Omdat ik wel genoeg materiaal heb, plaats ik maar vast, al is het nog geen april.
Gelijk maar de aankondiging van twee onderwerpen die ik in het komende nummer wil behandelen:
* Vipassana: wat is een zintuig en hoeveel zijn er? (meer dan vijf)
* Wat is 'tijd'; en hoeveel tijd-dimensies zijn er? (meer dan één)
=========================================================================
Een Pratyekaboeddha of beter de Pali-vorm "De Pacceka Boeddha, 'de eenzame verlichte'... heeft op eigen kracht het boeddhaschap behaald, maar onderwijst de leer niet aan anderen."
Zie hier. Ik herken me wel in "Paccekabuddha give moral teachings but do not bring others to enlightenment. They leave no sangha as a legacy to carry on the Dhamma."
Maar hoe word je dat? Kan dat, een paccekaboeddhist zijn? Iemand die een boeddha probeert te worden; of in mijn meer bescheiden geval: op eigen kracht met de beoefening bezig zijn, wel zien hoe ver ik kom, zonder theorie vooraf hoe dat moet en welke fasen er zijn. Leraar-loos.
Ja, een paccekaboeddha, dat is theoretisch, althans volgen sommige orthodoxieën, mogelijk.
Er is zelfs een systematiek waarin het een eigen yana (voertuig) is: Pratyekabuddhayāna .
Het concept yana is toch al een constructie, en niet de aanduiding van een aan te brengen systematiek van de diverse boeddhistische tradities; maar bij 'Pratyekabuddhayāna ' is dat wel in overtreffende trap het geval. In de beginperiode van het Mahayana is er bv het onderscheid in drie voertuigen (yana's):
" 1. Śrāvakayāna
2. Pratyekabuddhayāna
3. Bodhisattvayāna "
Iets later: "In the 4th century Mahāyāna abhidharma work Abhidharmasamuccaya, Asaṅga describes those who follow the Śrāvaka Vehicle (Skt. śrāvakayanika). These people are described as having weak faculties, following the Śrāvaka Dharma, utilizing the Śrāvaka Piṭaka, being set on their own liberation, and cultivating detachment in order to attain liberation. While those in the Pratyekabuddha Vehicle (Skt. pratyekabuddhayānika) are portrayed as also utilizing the Śrāvaka Piṭaka, they are said to have medium faculties, to follow the Pratyekabuddha Dharma, and to be set on their own personal enlightenment. Finally, those in the Mahāyāna (Skt. mahāyānika) are portrayed as utilizing the Bodhisattva Piṭaka, as having sharp faculties, following the Bodhisattva Dharma, and set on the perfection and liberation of all beings, and the attainment of complete enlightenment."
Met alle respect voor Asanga: dit is toch onzin? De definitie van een Pratyekabuddha sluit toch uit dat deze weet heeft (gehad) van de teksten van de Pitaka?
Ik kan mij goed voorstellen dat iemand (ooit, ergens) min of meer dezelfde attitude en opvattingen heeft als die van de (historische) Boeddha en het boeddhisme (de Dhamma) in zekere mate zelf uitvindt; en dat zo iemand min of meer dezelfde meditatie-beoefeningen doet als een boeddhist in een leraar-naar-leraar-traditie. Ook kan ik me voorstellen dat een monnik ooit koos voor het pad van de Boddhisattva en niet dat van de Arahat, zoals Jan Nattier heeft beschreven in 'A Few Good Men - The Bodhisattva Path According to the Inquiry of Ugra '. Maar om vrijwillig van de drie voertuigen (yana's) de minder slimme te kiezen, dat lijkt me uiterst onwaarschijnlijk.
Merkwaardig genoeg heb ik maar heel beperkt gevonden hoe je pacceka-boeddha moet worden, en dus pacceka-boeddhist moet zijn. Hoe gaat dat pad dan? Een vraag die ik beperk tot: zonder wedergeboorte of geloof daarin.
Het lijkt wel dat men (in de literatuur er over) meteen als Pratyekabuddha of Paccekabuddha geboren wordt.
Iets (vooral de orthodoxe vorm) staat in het proefschrift dat 'onze' Ria Kloppenborg heeft geschreven.
De ingekorte versie (te downloaden pdf) ervan verscheen in de serie 'Wheels' van de BPS: 'The Paccekabuddha: A Buddhist Ascetic - A Study of the Concept of the Paccekabuddha in Pali Canonical and Commentarial Literature '.
In een Bijlage vat ik daaruit hoofdstuk 'II. The Way Towards Paccekabodhi ', samen.
Ik moet er wel bij zeggen dat ik selectief tewerk ben gegaan. Passages die wel heel letterlijk over wedergeboorte-theorie spreken en magische verhalen, vooral afkomstig uit latere commentaren op de Pali canon, heb ik overgeslagen. Omdat ik daar niet mee heb en niets aan heb.
Iets kan ik ook gebruiken van 'Tien stellingen van Seculiere Dharma ' zoals geformuleerd door Stephen Batchelor.
Overigens ben ik niet de eerste die met dit probleem bezig is (geweest). Een Google-search met de zin "buddhism without a teacher " leverde 18 treffers op. De Nederlandse versie plus varianten leveren geen treffers op. Niet zo veel dus; de meerderheid van de antwoorden (door leraren) was negatief. Dat Tibetanen dit vinden, verraste met niet, maar ook sommige Zen-leraren spreken zonder relativering over 25 jaar leerling moeten zijn. Eén van de uitzonderingen is Martine Batchelor .
Een bezwaar waar ik wel gevoelig voor ben, is: je neemt toevlucht tot de Boeddha, de Dhamma en de Sangha, hoe zit het dan met de relatie tot de (EEN) sangha bij m'n solisme?
Tussendoor: interessant is dat er dus geen sprake is van toevlucht tot de leraar (ook hier laat ik het tantrische boeddhisme buiten beschouwing, wil ik niets van weten).
Ik moet het toegeven: spirituele vrienden zijn van belang, ook voor mij als ik in zekere mate (niet al te letterlijk) het pacceka-pad ga, ik moet attent zijn op m'n licht-autistische on-sociale neiging.
Ik weet dus ook niet hoe het moet, ik probeer maar wat, onder andere door wat ik geleerd heb, af te leren. Al gaat dat niet echt: het vroege boeddhisme zit te diep in m'n botten.
Trouwens: ik wil ook helemaal geen Boeddha worden (bv omdat dat geloof in wedergeboorte veronderstelt); ik wil gewoon als een een klein beetje wijs geworden klootzak sterven.
Ter voorkoming van misverstand: ik heb mezelf natuurlijk niet verboden, boeddhistische teksten te lezen, als paccekaboeddhist. In feite is lezen zelfs één van de vormen van beoefening.
=========================================================================
Afscheid van de vipassana-gemeenschap
Hoewel ook de vipassana-meditatie onderdeel blijft van mijn beoefening (vermoed ik), is mijn verhouding er toe veranderd.
Eerst zo'n anderhalf jaar geleden is die beoefening bewust leraar-loos geworden.
Een van de kenmerken van de klassieke omschrijving van een paccekaboeddha is: "... onderwijst de leer niet aan anderen."
Nu heb ik nooit de aanvechting gehad om leraar te worden. Maar ook leerling wil ik niet meer zijn
Voor de goede orde: als een Westerling een begin wil maken met het gaan van het boeddhistische pad, is een leraar nodig. Voor een paar jaar. (Van tantra wil ik niets weten)
Daarna kan men volwassen zelfstandig door gaan, al dan niet met een groep spirituele vrienden, al dan niet met eens in de paar jaar een opfriscursus in de vorm van retraite.
Het afgelopen jaar is echter ook mijn verhouding tot de Nederlandse vipassana-gemeenschap, tot de (overwegend abstracte) vipassana-organisatie, veranderd. Aanleiding is 'de zaak Mettavihari': zijn misbruik en het zwijgen erover door zijn leerlingen.
Maar ondanks mijn kritiek bleef ik me onderdeel voelen van de vipassana-gemeenschap. Ik heb actief geprobeerd die gemeenschap op een gezonde manier door de identiteits-crisis als gevolg van de zaak Mettavhari te krijgen.
Maar de afgelopen weken heb ik me gerealiseerd dat het gevoel er bij te willen horen, zo zwak is geworden, dat ik er in feite niet meer bij hoor.
De bijeenkomst op 13 maart van 'het kader' (let op de aanhalingstekens) van de vipassana-gemeenschap - waarover iemand ooit wel eens zal gaan publiceren - heeft maar in beperkte mate met deze beslissing te maken; behalve dan dat hier heel sterk het gevoel was: hier hoor ik niet meer bij. Het is en blijft leraar-gecentreerd denken, ook van nette mensen. De thematiek van leraren en (de opleiding van) assistent-leraren en de organisatie (rechtspersoon) daaromheen is mijn thematiek niet.
Er is eigenlijk nog maar één vorm waarin ik me kan voorstellen aan een gezamenlijke activiteit te participeren: Als iemand een leraar-loze retraite (Peer-Retreat) organiseert.
Dat die voor onderdak en catering zorgt en een klein beetje aan tijdsbewaking doet. Ik heb dat de SIM ook al eens gevraagd; vergeefs: die lijken ook vast te zitten in het leraar-gerichte model.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Update 7 april Peer Retreats bestaan !
Anja Edwards van Muijen wees me in reactie op deze blog op een door haar georganiseerde peer retreat van 24 t/m 28 augustus in Osterwald:
"Doe-het-zelf-Samen Stilteretraite
Voor ervaren mediteerders
Je hebt al eens een stilteretraite gevolgd? En je zou best eens een retraite zonder leraar willen doen, maar niet in je eentje? Kluse Compane verschaft het raamwerk waarbinnen je samen met andere deelnemers je eigen retraite kan vormgeven."
Nadere informatie : www.klusecompane.nl/retraite/doe-het-zelf-samen-stilteretraite
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ik heb het al eens eerder meegemaakt, het loskomen van een organisatie, een beweging vooral, zonder al te veel problemen. Zo ben ik tussen m'n 35e en 50e zeer actief lid geweest van de PvdA; in diverse vormen was ik politiek actief. Langzaam groeide ik daar uit, tot er een moment kwam dat ik dacht: mijn interesses zijn zo verschoven dat het duidelijker is als ik er echt mee stop, voor mezelf en ook in formele zin. En het leven ging door.
=========================================================================
Nog eentje wat dat betreft: ik ben een omnivoor
Ik moet maar eens uit de kast komen met de mededeling dat ik vlees eet.
Veel mensen gaan er van uit dat een boeddhist vegetariër is of zelfs geen melk en melkproducten gebruikt.
' Waarom ik mijn vrienden niet opeet ' is een sterk statement van Matthieu Ricard.
Tja, dieren zijn m'n vrienden niet, denk ik.
Hoe dan ook: ik heb nooit de innerlijke aandrang gevoeld, vegetariër te zijn; als ik dan toch vleesloos eet, is dat een beetje voor m'n gezondheid maar vooral om aan verwachtingen van anderen te voldoen, dat lijkt me onvoldoende reden.
=========================================================================
Rainer Maria Rilke over de Buddha
Wie leest er nu nog Rilke? Niemand toch? Terwijl hij tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw de favoriet was van spirituelen, in Duitsland maar ook in Nederland.
Eén van mijn favorieten was 'Het dagboek van Malte Laurids Brigge ' (1951; oorspronkelijk: Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge, 1910)
Veel later ontdekte ik z'n gedichten, en hoewel ik er soms weinig van begreep, vond ik ze prachtig.
Versnipperd over verschillende bundels zijn er drie gedichten van Rilke over de Boeddha. Tamelijk vrije en wellicht wat te romantische interpretaties. Maar wat geeft dat: ieder (en zeker iedere cultuur) creëert z'n eigen Boeddha.
BUDDHA
Als ob er horchte. Stille: eine Ferne …
Wir halten ein und hören sie nicht mehr.
Und er ist Stern. Und andre große Sterne,
die wir nicht sehen, stehen um ihn her.
O er ist Alles. Wirklich, warten wir,
daß er uns sähe? Sollte er bedürfen?
Und wenn wir hier uns vor ihm niederwürfen,
er bliebe tief und träge wie ein Tier.
Denn das, was uns zu seinen Füßen reißt,
das kreist in ihm seit Millionen Jahren.
Er, der vergißt was wir erfahren
und der erfährt was uns verweist.
BUDDHA
Schon von ferne fühlt der fremde scheue
Pilger, wie es golden von ihm träuft;
so als hätten Reiche voller Reue
ihre Heimlichkeiten aufgehäuft.
Aber näher kommend wird er irre
vor der Hoheit dieser Augenbraun:
denn das sind nicht ihre Trinkgeschirre
und die Ohrgehänge ihrer Fraun.
Wüßte einer denn zu sagen, welche
Dinge eingeschmolzen wurden, um
dieses Bild auf diesem Blumenkelche
aufzurichten: stummer, ruhiggelber
als ein goldenes und rundherum
auch den Raum berührend wie sich selber.
BUDDHA IN DER GLORIE
Mitte aller Mitten, Kern der Kerne,
Mandel, die sich einschließt und versüßt, –
dieses Alles bis an alle Sterne
ist dein Fruchtfleisch: Sei gegrüßt.
Sieh, du fühlst, wie nichts mehr an dir hängt;
Im Unendlichen ist deine Schale,
und dort steht der starke Saft und drängt.
Und von außen hilft ihm ein Gestrahle,
denn ganz oben werden deine Sonnen
voll und glühend umgedreht.
Doch in dir ist schon begonnen,
was die Sonnen übersteht.
Nederlandse vertalingen ken ik niet. Daarom naast het Duitse origineel een Engelse vertaling van deze drie gedichten, als hulp bij het begrijpen ervan.
Gevonden op de site van 'Cordite '
=========================================================================
Nieuw uitgekomen boeken & ander nieuws
Na wat vertraging lijkt nu toch uitgekomen te zijn:
Het Boeddha-fenomeen - Naar een westers boeddhisme
Door Erik Hoogcarspel
Uit de aankondiging van Bol.com :
"Is een westers boeddhisme mogelijk; een boeddhisme dat zich baseert op de oudste bekende woorden van de boeddha en dat consistent en begrijpelijk is voor een publiek dat niet door verwijzingen naar hindoegoden en wonderverhalen uit zijn bol gaat? Filosoof Erik Hoogcarspel denkt dat dit westerse boeddhisme mogelijk is door de inspiratie van de oudste boeddhistische teksten te verenigen met de nieuwste inzichten uit de westerse fenomenologie. Beide stromingen gaan uit van de eenvoudige waarheid dat je het leven moet laten komen zoals het zich aandient en dat je de wereld moet ervaren zoals ze verschijnt. 'Het boeddhisme is en blijft een verlossingsleer, alles draait om het bereiken van het nirvaa. De fenomenologie streeft naar inzicht en opheldering op alle niveaus en gebieden. Zij streeft niet naar een nirvaa, maar kan dit streven wel verhelderen.' "
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
'Storied Sage
Canon and Creation in the Making of a Japanese Buddha '
door Micah L. Auerback
Uit de aankondiginbg van Bol.com :
"Since its arrival in Japan in the sixth century, Buddhism has played a central role in Japanese culture. But the historical figure of the Buddha, the prince of ancient Indian descent who abandoned his wealth and power to become an awakened being, has repeatedly disappeared and reappeared, emerging each time in a different form and to different ends. A Storied Sage traces this transformation of concepts of the Buddha, from Japan s ancient period in the eighth century to the end of the Meiji period in the early twentieth century. Micah L. Auerback follows the changing fortune of the Buddha through the novel uses for the Buddha s story in high and low culture alike, often outside of the confines of the Buddhist establishment. Auerback argues for the Buddha s continuing relevance during Japan s early modern period and links the later Buddhist tradition in Japan to its roots on the Asian continent. Additionally, he examines the afterlife of the Buddha in hagiographic literature, demonstrating that the late Japanese Buddha, far from fading into a ghost of his former self, instead underwent an important reincarnation. Challenging many established assumptions about Buddhism and its evolution in Japan, A Storied Sage is a vital contribution to the larger discussion of religion and secularization in modernity. "
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De verzameling van numeriek geordende leerredes 1
Vertaling van de eerste drie boeken van de Anguttara-Nikaya door Jan de Breet en Rob Janssen
Uitgegeven door 'Bodhi', voor zover ik begrepen heb, nu onderdeel van het nieuwe Milinda (beter bekend als 'Asoka')
Zie Aanbiedingsfolder . Te koop via bv Bol.com
Zelf geef ik echter de voorkeur aan de complete Engelse vertaling van de Anguttara Nikaya door Bhikkhu Bodhi; 'The Numerical Discourses of the Buddha ' . Zie Bol.com .
Maar wel pas als de stapel 'nog te lezen' in m'n boekenkast kleiner is geworden.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Op 6 april referendum over Oekraïne
Op 6 april kunnen we naar het stembureau om duidelijk te maken of we voor of tegen het associatieverdrag van de EU met Oekraïne zijn. Informatie in de NRC
Ik zou gaan als ik u was.
Zelf ga ik, tegen stemmen.
Het referendum over het verdrag met Oekraïne is wellicht niet de beste keus om onvrede over bepaalde ontwikkelingen over ons hoofd heen duidelijk te maken, dat vind ik ook wel.
Gelukkig komt er misschien nu ook een referendum over de TTIP en CETA
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Grap-dwang bij boeddhisten
Nogal wat boeddhisten hebben last van het modieuze gedrag waar een mooi woord voor is: 'Witzelsucht '. Vroeger gewoner genoemd: het altijd leuk willen zijn.
Sommigen in de graad van een meer serieuze kwaal waar Wikipedia een lemma aan wijdt: 'Witzelsucht (combinatie van de Duitse woorden "Witzeln", dat grap betekent, en "Sucht", dat verslaving of verlangen betekent) is een set van zeldzame neurologische symptomen gekenmerkt door een neiging tot woordspelingen te maken, ongepaste grappen te vertellen of zinloze verhalen in sociaal ongepaste situaties te vertellen. '
Ik tref dit nogal eens aan in een door mij vaker aangehaald blad. Vooral aanhangers van Zen en non-dualiteit verwarren grap-dwang met wijsheid voorbij de rationaliteit.
Ik geef toe: misschien hebben ze er zelf niet zo'n last van, maar ik wel. En dat zeg ik dan maar, ik hoef niet aardig of leuk te zijn.
=========================================================================
Bijlage
Uit 'The Paccekabuddha: A Buddhist Ascetic - A Study of the Concept of the Paccekabuddha in Pali Canonical and Commentarial Literature '
door Ria Kloppenborg Bron: Hier
Hoofdstuk " II. The Way Towards Paccekabodhi
The Upāsakajanālaṅkāra summarises the way to Paccekabodhi as follows:
“After making the resolve ... the lay-disciples accumulate the conditions necessary to obtain enlightenment. Gradually, having accumulated the conditions necessary for Paccekabodhi, they reach an object of thought and a steady inner stirring because of the ripening of their knowledge.
Seeing the complete wretchedness of existence, etc., they define the cause of all that happens by means of the knowledge of the self-existent, thoroughly realising: ’This is suffering’, and the other (truths). Devoting themselves to the object of meditation, which consists of the four truths, they crush the conditionings, conforming to their own resolve.
In due course they practise insight, successively attain the sublime way, and become enlightened with Paccekabodhi. From the moment (they attain) the sublime fruit, they come to be called Paccekasambuddha” (Upās 344).
II. I. The Period In Which No Buddha Exists
...
II. 2. Conditions and Resolve
From the moment he makes his resolve for Paccekabodhi, the future Paccekabuddha is called a Paccekabodhisatta. He retains this description through the many existences during which he strives for enlightenment, until his self-enlightenment has been effected. The conditions needed to make the resolve to go the way leading to Paccekabodhi are enumerated in several works. The commentary to the Suttanipāta gives the following list: being human, possessing the male sex, seeing those who are free of evil influences, meritorious act, and desire.
...
Here also, the Paccekabuddha’s conditions differ from those of the Sammāsambuddha and the disciple. Instead of five conditions, the Sammāsambuddha’s list comprises eight, namely: being human, possessing the male sex, the cause (hetu, i.e., the condition for arahatship), seeing a teacher, entering upon religious life (pabbajjā), possessing virtue, meritorious act, and desire. The conditions for the disciple are: meritorious act and desire.
II. 3. Instruction
The fact that future Paccekabuddhas do not receive instruction and that Paccekabuddhas do not
teach is often mentioned as one of their main characteristics. This is correct as there is no
account of his systematic teaching. But it is said that he teaches the dhamma. This section deals
with the instruction received by the Paccekabodhisatta and not with instruction given by a
Paccekabuddha. However, since Paccekabuddhas sometimes instruct aspirants for Paccekabodhi, it is difficult to separate the two. There are several methods by which the future Paccekabuddha can be induced to enter the way leading to self-enlightenment. Most of the methods help him to concentrate on that object of meditation which is his specific starting-point on the way. These ways of instruction mainly consist of subtle influences, instigations, and pushes into the right direction, rather than of thorough instruction regarding the nature of the way and the reality of enlightenment. The Paccekabodhisatta receives help in the first stage of his development, but from that point onward he has to fulfil the way by himself. In this respect one is justified saying that he does not receive instruction. Others only provide him with an opportunity to start upon the way by helping him to find and concentrate upon his object of meditation, which is his personal key to insight.
Sometimes the influence is exercised on purpose, sometimes it seems accidental. An example of the first possibility can be found in the Suttanipāta commentary, where it is related how a Paccekabuddha tricks a Paccekabodhisatta into coming to his hut in order to provide him with an opportunity to meditate. The commentary to the verses of the Suttanipāta relates many examples of ’accidental’ influence. The Paccekabodhisatta’s maturity enables him to recognise these events as not being accidental, but as extremely meaningful in his own spiritual development.
Another way of ’instruction’ often found in connection with the Paccekabodhisatta is that of
example. This can be the exemplary behaviour and way of life of the Paccekabuddha which impresses the Paccekabodhisatta: a Paccekabuddha is supposed to teach by means of the body (kāyika). It can also be the example of some natural event, as for instance in the verse and its commentary in which the freedom of deer gives rise to a meditation on freedom and bondage.
A comparison used by an instructing Paccekabuddha can also provide the Paccekabodhisatta with an object of meditation. In addition to these ways of influence, a more systematic method of instruction may be used. This can take place during the past existences of the Paccekabodhisatta before he made his resolve to enter the way to Paccekabodhi, and it may have been given by past Buddhas. But after the resolve to strive for Paccekabodhi has been made, whatever instruction he receives comes from Paccekabuddhas, and is said to be confined to the giving of the entrance to religious life and the transmission of the basic rules of conduct of ascetics.
The instruction, if it occurs, is very limited, and provides the person striving for enlightenment with only vague indications regarding the stages he will have to pass and the difficulties attached to these.
An element of the greatest importance for the Paccekabodhisatta’s way towards enlightenment is his attainment of an object of meditation. This object provides him with a means to attain jhāna and insight. It is always obtained and developed by the Paccekabodhisatta himself although sometimes with the help of persons or circumstances. The attainment of an object of meditation conducive to insight is the first step on the last and decisive part of the way.
It provides the Paccekabodhisatta with the means to develop wisdom and consequently to attain enlightenment. The primary objects of meditation will be discussed below (see II. 5.).
II. 4. The Entrance Upon Religious Life (Pabbajjā)
Pabbajjā is not considered essential for the attainment of Paccekabodhi, as is clear from its
omission from the list of conditions for the resolve. The Jātakas also describe a few cases in
which Paccekabodhi has been attained without formal entrance upon religious life. For example,
in one story, one of two friends steals his friend’s drinking-water, but then repents and attains
enlightenment shortly after reflecting: “If it increases, this thirst of mine will throw me into
lower states of existence.”
The same Jātaka passage provides us with four more examples of quick and sudden attainment of Paccekabodhi:
“A man who could not divert his attention from the beautiful wife of another man thought: ’If
it increases, this greed of mine will throw me into lower states of existence;’ then, with agitated mind, he cultivated insight and produced the knowledge of Paccekabodhi. Standing in the air he taught the Dhamma and then went to the Nandamūlaka-slope.
“A father and son, waylaid by robbers while travelling agreed to conceal the nature of their
relationship from the robbers so that the latter would not think of taking one of them hostage for
a ransom. The son afterwards regretted his lie: ’If it increases, this sin will throw me into lower states of existence; I shall subdue this fault.’ He then cultivated insight and produced the
knowledge of Paccekabodhi. Standing in the air, he taught the dhamma to his father and then went to the Nandamūlaka-slope.
...
However, in nearly all the accounts of the Paccekabodhisatta’s typical career, mention is made of pabbajjā as an important phase of the way preceding and leading to enlightenment. The term pabbajjā used with regard to the Paccekabodhisatta’s entrance upon religious life, denotes his abandoning the world and adopting the way of life of an ascetic as a means to attain insight and enlightenment. The event is also called samaṇaka pabbajjā, “entrance upon the life of an ascetic.” It is not identical with the ceremony of pabbajjā described in the Vinaya texts, as this
ceremony marking formal admission into the Saṅgha is quite distinct from the Paccekabodhisatta’s act of leaving the world to devote himself to solitary asceticism.
The events which stir the Paccekabodhisatta to his renunciation are of several characteristic
types: disgust after one has recognised greed as a negative, obstructive factor; the behaviour of
wicked friends; the realisation that the way of life of an ascetic is to be preferred; the wish not to be bound to this world and its obligations. The result of reflection along these lines is in most cases a feeling of dissatisfaction or even disgust with the present situation and the decision to enter upon religious life, which means donning the yellow robe and leading the life of an ascetic.
With the pabbajjā, the Paccekabodhisatta takes a final step to dedicate the rest of his life to the attainment of enlightenment. He enters upon religious life alone, both in the sense of being selfmotivated and of being physically isolated: in this he is said to be solitary. However, there are some references to a kind of pabbajjā-ceremony performed by Paccekabuddhas for someone striving for Paccekabodhi who wishes to live in their community. The candidate expresses a wish to enter upon religious life, and the Paccekabuddhas acknowledge this by stating that they accept him. This simple ceremony seems to have the function of protecting from profanation the instruction to be given to the candidate. Only he who enters upon religious life can receive
instruction.
Taking up a life of asceticism means accepting a life with various hardships. The Suttanipāta commentary says: “hard is the entrance upon religious life, like walking up and down upon the edge of a razor.” And the various difficulties of the ascetic’s way of life are described, such as lying down on a mat of grass or a bed of ropes, exposure to cold, wind, biting insects, hunger and thirst, walking for a long time to collect alms, eating dirty food, etc. But the Paccekabodhisatta who is able to endure this hard life, by means of either the power of his will to attain enlightenment or the power of consideration, attains to Paccekabodhi. Concerning the will-power needed to persevere in the midst of privation: “Those who have entered upon religious life are not subject to (external) conditions. They exercise power over a thought (to find better conditions), they are not in the power of such a thought.”
Sometimes the problems and hardships may be too much for a young Paccekabodhisatta. He then may leave the religious life and enter it again after having regained the necessary energy.
Pabbajjā is said to be only “practised by noble people, having many advantages, being extremely
pleasant, (and) although it is this, (it is) not coveted and not wished for by low people who are
overwhelmed by greed.”
...
II. 5. The Meditations
Having entered upon religious life, the Paccekabodhisatta lives the life of an ascetic and
dedicates himself to meditation practises. Except for the instances of sudden and spontaneous
enlightenment, the aspirant for Paccekabodhi has to strive to reach his goal through the hard
practise of meditation.
Several forms of meditation are mentioned in the texts with reference to the Paccekabodhisatta’s practise. He can choose whichever method he wishes, according to personal preference, to prepare his mind for the attainment of enlightenment.
One type of practise is kasiṇa-meditation, meditating on a specially prepared object capable of
leading to jhāna. The kasiṇas are ten: the earth, water, fire, air, blue, yellow, red, white, space and consciousness kasiṇas.
Another type of practise, developed by those who abide in thoughtfulness, is the four applications of mindfulness (satipaṭṭhānā), namely, mindfulness directed towards the body, feelings, thoughts, and mind-objects. These meditations lead to wisdom.
Still another group of meditations often mentioned in connection with the Paccekabodhisatta’s way towards enlightenment is the set of four called the immeasurable states (appamaññā) or divine abodes (brahmavihāras). The four are friendliness (mettā), compassion (karuṇā), sympathy (muditā) and equanimity (upekkhā). Of these four, friendliness is described most frequently as applied by Paccekabodhisattas.
The consequence of this stress on friendliness is the great protective power ascribed to the
Paccekabuddha. The Apadāna mentions his mindfulness regarding the inhabitants of border districts, and there are indications that images of Paccekabuddhas were used for the purpose of
protection. This could well be the outcome of their reputation for extended practise of metta,
popularly believed to be a protective power which counteracts inimical influences. ...
Sometimes insight into the truths or into certain doctrinal points is not the direct result of
systematic practise, but arises spontaneously under the influence of circumstances. The first
flash of insight occurs thus and then the Paccekabodhisatta can systematically contemplate it.
This rather sudden insight, as described in the relevant texts, occurs either through understanding the doctrine of impermanence, suffering and non-self, or through understanding the origination by dependence (paṭiccasamuppāda). In some cases it arises through insight into the true nature of the round of existence, i.e., saṃsāra, and the end of the round, i.e., Nibbāna.
The attainments (samāpatti) are often mentioned in connection with the Paccekabodhisatta.
They include the four stages of the world of form, i.e., the four jhānas, and the four stages of the world without form, i.e., the four immaterial attainments (āruppa). The attainment of
suppression (nirodhasamāpatti) is most frequently mentioned in connection with the Paccekabuddha. He is supposed to abide in this state of meditation while living on Mount Gandhamādana and comes out of it only to go seeking for alms. The attainment of suppression belongs to the so-called liberations (vimokkha), among which it is ranked as the last, the eighth, the attainment of the suppression of consciousness and sensation.
It also comes as the ninth of the nine gradually ascending stages (anupubbavihārā), preceded by the four jhānas and the four immaterial attainments. The immaterial attainments were probably known and practised by yogis and ascetics before the time of the Buddha, for it is mentioned that they had been taught to him by his teachers, Ālāra Kālāma and Uddaka Rāmaputta.
The Paccekabuddha who has entered a state of deep meditation is described as being invulnerable. The Commentary on the Dhammapada relates the story of a Paccekabuddha who could not be injured while being in the midst of a fire: “even after having brought a Thousand cartloads of wood and having kindled (that), they could not even make a show of heat; therefore, having risen (from his meditation) on the seventh day, he went as he wished” (Dhp-a I 2).
The Paccekabuddha’s concentration (samādhi) is not in need of further training (asekha) (Nidd
II 64) and is equated with the four jhānas (Sn-a 64): The different stages of jhāna are described in several places. The Paccekabuddha’s way to attain and develop these is the same as a Buddha’s or disciple’s way. The fourth jhāna is said to be characterised by equanimity and quietude, both qualities preferably attributed to the Paccekabuddha. Based on this jhāna, Buddhas, as well as Paccekabuddhas, attain enlightenment during one meditation. ...
II. 6. Insight and Enlightenment
The devoted practise of meditation leads towards quietude (samatha) and insight (vipassanā) into
the four truths. Quietude is the calm mental state which is, at one level, a necessary condition
for insight, and at another level, an inseparable concomitant of insight. It thus results in an
appeasement of the defilements (kilesa) obstructing the attainment of enlightenment. Insight
prevents the defilements from arising again and can therefore be considered the last stage before
enlightenment. For the attainment of enlightenment it is necessary that quietude and insight be
brought into equilibrium; in this connection they are equated with concentration (samādhisamatha) and wisdom (paññā-vipassanā).
Thus, having followed the noble eightfold way, the aspirant understands the conditionings
(saṅkhāra). Having passed the four Ways of the noble ones—the way of entrance into the stream, of once-return, of non-return and of arahatship—and attained the four corresponding fruits, the Paccekabodhisatta attains the knowledge of Paccekabodhi.
The self-enlightenment is called: “that which goes together with the state of a self-existent
one” (Khp-a 229). “It means the knowledge of the four Ways and wisdom. The Paccekabuddha realises by means of this knowledge of enlightenment: ’All conditionings are impermanent.’”
“All his defilements destroyed, their roots cut, like palm trees uprooted, conditionings that will
not again exist in the future, in this way completely tree from faults, he is solitary; being without a teacher, self-existent, perfectly enlightened by himself with regard to self-enlightenment”.
The enlightenment can only be described by means of relevant passages from the texts. But these very rarely refer to the experience as it is undergone by the Paccekabuddha himself because it surpasses all possibilities of verbal expression. A feeling of supramundane happiness has been connected with this enlightenment as well as serenity of senses and mind. The peace which results from the experience is called “not sown, not strewn, not explained, not taught, not made known, not established, not unveiled, not explained in detail, and not made manifest, nor shown” (Nidd II 350).
II. 7. Nibbāna
The career of a Sammāsambuddha, Paccekabuddha and disciple ends in the state of Nibbāna.
Nibbāna is attained first in their present lives, as the Nibbāna with a residue of substratum
(saupādisesa-nibbāna), and then at the moment of death as the state of final Nibbāna, Nibbāna
without a residue of substratum (nirupādisesa-nibbāna).
... "
3 opmerkingen:
Het Pratyekabuddhayāna zou wel een veel orginelere naam voor deze website zijn dan Maandblad Boeddhisme
Dan liever Pacceka Boeddha Bode
DOEN!
Een reactie posten