woensdag 18 juli 2012

Het anarchistische boeddhisme

De laatste tijd denk ik wel eens: ik zou mezelf ook anarchistisch boeddhist kunnen noemen.
In zijn interview met mij in het 'Boeddhistisch Dagblad' was de openingszin van Joop Hoek:
Een hele mond vol, ongebonden, vrijzinnig, geëngageerd. Allemachtig.”
Dat ontkende ik niet, ik had er zelfs aan toe kunnen: èn ook theravadin èn critisch boeddhist.
Immers: hoe meer deel-identiteiten hoe meer het ideaal van anatta bereikt is.

Maar met dat ‘anarchistisch boeddhist’ zit het toch anders. Heel anders.
Ik constateer dat het boeddhisme zelf anarchistisch van karakter is, zeker in Nederland. Alle pogingen het in het kaderen, om het in hokjes van diverse tradities te stoppen, kunnen onderuit gehaald worden. Elke indeling is arbitrair, aan andere dan de eigen traditie toegeschreven opvattingen kloppen in wezen niet. (De aan de eigen traditie toegeschreven opvattingen soms ook niet; zo dacht ik helderheid te hebben met de meditatie-indeling samatha versus vipassana maar diverse Thaise monniken gaan daar helemaal niet van uit)
Het boeddhisme heeft geen centraal leergezag’ wordt wel gezegd. Dat is zo, maar het is nog meer niet. Het boeddhisme heeft ook niet de aanleg om georganiseerd te worden.

Het artikel van gisteren in *OpenBoeddhisme* (zier hier ) onder de titel 'Georganiseerd boeddhisme in kaart gebracht' onderstreept deze veelvormigheid nog eens. Het beeld van: ‘de meeste sangha’s zijn lid van de BUN, een paar zijn dat niet en dan heb je nog al die ongebonden boeddhisten’ klopt niet. Een Copernicaanse revolutie (Tot de middeleeuwen werd gedacht dat de aarde het centrum van de cosmos was waar alles zoals de zon om heen draaide; Copernicus concludeerde dat dat niet klopte). Het draait niet om de BUN.
Het boeddhistisch universum (in Nederland) wordt trouwens eerder gekenmerkt met de typering ‘brownse bewegingen ’.

Dit heb ik ook – als troost bedoeld – gezegd tegen een vriend die zich zorgen maakt dat het nu de Vrije Universiteit is die met haar opleiding tot boeddhistische chaplain kans lijkt te gaan zien het Nederlandse boeddhisme te gaan institutionaliseren en de toekomstige boeddhistische leiders ambieert te kunnen gaan opleiden.
Ik denk dat ze dat niet lukt, dat daarvoor de anarchistische kracht in het boeddhisme te groot is”.

Natuurlijk overdrijf ik en heeft de technocraat in mij (ik heb m.i. geen Boeddha-natuur maar wel ben ik technocraat in het diepst van mijn gedachten) het soms te kwaad als ik de chaos zie of voorzie.
Met name als ik boeddhistische beunhazerij zie. Maar dat verschijnsel is niet op te lossen met meer organisatie, eerder met meer boeddhistische journalistiek.

Ter voorkoming van misverstand: de veelvormigheid van het boeddhisme waardeer ik en ook de onmogelijkheid die te reduceren of (door de overheid bv) te ordenen. Juist door die veelvormigheid heeft het in zo veel verschillende tijden en culturen gestalte kunnen krijgen en nieuwe aanhangers vinden.
Maar tegelijk is de beoefening van het boeddhisme (van welke vorm dan ook, durf ik te zeggen) een kwestie van discipline, van een gekozen vorm niet zomaar weer verlaten voor een andere.
Het is ook geen vorm van religieus relativisme (in de trant van: alle religies en alle vormen van boeddhisme komen in wezen op hetzelfde neer): integendeel, ik vind dat er veel te makkelijk wordt gepraat over ´skilful means´, over ´upaya´.

Kortom: ik ben geen anarchistisch boeddhist; leve het anarchistische boeddhisme !

vrijdag 13 juli 2012

Geestelijke verzorging niet alleen vanuit de kerk of sangha en niet alleen vanuit de VU

De aankondiging van de VU dat in september 2013 de opleiding van boeddhistisch geestelijk verzorger gaat starten (master, gevolgd door ambtsopleiding), suggereert dat die mogelijkheid er nu nog niet is.
Ten onrechte. Er zijn diverse opleiding voor geestelijk verzorger, evenals die van de VU geacrediteerd.
Die opleidingen zijn echter algemeen, dus niet aan een bepaald geloof (zoals één van de christelijke als het protestantse of één van de boeddhistische geloven) gekoppeld.
Zie de lijst van geaccrediteerde opleidingen van de Stichting Kwaliteitsregister Geestelijk Verzorgers, hier en hier. Die hebben waarschijnlijk de toekomst in het veld van de geestelijke zorg, zie het artikel hieronder.

Wel weten de meeste huidige in de zorg werkzame geestelijk verzorgers of sociale raadslieden) er worden diverse termen voor het beroep gebruikt) te weinig van het boeddhisme.
Want natuurlijk zijn er clienten en patienten in de zorginstellingen die boeddhist zijn of in ieder geval graag vanuit het boeddhisme steun willen ontvangen.
Daar is echter iets anders, iets aanmerkelijk sneller dan een complete boeddhistische VU-opleiding voor mogelijk, die door haar contract met de Boeddhistisch Zendende Instantie (BZI) ook nog eens suggereert daar een monopolie op te hebben.

Voorzover een zendende instantie nog belangrijk is in de zorgsector, is de BZI zeker - in de toekomst - niet de enig mogelijke vanuit de boeddhistische gemeenschap. De BZI staat sterk onder invloed van de Dienst Geestelijke Verzorging van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Te sterk, meen ik, daar zal ook de evaluatie door het KASKI niets aan veranderen. In een eerdere blog heb ik al beschreven dat er ook andere boeddhistische ´zenders´ zoals verenigde boeddhistische leraren kunnen komen.
Maar de meeste boeddhisten in Nederland zijn ongeorganiseerd en ongebonden, dus waarom ook de boeddhistisch geestelijk verzorgers niet?
Belangrijker dat het zenden is de kennis van het boeddhisme door geestelijk verzorgers, ´kennis´ van binnen uit, door het zelf beoefend te hebben en nog te beoefenen, al dan niet gecombineerd met het beoefenen van andere levensbeschouwingen
Met dat doel stel ik het volgende voor, aan de diverse reeds geaccrediteerde opleidingen voor geestelijk verzorgers:

Organiseer een geaccrediteerde nascholing boeddhisme

Een nascholing zoals bedoeld voor het in het veld werkzame geestelijk verzorgers / raadslieden.
Zie voor die accreditatie hier en hier .
Het is niet mijn deskundigheid en niet mijn taak hier als blogger gedetailleerd te beschrijven waar zo´n nascholing uit zou moeten bestaan.
Naast kennis van (de beoefening van) de diverse tradities denk ik wat betreft het boeddhistische in de geestelijke verzorging zelf aan het in oktober te verschijnen handboek
´Arts of Contemplative Care
Pioneering Voices in Buddhist Chaplaincy and Pastoral Work
´ Zie hier


Passages uit een artikel uit het Nederlands Dagblad van 6 juli 2012 ( Bron ) :

Het is een trend in zorginstellingen algemeen geestelijk verzorgers (gv'ers) te benoemen in plaats van door de kerk gezonden geestelijk verzorgers.
Dat zegt stafmedewerker Christien den Draak van de Vereniging van Geestelijke Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) naar aanleiding van het bericht dat het Deventer Ziekenhuis haar geestelijke verzorging een 'bredere invulling' wil geven.
Eerder al vertrok een rooms-katholieke gv'er; nu heeft zijn protestantse collega - ds. Johan Weijenberg - een beroep aangenomen naar een gemeente. Voor hem wordt een algemeen verzorger gezocht, waardoor de kerkelijke presentie binnen de geestelijke verzorging in het ziekenhuis is verdwenen. 'Er zijn zo veel geloofs-smaken, dat wij menen dat een bredere geestelijke verzorging nodig is. Breder dan het werkveld voor een rooms-katholieke pastor of een predikant', licht een woordvoerder van het Deventer Ziekenhuis toe.
Volgens Den Draak heeft de trend om algemeen gv'ers te benoemen te maken met de nieuwe opleidingen voor geestelijke verzorging die zijn gekomen aan de universiteiten in Groningen,
Utrecht, Nijmegen en Amsterdam. 'Deze opleidingen leveren steeds meer mensen af. Zij hebben een brede religiewetenschappelijke basis gekregen, met een op geestelijke verzorging toegespitste master. Het is logisch dat de zorginstellingen deze gekwalificeerde mensen willen binnenhalen.'
...
De klassieke theologieopleidingen leveren steeds minder geestelijk verzorgers af. Den Draak schat zo'n tien per jaar. Dat aantal is in de loop der jaren flink afgenomen. Nu nog zijn de meeste geestelijke verzorgers door een kerk of het Humanistisch Verbond uitgezonden, zeker 750 van de 850 leden van de VVGZ, vertelt de stafmedewerkster. 'Maar het aantal niet-gezonden geestelijk-verzorgers neemt zeker toe.'
Het begrip algemeen verzorger wil overigens niet zeggen dat deze persoon niet gelovig zou zijn.
'Zeker niet, in de meeste gevallen is het iemand met een rooms-katholieke of protestantse achtergrond', aldus Den Draak.
De VGVZ-medewerkster merkt wel dat bij het besluit om algemeen gv'ers aan te stellen een vooroordeel kan meespelen. 'Een directie denkt dan dat een predikant er alleen is voor ziekenhuispatiënten die naar de kerk gaan. Dat is een misverstand. Een theologisch opgeleide geestelijk verzorgers met een kerkelijke binding is er voor iedereen.'
....

dinsdag 10 juli 2012

Een aangevuld verslag van het gesprek van het KASKI met mij

Het onderstaande is het concept-verslag zoals opgesteld door dr. Ton Bernts van het KASKI over het gesprek van hem en prof Paul van der Velde met mij, met toevoegingen van mij: deels punten die volgens mij ook gezegd waren en deels aanvullingen achteraf.
Zie ook mijn primaire reflectie op dit interview hier .

De inhoud van onderstaande is door genoemde aanpassingen voor mijn verantwoording (paragraaf A).

Een aparte aanvulling, een paar dagen na het retourneren van het verbeterde verslag aan het KASKI gestuurd was naar aanleiding van het uitkomen van het evaluatierapport van het KASKI over de Nederlandse Hindoe Raad (zie hier .)
Dat voeg ik ook hier met als openingswoord ‘herstructurering’ toe (paragraaf B).

Tenslotte, op mijn Kaski-dossier compleet te maken, voeg ik ook een reactie toe die ik onlangs op de site van *OpenBoeddhisme* heb geplaatst. (paragraaf C)
Zie voor de context hier .


A. Maar eerst het Kaski-verslag, met hier en daar een aanvulling, die ik hier cursief zet.

Vooraf heeft Romeijn schriftelijk al gesteld dat de criteria van deze evaluatie enigszins afwijken van de criteria zoals opgenomen in de ´Erkenningsovereenkomst´ tussen Justitie en de BUN uit november 2008. Met name het eerste criterium ('representativiteit') dient z.i. wel in de geest van artikel 2 lid 4 van de 'Erkenningsovereenkomst' worden begrepen.

Romeijn is een belangrijke zegsman namens de niet-georganiseerde boeddhisten in Nederland, en als zodanig ook geïnterviewd door de werkgroep Lotusbloem.. Niet-georganiseerd betekent niet aangesloten bij een sangha. Romeijn is overigens lid van een meditatiegroep in de Theravada traditie. Deze groep is weer aangesloten bij de SIM.

Romeijn begint het gesprek door te zeggen het niet verstandig te vinden (ook wetenschappelijk gezien) dat de opdrachtgever van deze evaluatie ermee heeft ingestemd dat (op verzoek van het BUN-bestuur) de BUN-leden hun vragenformulier na de ledenvergadering van 9 juni mochten terugsturen. Op deze wijze hebben de BUN-leden nu hun antwoorden op elkaar en op het door de BZI gewenste resultaat (erkenning) kunnen afstemmen.
Dit met name (toevoeging achteraf) omdat hij toch al de indruk heeft gekregen dat de opdrachtgever net zo lang de evaluatie heeft uitgesteld en de evaluatiecriteria heeft aangepast in de hoop dat er een keer een positief evaluatie-moment aanbreekt.


1. Vertegenwoordigt de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) voldoende groeperingen uit de boeddhistische gemeenschap?
Nee. De leden van de BUN hebben volgens Romeijn vermoedelijk een achterban in de grootteorde van 10.000 personen. Het totale aantal boeddhisten in Nederland is moeilijk te schatten. Romeijn meent dat het gemiddelde van diverse schattingen - 170.000 – een bruikbare aantal is. Dit betekent dat de BUN slechts zo’n 6% van de boeddhisten in Nederland representeert.
Romeijn stelt dat het probleem rond de BUN ontstaat, omdat de overheid een formele vertegenwoordiging van het boeddhisme wil als contactorgaan. De BUN had meer afstand moeten bewaren tegenover deze wens van de overheid. Want de BUN kan z.i. niet namens de boeddhisten in Nederland spreken.

Romeijn meent dat er ook geen zendende instantie nodig is voor de gv bij justitie. Hij verwijst hiervoor mede naar de regeling van Albayrak dat gv ook op declaratiebasis door leraren gedaan zou kunnen worden. M.a.w., een terugkeer naar de oude situatie.
Romeijn stelt dat de BUN trouwens ook te weinig expertise heeft om deze gv aan te sturen en vorm te geven, want men heeft zich bijvoorbeeld ook nog geen enkele gedachte gevormd over gv in de zorgsector. Daarom heeft hij daar zelf een studie aan gewijd en erover gepubliceerd in zijn blog.
Overigens gaat het in de zorgsector ook zonder zendende instantie. Daarbij speelt dat de BUN uiteraard geen leergezag heeft. Dat blijkt ook straks als de afgestudeerden van de ambtsopleiding een zending krijgen van een leraar, en niet van de BZI. Romeijn meent dat het belangrijk is dat er vanuit het Nederlandse boeddhisme een pastorale traditie wordt ontwikkeld. In dit verband is er ook nog onduidelijkheid over de verhouding tussen de ‘buddhist chaplains’ die straks van de ambtsopleiding komen, en de leraren.

Romeijn heeft met enkele medestanders herhaaldelijk bij de BUN aangekaart om ook de niet-georganiseerde boeddhisten toe te laten tot de vereniging. Hij verwijst naar het Duitse model, waarbij de individuele boeddhisten 3 stemmen hebben in de ledenvergadering. Dit zou de representativiteit en de legitimiteit van de BUN verhogen, al blijft het een benadering omdat men moeilijk de grote groep niet-georganiseerde boeddhisten kan vertegenwoordigen. Bovendien kan de BUN, eventueel ook via de leden, op die manier ook zorg dragen voor de individuele boeddhisten, bijvoorbeeld huiskamergroepen te organiseren en een klankbord voor hen te vormen. Hieraan is een gemis in de boeddhistische gemeenschap. De BUN hanteert steeds het argument dat men maar lid van een sangha moet worden. In het verleden is wel gepoogd om de Stichting Vrienden van het Boeddhisme om te bouwen tot een platform voor de ongeorganiseerde boeddhisten. Dat heeft de SVB uiteindelijk niet gedaan.

Romeijn meent dat de persoonlijke verhoudingen op dit moment toelating van de niet-georganiseerde boeddhisten bemoeilijken (dat wil zeggen dat sommige BUN-leden niet 160.000 van een handvol de afgelopen jaren activistisch opererende zogenaamd ongebonden boeddhisten kunnen onderscheiden) ; niettemin heeft de laatste ALV ingestemd met het voorstel van de werkgroep Lotusbloem om te onderzoeken hoe een platform gecreëerd kan worden voor de ongebonden boeddhisten. Romeijn heeft echter geen enkele verwachting dat de BUN nog een draai kan maken en vindt het beter iets nieuws te starten.

Romeijn wijst (in een aanvulling achteraf) op de brief van BUN-voorzitter André Kalden van 25 juni 2012. Daarin wordt gemeld dat de leden dit onderwerp weinig prioriteit hebben gegeven. In dit jaar zal er niets aan dit onderwerp gebeuren.

Een andere mogelijkheid is dat de overheid de BUN erkent als vereniging van sangha’s, bijvoorbeeld voor wat betreft de BOS. Maar de pretentie dat de BUN daarmee het grootste deel van de boeddhisten vertegenwoordigt, is niet vol te houden. En dat is toch de legitimiteit die Justitie vereist voor een zendende instantie, namelijk voor het boeddhisme representatief (en niet slechts voor het georganiseerde boeddhisme).

Romeijn meent wel dat de meeste stromingen in de BUN zijn vertegenwoordigd, hij noemt als ontbrekende stromingen/groepen de Nicherin, en enkele Tibetaanse groepen die zich niet goed verstaan met de Maitreya groep. En uiteraard het zogenaamde ‘seculiere’ of westerse boeddhisme dat grote aanhang heeft bij de ongebonden boeddhisten. Maar deze groep heeft zich zoals gezegd nog niet georganiseerd en blijft daarom onzichtbaar. Overigens kent dit seculiere boeddhisme diverse rituele en devotionele aspecten, en is als zodanig te onderscheiden van mindfulness als pure psychotherapie.

2. Is de BUN goed toegankelijk voor nieuwe lidorganisaties?
Romeijn denkt van wel, maar dan zoals al aangegeven expliciet niet voor individuele boeddhisten, en dat zijn er heel wat, meer dan de aan een organisatie verbonden boeddhisten.

3. Vervult de BUN een effectieve rol voor de boeddhistische gemeenschap, zowel intern als naar de Nederlandse samenleving?
Nee. Bij allerlei ontwikkelingen staat (het bestuur van) de Boeddhistische Unie op de zijlijn te kijken. Bijvoorbeeld bij de onvermijdelijke fusie in de omroepwereld van de Boeddhistische Omroep Stichting met de VPRO (of een andere omroep) heeft het BUN-bestuur geen enkele regie-functie.

Romeijn meldt een recente terugvordering van € 50.000 plus een boete die de BUN recentelijk heeft gekregen van het Commissariaat voor de Media vanwege het onjuist gebruiken van omroepmiddelen bij de aanvraag voor een zendmachtiging voor 2010-2015 toont volgens hem pijnlijk aan dat de BUN alleen maar in naam de aanvrager is geweest omdat dat van de Mediawet zo moet; de BOS heeft de regie ervan geheel in eigen hand gehouden.
Het geheel maakt een klungelige indruk.


Boeddhistische tijdschriften en internet-websites en blogs ontwikkelen zich geheel buiten het bestuur van de BUN om. De eigen website vervult geen forumfunctie. Een zwaktebod is ook dat het bestuur expliciet niet reageert op publicaties en vragen van de media, bijvoorbeeld van het webmagazine http://openboeddhisme.nl.

Gebrek aan effectiviteit blijkt ook uit het eerder aangekaarte feit dat de BUN de ongebonden boeddhisten in de kou laat staan. Deze zwakke effectiviteit wordt mede veroorzaakt doordat de leden van de BUN vooral met zichzelf bezig zijn en weinig bijdragen aan de taken die de BUN zou dienen te vervullen voor de boeddhistische gemeenschap. Er is ook weinig animo om bestuurder te worden. Hier en daar doen sangha’s wel op eigen initiatief activiteiten.
In de loop der jaren is het aantal activiteiten buiten BZI en BOS teruggelopen, zoals studiedagen en de vroeger jaarlijks georganiseerde ‘Change-your-mind-day’. De organisatorische kracht is nihil, mede ook door het verdwijnen van de Achmea-inkomsten per 2011.
Ook aan het maatschappelijke debat, bijvoorbeeld over duurzaamheid of ritueel slachten, wordt vanuit de boeddhistische visie(s) niet bijgedragen.
Werkgroepen die die BUN heeft gehad rond geëngageerd boeddhisme, onderwijs en ´boeddhisme en sterven´, zijn al weer een aantal jaar geleden ermee gestopt.
Ook aan de ondersteuning van sangha’s wordt volgens Romeijn niets gedaan.

4. Doet het aanbod en/of de achtergrond van de boeddhistische geestelijke verzorgers recht aan de diverse stromingen en etniciteiten binnen het boeddhisme, en is divers qua mannen en vrouwen?
Hoewel Romeijn niet exact van alle op dit moment in dienst van Justitie zijnde boeddhistisch geestelijk verzorgers weet tot welke traditie ze behoren, meent hij dat Zen zwaar oververtegenwoordigd is. Romeijn vraagt zich af of etnische boeddhisten een geestelijk verzorger krijgen die hun taal spreekt en hun specifieke traditie en cultuur kent.

5. Werkgroep Lotusbloem
De werkgroep komt voort uit het conflict over bevoegdheden tussen de professionele ‘dochters (BOS en gv)’ en het door vrijwilligers bestuurde en bemensde BUN. Om dat op te lossen heeft men de dochters semi-autonoom gemaakt via delegatieovereenkomsten, maar die gingen toen (mn de BOS) sterk hun eigen gang, los van de BUN. De leden hadden op deze manier te weinig inspraak en beslissingsbevoegdheid.
Romeijn meent dat de aanbevelingen van de werkgroep te ambitieus zijn, gezien de huidige bestuurskracht van de BUN. De gebrekkige communicatie tussen BZI en BUN bleek bijvoorbeeld weer onlangs uit de bijgestelde definitieve overeenkomst met de VU, waarvan de leden van de BUN niet op de hoogte waren. In dit verband vraagt Romeijn zich af of de BZI voldoende inspraak heeft in het beleid rond de gv en voldoende tegenwicht kan bieden aan de hg, mede gezien ook de onderlinge persoonlijke verhouding tussen hg en voorzitter BZI. Overigens zou er voor de zorgsector een andere zendende instantie ingesteld kunnen worden.

Achteraf schrijft Romeijn hierover in zijn blog en meldt aan ons:
Die oprichting kan eenvoudig doordat de leraren die een BGV-er met ambtsopleiding hebben erkend, samen een stichting oprichten, los van de BUN dus. Zoiets is (technisch) geen probleem.
Wellicht kan hierop worden geanticipeerd door nu al zo´n stichting (statutair) voor te bereiden. De bestuursleden van zo´n stichting kunnen – korte lijnen – de leraren zijn; wellicht kan er een secretaris aan deze leraren-bestuursleden worden toegevoegd die bij wijze van spreken volgend jaar al met de voorbereidingen kan starten.
Een extra voordeel van deze formule is dat er niet meer de afhankelijkheid is van het wel of niet ´erkennen´ van de BUN door Justitie, of van het zichzelf opheffen van de BUN.`


Romeijn vraagt zich af of de BZI voldoende deskundigheid in huis had om met de VU te onderhandelen. Zijn indruk (zoals hij in zijn blogs heeft geanalyseerd) is dat de BZI en daarmee de BUN door de V.U. is ‘ingepakt’.

6. De beschikbaarheid van een universitaire opleiding tot geestelijke verzorger
Romeijn herinnert kort aan een aantal van zijn blogs waarin hij ingaat op dit vierde evaluatiecriterium waaraan het Kaski de BUN moet toetsen:
“ beschikbaarheid van een universitaire opleiding tot geestelijke verzorger “
Hij memoreert dat het in de ‘Erkenningsovereenkomst’ iets stelliger staat:
“Lid 5. Het verlengen van de erkenning geschiedt tevens onder de
voorwaarde dat binnen drie jaar na deze erkenning een opleiding
boeddhistisch geestelijk verzorger op universitair niveau beschikbaar is. “
Het verschil zou kunnen zijn dat een informele aankondiging dat deze opleiding in september 2013 gaat starten nu als voldoende wordt geaccepteerd terwijl die opleiding volgens de Erkenningsovereenkomst er november 2011 al had moeten zijn.

Aan het eind van het gesprek wijst Romeijn op een in zijn ogen ernstige fout in het rapport van de Werkgroep Lotusbloemgemeld: Op pagina 23 maar ook elders in de tekst staat: “De BUN is voor de overheid vertegenwoordiger, ook ´representant´genoemd, van het georganiseerde boeddhisme in Nederland.“
Nee, zegt hij: het ministerie van Veiligheid en Justitie en het Commissariaat voor de Media beschouwen de BUN als vertegenwoordiger van het boeddhisme, van het hele boeddhisme, van alle boeddhisten dus, en niet alleen van het georganiseerde boeddhisme. Juist dat feit maakt de representativiteit van de BUN zo klein (onder de tien procent).”



B. Herstructurering van en aantal aanvullingen op mijn (=Joop R)
eerdere antwoorden en opinies aan de hand van de systematiek
van het Kaski-rapport “Evaluatie Hindoe Raad Nederland”

De indeling in 16 criteria zoals gebruikt in dit rapport bieden me een kapstok mijn opvattingen nog eens te structureren. Ik beperk me tot criteria 1, 3, 4, 10 en 15
Vooraf moet ik opmerken dat, HRN en BUN-BZI vergelijkend, het Kaski het lastig zal krijgen om in haar rapport over de boeddhisten te bepalen wanneer over de BUN en wanneer over de BZI gesproken moet worden. Immers de BUN is `erkend´ door Justitie en moet dus geëvalueerd worden maar de daarbij horende taken heeft het BUN-bestuur vrijwel geheel weggeven aan de (stichting) BZI.

Criterium 1: De HRN vertegenwoordigt voldoende groeperingen uit de hindoe gemeenschap
Zoals ik al uitvoerig heb beschreven, vertegenwoordigt de BUN expliciet (zie ook de bijlage bij criterium 4) niet de ´groeperingen´ van de ongeorganiseerde boeddhisten.
Op pag 15 van het rapport wordt melding gemaakt van de ´Representativiteitstoets Hindoeraad Nederland´, waarmee de huidige situatie wordt vergeleken. Er is voor de erkenning van de BUN eind 2008 voor de BUN nooit zo´n toets geweest, de toenmalige BUN-voorzitter is zomaar op zijn woord geloofd.

Criterium 3: De HRN vervult een effectieve rol voor de hindoe gemeenschap,
zowel intern als naar de Nederlandse samenleving

Hierover heb ik al genoeg geschreven dat de BUN deze rol voor de boeddhistische gemeenschap niet speelt en m.i. ook niet kan spelen. Ook het rapport van het Werkgroep de Lotus Bloem benoemt dit probleem.

Criterium 4: De HRN wordt gekenmerkt door bestuurlijke en financiële stabiliteit en continuïteit
In mijn ogen is er sinds 2009 van een permanente crisis bij de BUN sprake. Vele bestuursmutaties, ontbreken van jaarstukken en dreigen met moties van wantrouwen zijn daar een voorbeeld van. De relatieve rust van dit moment lijkt meer op de rust van het graf.
Bij dit criterium is één van de gegevens aan de hand waarvan wordt beoordeeld, het eventueel wijziging van de statuten in de periode waarover geëvalueerd wordt. De heeft bij de BUN in april 2009 plaatsgevonden, met aan aantal wijzigingen is de mogelijkheden dat individuele boeddhisten betrokken kunen worden bij het BUN-beleid uitgesloten, zie bijlage !

Criterium 10: Er is vanuit de HRN respectievelijk de hoofd-geestelijke voldoende inhoudelijke aansturing van de geestelijke verzorging
De aansturing moet door beide instanties plaatsvinden, blijkt uit de tekst op pag 39-41.
Dat Varamitra als HBGV heeft aangestuurd, geloof ik graag. Op 39 wordt vermeld dat het in 2010 benoemde hoofd geestelijke voor de hindoe denominatie (volgens de DGV) voldoet aan de geldende ambtelijke en ambtenaarlijke functievereisten. Dit geldt niet voor het (via een onduidelijke procedure direct na de voorlopige erkenning) hoofd BGV: geen academicus en geen geestelijk verzorger geweest
De vraag is vervolgens of er van voldoende inhoudelijke aansturing door de BZI sprake is (geweest)?
De vraag is nog sterker of er van voldoende inhoudelijke aansturing door de BUN sprake is (geweest)?
Ik ken geen enkele tekst van BUN of BZI die daarop wijst. Met jalouzie lees ik op pag 40 van het Kaski-rapport over een door de HRN geaccordeerd ‘Filosofisch Kader Hindoe Geestelijke Verzorging’.

Criterium 15: Uiterlijk 22 juni 2012 gaat de universitaire opleiding tot hindoe geestelijk verzorger van start
De datum van 22 juni 2012 is te begrijpen omdat de HRN in juni 2009 voorlopig erkend is.
De BUN is voorlopig erkend november 2008. Het criterium bij de evaluatie van de BUN zou dus moeten zijn dat de opleiding er november 2011 had moeten zijn. De voorlopige erkenningsovereenkomst is in november 2011 verlengd tot het moment dat de evaluatie volledig is afgerond. Dat kan toch niet betekenen dat de opleiding er pas hoeft te zijn als de evaluatie is afgerond? Dat zou toch merkwaardig zijn: dan wordt de evaluatie uitgesteld (door het ministerie) net zo lang tot aan alle criteria wordt voldaan?
Op pag 53 van het Kaski-rapport staat: `Voor de VU is de status van de HRN als zendende instantie van uiterst belang. Wordt de HRN deze status ontnomen, dan verliest het opleidingstraject in kwestie daarmee volgens de VU een groot deel van zijn maatschappelijke legitimering en inbedding. De VU zorgt immers voor de academische kwalificaties, de HRN voor een contextgerelateerde afstemming en daadwerkelijke zending.´
Het zou onjuist zijn als een dergelijke quote van de VU in het evaluatie-rapport over de BUN wordt opgenomen. Het suggereert dat de BUN door Justitie erkend moet worden omdat anders de VU-opleiding in de lucht komt te hangen, dat lijkt mij een ondernemersrisiko van de VU.
Bovendien heb ik al aangegeven dat het mogelijk en zelfs wenselijk dat er er voor gv door boeddhistische ´chaplains´ in de zorgsector een nieuwe zendende instantie gaat komen; daar is erkenning door het ministerie van Veiligheid en Justitie helemaal niet voor nodig.


C. Een reactie van mij in *OpenBoeddhisme* bij het item ‘Kaski reageert niet op MOA-vragen’

Na het bestuderen van het reeds voltooide evaluatierapport van de Nederlandse Hindoe Raad en als geïnterviewd niet-BUN-lid in de evaluatie van de BUN denk ik dat het methodologische probleem een ander is dan Lex Olivier van de MOA construeert.
Het bevragen van de BUN-leden is een nogal marginaal onderdeel van het beleidsonderzoek van het Kaski. Ik neem aan dat de lage respons en het veel op elkaar lijken van antwoorden de betekenis van het resultaat daarvan nog verder verzwakt, ook in de analyse van de onderzoekers.
Maar hoe groot is die betekenis?
Want het grootste probleem is: hoe heeft het Kaski bepaald dat het functioneren van de Hindoeraad als zendende instantie voldoende is? Dat is namelijk de slotconclusie in hun rapport.
De oorspronkelijke voorwaarden van de voorlopige erkenning door het ministerie van Justitie ruim drie jaar geleden zijn verfijnd tot 16 criteria. Op elk daarvan zou het Kaski in theorie een cijfer kunnen geven, tussen zeer goed en zeer onvoldoende. En dan zou met een bewerking van die 16 cijfers een eindoordeel bepaald kunnen worden. Die werkwijze was er misschien wel maar heb ik niet ontdekt in het rapport.
Wogen ze alle 16 even zwaar? Dat zou niet terecht zijn, vind ik, want nogal wat criteria gaan over het functioneren van de geestelijke verzorging binnen Justitie en maar een enkele over de kwaliteit van de zendende instantie terwijl juist die geëvalueerd moest worden.
Voor mij zou de vraag aan het Kaski daarom moeten zijn: hoe worden de 16 deelresultaten bepaald en hoe omgezet in een gewogen eindadvies?
Ik ga er van uit dat het Kaski in de rapportage over de BUN-evaluatie (die laat nog wel ruim een maand op zich wachten) op deze vragen uitvoeriger in zal gaan dan zij in de rapportage over de Hindoeraad heeft gedaan.
Het Kaski-rapport over de Hindoeraad is hier te vinden:
Kennisname ervan is nuttig, ook om de MOA-vragen beter te begrijpen.



Bijlage ad B, criterium 4
De belangrijkste verschillen tussen de BUN-Statuten van 2006 en 2009


De ledenvergadering van de BUN van 18 april 2009 heeft de tot dan geldende statuten (laatstelijk gewijzigd in 2006), op een aantal punten aangepast.
De nieuwe statuten (verder genoemd versie 2009) zijn op 12 oktober 2009 notarieel vastgelegd.

Artikel 2 lid 1 Uit de versie van 2006 is m.b.t. de doelstelling ‘behartigen van belangen’ in 2009 GESCHRAPT de passage: “en personen welke zich met het boeddhisme verbonden weten”.

Artikel 2 lid 2 van de statuten versie 2006
Zij tracht dit doel onder meer te bereiken door, steeds handelend in overeenstemming met de boeddhistische gedragscode,
- contacten te onderhouden met al die organisaties, groeperingen EN INDIVIDUEN, welke contacten voor de realisering van haar doelstellingen zinvol zijn, zowel binnen Nederland als daarbuiten;
- het verlenen van praktische hulp en bijstand aan in Nederland werkzame boeddhistische groeperingen en in Nederland levende boeddhisten EN PERSONEN die zich met het Boeddhisme verbonden weten;
...

Het verschil tussen de versie van 2006 en die van 2009 is het GESCHRAPT zijn in versie 2009 van de (door mij) vet en groot gemaakte woorden in de versie van 2006.

Artikel 8 van de Statuten versie 2006
1. Donateurs zijn zij, die door het bestuur als donateur zijn toegelaten. Het bestuur is bevoegd het donateurschap door schriftelijke opzegging te beëindigen.
Donateurs zijn verplicht jaarlijks aan de vereniging een geldelijke bijdrage te verlenen, waarvan de minimale omvang door de algemene ledenvergadering wordt vastgesteld.
Donateurs hebben uitsluitend het recht om de algemene ledenvergadering bij te wonen. Zij hebben daarin geen stemrecht, maar wel het recht om het woord te voeren.

In de Statuten versie 2009 is dit hele artikel dat individuen, bv ongeorganiseerden, de mogelijkheid van spreekrecht bood, VERVALLEN.

Drie liederen zonder woorden en het Higgs-veld

Er zijn een paar onderwerpen waarmee ik al een tijd aan het hannesen ben, in m’n hoofd dan en nog nauwelijks op papier.
Toch wil ik daar de komende maand(en) over schrijven, als een volwaardige blog.
En ook nog eens met soteriologische betekenis.
Het zijn:

Leegte (sunyata) in de Theravada

Wordt ‘vrijzinnig boeddhisme’ (mijn vertaling van ‘secular buddhism’) een eigen traditie?

Waarom staat luiheid toch zo slecht aangeschreven in het boeddhisme?



Betekenissen van HANNESEN
1) Aarzelen 2) Dralen 3) Drentelen 4) Druilen 5) Kloten 6) Klunzen 7) Klungelen 8) Knoeien 9) Onhandig doen 10) Talmen 11) Teuten 12) Treuzelen 13) Zaniken 14) Zeiken 15) Zeuren


Er is trouwens ook een onderwerp waar ik kort over wil schrijven en dat doe ik dan maar hier.
Dat is over het Higgs-deeltje, of liever: het Higgs-veld. Want deeltje en veld zijn twee kanten van dezelfde medalje en ik vind het veld-karakter interessanter dan het deeltjes-karakter, want dat is het massa geven aan alle andere deeltjes
Het wordt wel eens het ‘God-deeltje’ c.q. ‘God-veld’ genoemd (dat laatste heb ik nergens gelezen) en dat is natuurlijk onzin. Net zo’n onzin om over het Boeddha-veld te spreken.
Misschien kunnen we beter van het dukkha-veld spreken want bij mijn ouder worden merk ik steeds meer: de zwaartekracht is ook dukkha.
Dit alles is ironie: eigenlijk is er geen verband tussen boeddhisme en natuurwetenschap. Wie dat toch denkt, projecteert.

maandag 9 juli 2012

Zou ik dan toch bestaan? Een interview met mij

Het een paar weken geleden gestarte “BoeddhistischDagblad” had het aardige idee mij te interviewen.
Dat interview is inmiddels verschenen. Ik vind het wel mooi, al heb ik het voor m’n C.V. niet meer nodig.
Van de toestemming van het DB, de tekst hier over te nemen, maak ik alleen voor een klein deel gebruik.
Overigens: m’n activisme is verminderd maar zeker nog niet verdwenen. Dat mag blijken uit het verslag van m’n gesprek met het KASKI waarvan ik binnenkort in dit blog mijn versie zal publiceren.
Maar nu Joop Hoek, redacteur en interviewer, niet te verwarren (gebeurt wel eens) met Joop Romeijn:


‘Dat felle, echt geëngageerd zijn, is wel een beetje geschiedenis voor mij’

Joop Romeijn is gepensioneerd orthopedagoog. In boeddhistisch Nederland is hij bekend als een criticaster. Sommigen ervaren hem als lastig, een man die altijd en overal iets op heeft aan te merken. Romeijn omschrijft zichzelf als een ongebonden, geëngageerde, vrijzinnige theravada boeddhist. Wie hij is en waarom hij dingen doet, legt hij uit aan het Boeddhistisch Dagblad.

Een hele mond vol, ongebonden, vrijzinnig, geëngageerd. Allemachtig.
‘Dat felle, het echt geëngageerd zijn, is wel een beetje geschiedenis voor mij. Tegenwoordig beleef ik toch meer plezier aan dhammastudie. Maar kritisch ben ik, en zal ik altijd wel blijven. Ook op mezelf, hoor. Daarom voel ik me ook zo thuis in het theravada boeddhisme. Die is nuchter en bescheiden. Ik heb veel minder met het soms zo irrationele van zen of het geëxalteerde van het Tibetaans boeddhisme.
......”


De hele artikel; is te lezen in het BoeddhistischDagblad van 9 juli
Hoort u het eens van een ander.

donderdag 5 juli 2012

De opleiding tot boeddhistisch geestelijk verzorger, met of zonder erkende BUN

Een maand geleden meldde de VU in een persbericht (zie hier ) dat het ministerie van Onderwijs 260 duizend euro (per jaar) toekent voor een ambtsopleiding voor boeddhisten.
Het persbericht riep bij mij wat vragen op, vandaar dat ik het minsterie om aanvullende informatie heb gevraagd.
Die heb ik ontvangen; naast de beschikking van de staatssecretaris aan de VU ook een aantal antwoorden die ik het beste kan citeren:

"U vraagt onder welke voorwaarden deze subsidie is verleend.
De voorwaarden voor de subsidie staan in een brief aan de Tweede Kamer van het ministerie van (OCW). De aanvraag voor deze subsidie is getoetst en goedgekeurd met de negen criteria uit de brief. Relevant voor uw vraag is criterium nummer negen, de financiële transparantie van de organisatie.

U vraagt of het recht dat aan de Boeddhistisch Zendende Instantie(BZI) wordt verleend om een kandidaat tot boeddhistisch chaplain te benoemen, gebaseerd is op een overeenkomst tussen de VU en de BZI of dat het een voorwaarde is van het ministerie.
De benoemingsmogelijkheid tot boeddhistisch chaplain is geen voorwaarde van OCW.

Tot slot vraagt u of het al of niet erkennen van de Boeddhistische Unie Nederland - en daarmee de BZI - door minister Teeven van Justitie van invloed is op de subsidieverlening.
Voor het ministerie van OCW is het niet relevant of de mede-aanvrager erkend is door Justitie. In de Kamerbrief staat dat de aanvraag moet worden gedaan door een hogeronderwijsinstelling samen met één (of meer) organisatie(s) van (een) geloofsovertuiging(en). Ook moet de geloofsovertuiging voldoende draagvlak en erkenning hebben. Aan die criteria is voldaan."


Mijn kommentaar
Wat betreft de eerste vraag vind ik de andere criteria van het ministerie ook relevant, en was ik bijvoorbeeld benieuwd hoeveel boeddhisten er in Nederland volgens het ministerie zijn. M’n vragen daarover zijn niet beantwoord.
Het antwoord op de tweede en de derde vraag is ook relevant voor de evaluatie van de BUN als zendende instantie door het KASKI.
De erkenning van de BUN/BZI door het ministerie van Veiligheid en Justitie en de rechten die de BZI claimt te hebben zijn voor het ministerie van Onderwijs niet van belang.
(Ik hoop overigens dat het ministerie het verschil tussen de BUN en de BZI heeft begrepen; dat in de brief aan de VU wordt gesproken over “koepelorganisaties van moskeeën” stelt me wat dat betreft niet gerust.)

Een suggestie aan de VU
Nu is de invulling van de opleiding tot chaplain aan de beurt, een tweejarige opleiding die volgens de informele aankondigingen september 2013 gaat starten.
De aanvraag aan het ministerie en het opstellen van overeenkomsten heeft allemaal bijzonder binnenskamers plaatsgevonden.
Het zou de VU sieren als een deel van de invulling van de opleiding in het openbaar plaatsvindt.
Daarom roep ik de VU op, om ergens komend najaar een openbare bijeenkomst over de inhoud te organiseren. Eén van de onderwerpen die daarin in ieder geval aan de orde moeten komen is wat mij betreft de inhoud van geestelijke verzorging (door en/of voor boeddhisten) in de zorgsector, in ziekenhuizen en andere instellingen van volksgezondheid dus. Want het georganiseerde boeddhisme heeft tot nu toe nog geen blijk gegeven, zich daarin verdiept te hebben.

=======================================================================

BIJLAGE: Brief van het ministerie (oorspronkelijk een pdf-bestand)


(Van) Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

(Aan) Het College van Bestuur van de Vrije Universiteit
De Boelelaan 1105 1081 HV AMSTERDAM


Datum 3 1 MEI 2012

Betreft Bijzondere voorziening boeddhistische seminariumopleiding


Geacht College van Bestuur,

Met uw brief van 30 januari 2012 alsmede met de nazending op 11 april 2012 van de overeenkomst voor samenwerking van de Vrije Universiteit (VU) en de Boeddhistische Zendende Instantie (BZI) heeft u mij het verzoek voorgelegd om een bijdrage voor een "Bijzondere voorziening boeddhistische seminariumopleiding". U baseert zich hierbij op de brief van 2 juli 2010 aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31821, nr. 80) waarin de hoogte van de bijdrage in beginsel afhankelijk is gesteld van het aantal gelovigen voor de betrokken geloofsrichting(en).
Ik heb uw aanvraag beoordeeld aan de hand van de voorwaarden in de brief van 2 juli 2010 en ik heb vastgesteld dat u met de nazending van de samenwerkingsovereenkomst tussen de VU en de BZI daaraan in voldoende mate voldoet, zodat ik kan overgaan tot toekenning van een financiële bijdrage.
Ik bedank u én de betrokken koepelorganisaties van moskeeën voor de geleverde inspanningen om een verantwoorde opleiding tot stand te brengen. Wat betreft de bijdrage nog het volgende.
In uw aanvraag wordt weliswaar geen concreet bedrag genoemd, maar via de onderbouwing suggereert u de maximale bijdragen voor de ambtsopleiding. Uw onderbouwing met betrekking tot het aantal gelovigen voor de boeddhistische geloofsrichting onderschrijf ik. In verband hiermee ken ik de maximale bijdrage van € 260.000,00 toe.
De bijdrage wordt beschikbaar gesteld in de vorm van een verhoging van de onderwijsopslag, te weten jaarlijks een bedrag van € 260.000,00 voor de jaren 2012 tot en met 2016, onder voorbehoud van goedkeuring door de begrotingswetgever van de rijksbegroting voor de betreffende jaren. Deze
toekenning zal worden verwerkt in een wijziging van de Regeling financiering hoger onderwijs die in het najaar van 2012 zal verschijnen.

Hoogachtend,

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(w.g.)

Halbe Zijlstra