dinsdag 10 juli 2012

Een aangevuld verslag van het gesprek van het KASKI met mij

Het onderstaande is het concept-verslag zoals opgesteld door dr. Ton Bernts van het KASKI over het gesprek van hem en prof Paul van der Velde met mij, met toevoegingen van mij: deels punten die volgens mij ook gezegd waren en deels aanvullingen achteraf.
Zie ook mijn primaire reflectie op dit interview hier .

De inhoud van onderstaande is door genoemde aanpassingen voor mijn verantwoording (paragraaf A).

Een aparte aanvulling, een paar dagen na het retourneren van het verbeterde verslag aan het KASKI gestuurd was naar aanleiding van het uitkomen van het evaluatierapport van het KASKI over de Nederlandse Hindoe Raad (zie hier .)
Dat voeg ik ook hier met als openingswoord ‘herstructurering’ toe (paragraaf B).

Tenslotte, op mijn Kaski-dossier compleet te maken, voeg ik ook een reactie toe die ik onlangs op de site van *OpenBoeddhisme* heb geplaatst. (paragraaf C)
Zie voor de context hier .


A. Maar eerst het Kaski-verslag, met hier en daar een aanvulling, die ik hier cursief zet.

Vooraf heeft Romeijn schriftelijk al gesteld dat de criteria van deze evaluatie enigszins afwijken van de criteria zoals opgenomen in de ´Erkenningsovereenkomst´ tussen Justitie en de BUN uit november 2008. Met name het eerste criterium ('representativiteit') dient z.i. wel in de geest van artikel 2 lid 4 van de 'Erkenningsovereenkomst' worden begrepen.

Romeijn is een belangrijke zegsman namens de niet-georganiseerde boeddhisten in Nederland, en als zodanig ook geïnterviewd door de werkgroep Lotusbloem.. Niet-georganiseerd betekent niet aangesloten bij een sangha. Romeijn is overigens lid van een meditatiegroep in de Theravada traditie. Deze groep is weer aangesloten bij de SIM.

Romeijn begint het gesprek door te zeggen het niet verstandig te vinden (ook wetenschappelijk gezien) dat de opdrachtgever van deze evaluatie ermee heeft ingestemd dat (op verzoek van het BUN-bestuur) de BUN-leden hun vragenformulier na de ledenvergadering van 9 juni mochten terugsturen. Op deze wijze hebben de BUN-leden nu hun antwoorden op elkaar en op het door de BZI gewenste resultaat (erkenning) kunnen afstemmen.
Dit met name (toevoeging achteraf) omdat hij toch al de indruk heeft gekregen dat de opdrachtgever net zo lang de evaluatie heeft uitgesteld en de evaluatiecriteria heeft aangepast in de hoop dat er een keer een positief evaluatie-moment aanbreekt.


1. Vertegenwoordigt de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) voldoende groeperingen uit de boeddhistische gemeenschap?
Nee. De leden van de BUN hebben volgens Romeijn vermoedelijk een achterban in de grootteorde van 10.000 personen. Het totale aantal boeddhisten in Nederland is moeilijk te schatten. Romeijn meent dat het gemiddelde van diverse schattingen - 170.000 – een bruikbare aantal is. Dit betekent dat de BUN slechts zo’n 6% van de boeddhisten in Nederland representeert.
Romeijn stelt dat het probleem rond de BUN ontstaat, omdat de overheid een formele vertegenwoordiging van het boeddhisme wil als contactorgaan. De BUN had meer afstand moeten bewaren tegenover deze wens van de overheid. Want de BUN kan z.i. niet namens de boeddhisten in Nederland spreken.

Romeijn meent dat er ook geen zendende instantie nodig is voor de gv bij justitie. Hij verwijst hiervoor mede naar de regeling van Albayrak dat gv ook op declaratiebasis door leraren gedaan zou kunnen worden. M.a.w., een terugkeer naar de oude situatie.
Romeijn stelt dat de BUN trouwens ook te weinig expertise heeft om deze gv aan te sturen en vorm te geven, want men heeft zich bijvoorbeeld ook nog geen enkele gedachte gevormd over gv in de zorgsector. Daarom heeft hij daar zelf een studie aan gewijd en erover gepubliceerd in zijn blog.
Overigens gaat het in de zorgsector ook zonder zendende instantie. Daarbij speelt dat de BUN uiteraard geen leergezag heeft. Dat blijkt ook straks als de afgestudeerden van de ambtsopleiding een zending krijgen van een leraar, en niet van de BZI. Romeijn meent dat het belangrijk is dat er vanuit het Nederlandse boeddhisme een pastorale traditie wordt ontwikkeld. In dit verband is er ook nog onduidelijkheid over de verhouding tussen de ‘buddhist chaplains’ die straks van de ambtsopleiding komen, en de leraren.

Romeijn heeft met enkele medestanders herhaaldelijk bij de BUN aangekaart om ook de niet-georganiseerde boeddhisten toe te laten tot de vereniging. Hij verwijst naar het Duitse model, waarbij de individuele boeddhisten 3 stemmen hebben in de ledenvergadering. Dit zou de representativiteit en de legitimiteit van de BUN verhogen, al blijft het een benadering omdat men moeilijk de grote groep niet-georganiseerde boeddhisten kan vertegenwoordigen. Bovendien kan de BUN, eventueel ook via de leden, op die manier ook zorg dragen voor de individuele boeddhisten, bijvoorbeeld huiskamergroepen te organiseren en een klankbord voor hen te vormen. Hieraan is een gemis in de boeddhistische gemeenschap. De BUN hanteert steeds het argument dat men maar lid van een sangha moet worden. In het verleden is wel gepoogd om de Stichting Vrienden van het Boeddhisme om te bouwen tot een platform voor de ongeorganiseerde boeddhisten. Dat heeft de SVB uiteindelijk niet gedaan.

Romeijn meent dat de persoonlijke verhoudingen op dit moment toelating van de niet-georganiseerde boeddhisten bemoeilijken (dat wil zeggen dat sommige BUN-leden niet 160.000 van een handvol de afgelopen jaren activistisch opererende zogenaamd ongebonden boeddhisten kunnen onderscheiden) ; niettemin heeft de laatste ALV ingestemd met het voorstel van de werkgroep Lotusbloem om te onderzoeken hoe een platform gecreëerd kan worden voor de ongebonden boeddhisten. Romeijn heeft echter geen enkele verwachting dat de BUN nog een draai kan maken en vindt het beter iets nieuws te starten.

Romeijn wijst (in een aanvulling achteraf) op de brief van BUN-voorzitter André Kalden van 25 juni 2012. Daarin wordt gemeld dat de leden dit onderwerp weinig prioriteit hebben gegeven. In dit jaar zal er niets aan dit onderwerp gebeuren.

Een andere mogelijkheid is dat de overheid de BUN erkent als vereniging van sangha’s, bijvoorbeeld voor wat betreft de BOS. Maar de pretentie dat de BUN daarmee het grootste deel van de boeddhisten vertegenwoordigt, is niet vol te houden. En dat is toch de legitimiteit die Justitie vereist voor een zendende instantie, namelijk voor het boeddhisme representatief (en niet slechts voor het georganiseerde boeddhisme).

Romeijn meent wel dat de meeste stromingen in de BUN zijn vertegenwoordigd, hij noemt als ontbrekende stromingen/groepen de Nicherin, en enkele Tibetaanse groepen die zich niet goed verstaan met de Maitreya groep. En uiteraard het zogenaamde ‘seculiere’ of westerse boeddhisme dat grote aanhang heeft bij de ongebonden boeddhisten. Maar deze groep heeft zich zoals gezegd nog niet georganiseerd en blijft daarom onzichtbaar. Overigens kent dit seculiere boeddhisme diverse rituele en devotionele aspecten, en is als zodanig te onderscheiden van mindfulness als pure psychotherapie.

2. Is de BUN goed toegankelijk voor nieuwe lidorganisaties?
Romeijn denkt van wel, maar dan zoals al aangegeven expliciet niet voor individuele boeddhisten, en dat zijn er heel wat, meer dan de aan een organisatie verbonden boeddhisten.

3. Vervult de BUN een effectieve rol voor de boeddhistische gemeenschap, zowel intern als naar de Nederlandse samenleving?
Nee. Bij allerlei ontwikkelingen staat (het bestuur van) de Boeddhistische Unie op de zijlijn te kijken. Bijvoorbeeld bij de onvermijdelijke fusie in de omroepwereld van de Boeddhistische Omroep Stichting met de VPRO (of een andere omroep) heeft het BUN-bestuur geen enkele regie-functie.

Romeijn meldt een recente terugvordering van € 50.000 plus een boete die de BUN recentelijk heeft gekregen van het Commissariaat voor de Media vanwege het onjuist gebruiken van omroepmiddelen bij de aanvraag voor een zendmachtiging voor 2010-2015 toont volgens hem pijnlijk aan dat de BUN alleen maar in naam de aanvrager is geweest omdat dat van de Mediawet zo moet; de BOS heeft de regie ervan geheel in eigen hand gehouden.
Het geheel maakt een klungelige indruk.


Boeddhistische tijdschriften en internet-websites en blogs ontwikkelen zich geheel buiten het bestuur van de BUN om. De eigen website vervult geen forumfunctie. Een zwaktebod is ook dat het bestuur expliciet niet reageert op publicaties en vragen van de media, bijvoorbeeld van het webmagazine http://openboeddhisme.nl.

Gebrek aan effectiviteit blijkt ook uit het eerder aangekaarte feit dat de BUN de ongebonden boeddhisten in de kou laat staan. Deze zwakke effectiviteit wordt mede veroorzaakt doordat de leden van de BUN vooral met zichzelf bezig zijn en weinig bijdragen aan de taken die de BUN zou dienen te vervullen voor de boeddhistische gemeenschap. Er is ook weinig animo om bestuurder te worden. Hier en daar doen sangha’s wel op eigen initiatief activiteiten.
In de loop der jaren is het aantal activiteiten buiten BZI en BOS teruggelopen, zoals studiedagen en de vroeger jaarlijks georganiseerde ‘Change-your-mind-day’. De organisatorische kracht is nihil, mede ook door het verdwijnen van de Achmea-inkomsten per 2011.
Ook aan het maatschappelijke debat, bijvoorbeeld over duurzaamheid of ritueel slachten, wordt vanuit de boeddhistische visie(s) niet bijgedragen.
Werkgroepen die die BUN heeft gehad rond geëngageerd boeddhisme, onderwijs en ´boeddhisme en sterven´, zijn al weer een aantal jaar geleden ermee gestopt.
Ook aan de ondersteuning van sangha’s wordt volgens Romeijn niets gedaan.

4. Doet het aanbod en/of de achtergrond van de boeddhistische geestelijke verzorgers recht aan de diverse stromingen en etniciteiten binnen het boeddhisme, en is divers qua mannen en vrouwen?
Hoewel Romeijn niet exact van alle op dit moment in dienst van Justitie zijnde boeddhistisch geestelijk verzorgers weet tot welke traditie ze behoren, meent hij dat Zen zwaar oververtegenwoordigd is. Romeijn vraagt zich af of etnische boeddhisten een geestelijk verzorger krijgen die hun taal spreekt en hun specifieke traditie en cultuur kent.

5. Werkgroep Lotusbloem
De werkgroep komt voort uit het conflict over bevoegdheden tussen de professionele ‘dochters (BOS en gv)’ en het door vrijwilligers bestuurde en bemensde BUN. Om dat op te lossen heeft men de dochters semi-autonoom gemaakt via delegatieovereenkomsten, maar die gingen toen (mn de BOS) sterk hun eigen gang, los van de BUN. De leden hadden op deze manier te weinig inspraak en beslissingsbevoegdheid.
Romeijn meent dat de aanbevelingen van de werkgroep te ambitieus zijn, gezien de huidige bestuurskracht van de BUN. De gebrekkige communicatie tussen BZI en BUN bleek bijvoorbeeld weer onlangs uit de bijgestelde definitieve overeenkomst met de VU, waarvan de leden van de BUN niet op de hoogte waren. In dit verband vraagt Romeijn zich af of de BZI voldoende inspraak heeft in het beleid rond de gv en voldoende tegenwicht kan bieden aan de hg, mede gezien ook de onderlinge persoonlijke verhouding tussen hg en voorzitter BZI. Overigens zou er voor de zorgsector een andere zendende instantie ingesteld kunnen worden.

Achteraf schrijft Romeijn hierover in zijn blog en meldt aan ons:
Die oprichting kan eenvoudig doordat de leraren die een BGV-er met ambtsopleiding hebben erkend, samen een stichting oprichten, los van de BUN dus. Zoiets is (technisch) geen probleem.
Wellicht kan hierop worden geanticipeerd door nu al zo´n stichting (statutair) voor te bereiden. De bestuursleden van zo´n stichting kunnen – korte lijnen – de leraren zijn; wellicht kan er een secretaris aan deze leraren-bestuursleden worden toegevoegd die bij wijze van spreken volgend jaar al met de voorbereidingen kan starten.
Een extra voordeel van deze formule is dat er niet meer de afhankelijkheid is van het wel of niet ´erkennen´ van de BUN door Justitie, of van het zichzelf opheffen van de BUN.`


Romeijn vraagt zich af of de BZI voldoende deskundigheid in huis had om met de VU te onderhandelen. Zijn indruk (zoals hij in zijn blogs heeft geanalyseerd) is dat de BZI en daarmee de BUN door de V.U. is ‘ingepakt’.

6. De beschikbaarheid van een universitaire opleiding tot geestelijke verzorger
Romeijn herinnert kort aan een aantal van zijn blogs waarin hij ingaat op dit vierde evaluatiecriterium waaraan het Kaski de BUN moet toetsen:
“ beschikbaarheid van een universitaire opleiding tot geestelijke verzorger “
Hij memoreert dat het in de ‘Erkenningsovereenkomst’ iets stelliger staat:
“Lid 5. Het verlengen van de erkenning geschiedt tevens onder de
voorwaarde dat binnen drie jaar na deze erkenning een opleiding
boeddhistisch geestelijk verzorger op universitair niveau beschikbaar is. “
Het verschil zou kunnen zijn dat een informele aankondiging dat deze opleiding in september 2013 gaat starten nu als voldoende wordt geaccepteerd terwijl die opleiding volgens de Erkenningsovereenkomst er november 2011 al had moeten zijn.

Aan het eind van het gesprek wijst Romeijn op een in zijn ogen ernstige fout in het rapport van de Werkgroep Lotusbloemgemeld: Op pagina 23 maar ook elders in de tekst staat: “De BUN is voor de overheid vertegenwoordiger, ook ´representant´genoemd, van het georganiseerde boeddhisme in Nederland.“
Nee, zegt hij: het ministerie van Veiligheid en Justitie en het Commissariaat voor de Media beschouwen de BUN als vertegenwoordiger van het boeddhisme, van het hele boeddhisme, van alle boeddhisten dus, en niet alleen van het georganiseerde boeddhisme. Juist dat feit maakt de representativiteit van de BUN zo klein (onder de tien procent).”



B. Herstructurering van en aantal aanvullingen op mijn (=Joop R)
eerdere antwoorden en opinies aan de hand van de systematiek
van het Kaski-rapport “Evaluatie Hindoe Raad Nederland”

De indeling in 16 criteria zoals gebruikt in dit rapport bieden me een kapstok mijn opvattingen nog eens te structureren. Ik beperk me tot criteria 1, 3, 4, 10 en 15
Vooraf moet ik opmerken dat, HRN en BUN-BZI vergelijkend, het Kaski het lastig zal krijgen om in haar rapport over de boeddhisten te bepalen wanneer over de BUN en wanneer over de BZI gesproken moet worden. Immers de BUN is `erkend´ door Justitie en moet dus geëvalueerd worden maar de daarbij horende taken heeft het BUN-bestuur vrijwel geheel weggeven aan de (stichting) BZI.

Criterium 1: De HRN vertegenwoordigt voldoende groeperingen uit de hindoe gemeenschap
Zoals ik al uitvoerig heb beschreven, vertegenwoordigt de BUN expliciet (zie ook de bijlage bij criterium 4) niet de ´groeperingen´ van de ongeorganiseerde boeddhisten.
Op pag 15 van het rapport wordt melding gemaakt van de ´Representativiteitstoets Hindoeraad Nederland´, waarmee de huidige situatie wordt vergeleken. Er is voor de erkenning van de BUN eind 2008 voor de BUN nooit zo´n toets geweest, de toenmalige BUN-voorzitter is zomaar op zijn woord geloofd.

Criterium 3: De HRN vervult een effectieve rol voor de hindoe gemeenschap,
zowel intern als naar de Nederlandse samenleving

Hierover heb ik al genoeg geschreven dat de BUN deze rol voor de boeddhistische gemeenschap niet speelt en m.i. ook niet kan spelen. Ook het rapport van het Werkgroep de Lotus Bloem benoemt dit probleem.

Criterium 4: De HRN wordt gekenmerkt door bestuurlijke en financiële stabiliteit en continuïteit
In mijn ogen is er sinds 2009 van een permanente crisis bij de BUN sprake. Vele bestuursmutaties, ontbreken van jaarstukken en dreigen met moties van wantrouwen zijn daar een voorbeeld van. De relatieve rust van dit moment lijkt meer op de rust van het graf.
Bij dit criterium is één van de gegevens aan de hand waarvan wordt beoordeeld, het eventueel wijziging van de statuten in de periode waarover geëvalueerd wordt. De heeft bij de BUN in april 2009 plaatsgevonden, met aan aantal wijzigingen is de mogelijkheden dat individuele boeddhisten betrokken kunen worden bij het BUN-beleid uitgesloten, zie bijlage !

Criterium 10: Er is vanuit de HRN respectievelijk de hoofd-geestelijke voldoende inhoudelijke aansturing van de geestelijke verzorging
De aansturing moet door beide instanties plaatsvinden, blijkt uit de tekst op pag 39-41.
Dat Varamitra als HBGV heeft aangestuurd, geloof ik graag. Op 39 wordt vermeld dat het in 2010 benoemde hoofd geestelijke voor de hindoe denominatie (volgens de DGV) voldoet aan de geldende ambtelijke en ambtenaarlijke functievereisten. Dit geldt niet voor het (via een onduidelijke procedure direct na de voorlopige erkenning) hoofd BGV: geen academicus en geen geestelijk verzorger geweest
De vraag is vervolgens of er van voldoende inhoudelijke aansturing door de BZI sprake is (geweest)?
De vraag is nog sterker of er van voldoende inhoudelijke aansturing door de BUN sprake is (geweest)?
Ik ken geen enkele tekst van BUN of BZI die daarop wijst. Met jalouzie lees ik op pag 40 van het Kaski-rapport over een door de HRN geaccordeerd ‘Filosofisch Kader Hindoe Geestelijke Verzorging’.

Criterium 15: Uiterlijk 22 juni 2012 gaat de universitaire opleiding tot hindoe geestelijk verzorger van start
De datum van 22 juni 2012 is te begrijpen omdat de HRN in juni 2009 voorlopig erkend is.
De BUN is voorlopig erkend november 2008. Het criterium bij de evaluatie van de BUN zou dus moeten zijn dat de opleiding er november 2011 had moeten zijn. De voorlopige erkenningsovereenkomst is in november 2011 verlengd tot het moment dat de evaluatie volledig is afgerond. Dat kan toch niet betekenen dat de opleiding er pas hoeft te zijn als de evaluatie is afgerond? Dat zou toch merkwaardig zijn: dan wordt de evaluatie uitgesteld (door het ministerie) net zo lang tot aan alle criteria wordt voldaan?
Op pag 53 van het Kaski-rapport staat: `Voor de VU is de status van de HRN als zendende instantie van uiterst belang. Wordt de HRN deze status ontnomen, dan verliest het opleidingstraject in kwestie daarmee volgens de VU een groot deel van zijn maatschappelijke legitimering en inbedding. De VU zorgt immers voor de academische kwalificaties, de HRN voor een contextgerelateerde afstemming en daadwerkelijke zending.´
Het zou onjuist zijn als een dergelijke quote van de VU in het evaluatie-rapport over de BUN wordt opgenomen. Het suggereert dat de BUN door Justitie erkend moet worden omdat anders de VU-opleiding in de lucht komt te hangen, dat lijkt mij een ondernemersrisiko van de VU.
Bovendien heb ik al aangegeven dat het mogelijk en zelfs wenselijk dat er er voor gv door boeddhistische ´chaplains´ in de zorgsector een nieuwe zendende instantie gaat komen; daar is erkenning door het ministerie van Veiligheid en Justitie helemaal niet voor nodig.


C. Een reactie van mij in *OpenBoeddhisme* bij het item ‘Kaski reageert niet op MOA-vragen’

Na het bestuderen van het reeds voltooide evaluatierapport van de Nederlandse Hindoe Raad en als geïnterviewd niet-BUN-lid in de evaluatie van de BUN denk ik dat het methodologische probleem een ander is dan Lex Olivier van de MOA construeert.
Het bevragen van de BUN-leden is een nogal marginaal onderdeel van het beleidsonderzoek van het Kaski. Ik neem aan dat de lage respons en het veel op elkaar lijken van antwoorden de betekenis van het resultaat daarvan nog verder verzwakt, ook in de analyse van de onderzoekers.
Maar hoe groot is die betekenis?
Want het grootste probleem is: hoe heeft het Kaski bepaald dat het functioneren van de Hindoeraad als zendende instantie voldoende is? Dat is namelijk de slotconclusie in hun rapport.
De oorspronkelijke voorwaarden van de voorlopige erkenning door het ministerie van Justitie ruim drie jaar geleden zijn verfijnd tot 16 criteria. Op elk daarvan zou het Kaski in theorie een cijfer kunnen geven, tussen zeer goed en zeer onvoldoende. En dan zou met een bewerking van die 16 cijfers een eindoordeel bepaald kunnen worden. Die werkwijze was er misschien wel maar heb ik niet ontdekt in het rapport.
Wogen ze alle 16 even zwaar? Dat zou niet terecht zijn, vind ik, want nogal wat criteria gaan over het functioneren van de geestelijke verzorging binnen Justitie en maar een enkele over de kwaliteit van de zendende instantie terwijl juist die geëvalueerd moest worden.
Voor mij zou de vraag aan het Kaski daarom moeten zijn: hoe worden de 16 deelresultaten bepaald en hoe omgezet in een gewogen eindadvies?
Ik ga er van uit dat het Kaski in de rapportage over de BUN-evaluatie (die laat nog wel ruim een maand op zich wachten) op deze vragen uitvoeriger in zal gaan dan zij in de rapportage over de Hindoeraad heeft gedaan.
Het Kaski-rapport over de Hindoeraad is hier te vinden:
Kennisname ervan is nuttig, ook om de MOA-vragen beter te begrijpen.



Bijlage ad B, criterium 4
De belangrijkste verschillen tussen de BUN-Statuten van 2006 en 2009


De ledenvergadering van de BUN van 18 april 2009 heeft de tot dan geldende statuten (laatstelijk gewijzigd in 2006), op een aantal punten aangepast.
De nieuwe statuten (verder genoemd versie 2009) zijn op 12 oktober 2009 notarieel vastgelegd.

Artikel 2 lid 1 Uit de versie van 2006 is m.b.t. de doelstelling ‘behartigen van belangen’ in 2009 GESCHRAPT de passage: “en personen welke zich met het boeddhisme verbonden weten”.

Artikel 2 lid 2 van de statuten versie 2006
Zij tracht dit doel onder meer te bereiken door, steeds handelend in overeenstemming met de boeddhistische gedragscode,
- contacten te onderhouden met al die organisaties, groeperingen EN INDIVIDUEN, welke contacten voor de realisering van haar doelstellingen zinvol zijn, zowel binnen Nederland als daarbuiten;
- het verlenen van praktische hulp en bijstand aan in Nederland werkzame boeddhistische groeperingen en in Nederland levende boeddhisten EN PERSONEN die zich met het Boeddhisme verbonden weten;
...

Het verschil tussen de versie van 2006 en die van 2009 is het GESCHRAPT zijn in versie 2009 van de (door mij) vet en groot gemaakte woorden in de versie van 2006.

Artikel 8 van de Statuten versie 2006
1. Donateurs zijn zij, die door het bestuur als donateur zijn toegelaten. Het bestuur is bevoegd het donateurschap door schriftelijke opzegging te beëindigen.
Donateurs zijn verplicht jaarlijks aan de vereniging een geldelijke bijdrage te verlenen, waarvan de minimale omvang door de algemene ledenvergadering wordt vastgesteld.
Donateurs hebben uitsluitend het recht om de algemene ledenvergadering bij te wonen. Zij hebben daarin geen stemrecht, maar wel het recht om het woord te voeren.

In de Statuten versie 2009 is dit hele artikel dat individuen, bv ongeorganiseerden, de mogelijkheid van spreekrecht bood, VERVALLEN.

Geen opmerkingen: