al deze voortdurend van vorm veranderende materie en leven: ik zou het niet weten.
Maar ik weet wel dat het de naam van ‘verbondenheid’ geven aan dit principe betekenisloos is.
Op het gevaar af als gevoelloos benoemd te worden:
aan ‘verbondenheid’ (en ‘liefde’) wordt in het hedendaags westers boeddhisme hogelijk overdreven waarde toegekend; ik vind het te vaak narcistisch gebruikte begrippen. Ik kijk ook nooit in spiegels (en hoor wel van anderen als m’n haar niet goed zit).

Er is m.i. nog een andere reden waarom ‘verbondenheid’ en ‘liefde’ zo populair zijn. Namelijk dat met behulp ervan beweerd kan worden dat alle religies in wezen hetzelfde ideaal uitdragen, dat van de liefde. De Dalai Lama (althans als hij tegen westerlingen praat) en iemand als Karen Armstrong doen dat nog al. Tot mijn verbazing, want waarom zouden alle religies één moeten zijn? Wat is er tegen diversiteit? Ja, dat het conflicten op kan leveren; maar ik zou zeggen: zie de tegenstellingen maar onder ogen. Zie ook mijn blogs ´God is niet één en Boeddha ook niet´ deel één en deel twee .

Leerstellig gaat het bij ‘verbondenheid’ uiteindelijk om het tot uitdrukking brengen van het nondualistische. Nu is Theravada nauwelijks tot niet nondualistisch, zeker in vergelijking tot het Mahayana-boeddhisme.
Zie hier. Maar ook hier .
Ik ga dit artikel van Bhikkhu Bodhi niet samenvatten, alleen met instemming constateren dat hij ook niets moeten hebben van dit in het boeddhisme geslopen advaita vedanta idee.

Tenslotte, men zou kunnen zeggen: metta en de andere Brahmavihara’s, die vind je toch wel wezenlijk voor je beoefening?
Zeker, maar in het begin gebruikte al in critische zin de term ‘objectloze’ liefde, ik vind dat te makkelijk.
‘Metta’, ‘karuna’ en ‘mudita’ zijn niet objectloos maar hebben betrekking op wezens met hun hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Ook aan het eind van mijn metta-meditatie versmelt ik niet met alle andere levende wezens.


*) De ontologie is de zijnsleer; de leer van het zijn als zodanig, van de algemene eigenschappen der dingen.
Traditioneel is ontologie een tak van de filosofie, binnen de metafysica. Ze beschrijft de eigenschappen, of breder: het zijn van het geheel van dingen, 'entiteiten' of ook zijnden genoemd, waarvan aangenomen wordt dat ze bestaan of beter: zijn.
In meer boeddhistische taal: 'de dingen zien zoals ze werkelijk zijn'.


**) (Noot, 6 juni toegevoegd)
Over die onjuiste holistische interpretatie van pratītyasamutpāda of paticcasamuppada
(te vertalen als "afhankelijk ontstaan") zie het artikel 'A Brief History of Interdependence' door David McMahan. Niet makkelijk, wel leerzaam.

Geen opmerkingen: