donderdag 12 november 2015

Devadatta was misschien zo slecht nog niet. Ascese, legenden, hedendaagse Devadatta's, de Dharma opschudden & leraren pensioneren. Met gedichten

Devadatta heeft een slechte pers in de boeddhistische gemeenschap. Hij heeft de historische Boeddha proberen te vermoorden en verraden. En hij heeft bovenal een splitsing in de boeddhistische gemeenschap (de sangha) proberen te bewerkstelligen. Of misschien wel feitelijk heeft bewerkstelligd. Als hij echt heeft bestaan natuurlijk.
De naam 'Devadatta' wordt tegenwoordig wel gegeven aan boeddhistische onruststokers, die dus slecht en dus eigenlijk geen boeddhist zijn, zegt men. Als scheldwoord, net zo als 'Judas'.

Eerst de feiten (maar wat zijn feiten bij deze figuur?),  uit Wikipedia :
"Devadatta betekent letterlijk godsgeschenk en komt als naam wel meer voor in het Oude India. Er was onder andere een boeddhistische monnik en een neef van Gautama Boeddha onder die naam. Devadatta was jaloers op Boeddha, die hij nog uit zijn jeugd kende, en Sariputta. Devadetta had de ambitie zelf de leider van de monnikenorde te worden.
Hij ging naar de Boeddha toe en vertelde hem dat Boeddha een oude man was en zwak. Het was beter als Devadatta de orde overnam, zodat Boeddha van zijn oude dag kon genieten. Boeddha weigerde dit, waarna Devatta verschillende keren getracht heeft de Boeddha te vermoorden.
Devadatta probeerde eerste een rotsblok op hem te laten vallen, maar het rotsblok brak in tweeën. Vervolgens stuurde hij een wilde dronken olifant naar de Boeddha. Maar toen de olifant in de buurt van de Boeddha kwam stopte hij met zijn wilde aanval en boog voor de Boeddha.   Vervolgens probeerde hij een tweedeling in de sangha, of kloostergemeenschap, te bewerkstelligen en afwijkende regels vinaya voor monniken in te stellen.
"

'Afwijkende regels': dat waren er vijf ( bron ) :
1.   dat monniken hun hele leven in het bos horen te verblijven;
2.   dat ze geen uitnodigingen moeten aanvaarden voor maaltijden,
      maar volledig leven van aalmoezen verkregen door te bedelen;
3.   dat ze alleen gewaden gemaakt van afgedankte vodden moeten dragen
      en geen gewaden van de leken aanvaarden;
4.   dat ze aan de voet van een boom en niet onder een dak horen te verblijven;
5.   dat ze zich volledig moeten onthouden van vis en vlees.

Wel wat strenge regels, al hadden ze dan alleen op monniken betrekking, wat erg ascetisch; vooral: als monnik zo weinig mogelijk met leken te maken willen hebben.
Maar niet echt revolutionair.
De vegetarische vijfde regel is nu zelfs voor Westerse leken de norm geworden.

Het verhaal van de moordpogingen op de Boeddha heb ik, na een behoorlijke zoektocht, niet in de Sutta's gevonden. Eigenlijk vond ik één bron: van Thanissaro Bhikkhu als noot bij z'n vertaling van de 'Sakalika Sutta: The Stone Sliver': "Cullavagga VII tells of how Devadatta, the Buddha's cousin, tried unsuccessfully in various ways to wrest leadership of the Sangha from the Buddha. In Cv VII.3.9, he tries to kill the Buddha by hurling a rock down a mountainside. The rock is crushed, and so misses the Buddha, but sends out a splinter that pierces the Buddha's foot, drawing blood. According to the Commentary, this discourse together with SN 4.13 describe the Buddha's reaction to this attempt on his life."
Opvallend dat het Sakalika Sutta zelf wel gaat over een steensplinter in de voet van de Boeddha maar niet dat dit een gevolg zou zijn van het gooien van een steen door Devadatta.

Ik dus de Cullavagga opzoeken. Deze is zeker honderd jaar na het heengaan van de Buddha ontstaan. Kortom: het verhaal van de moordpogingen lijkt later ontstaan te zijn toen de beeldvorming over Devadatta al negatief was. Het was de poging de sangha te splijten die de ouderen echt dwars zat (en zit). Hier is de bron, de  Cullavagga zelf . Zie pag. 224 en verder.

Ook het voorstel van Devadatta aan de Boeddha, z'n spiritueel leiderschap neer te leggen gezien z'n leeftijd (bijna tachtig) komt zover ik weet niet in een sutta voor, ook weer alleen in de zeker een eeuw later ontstane Cullavagga (pag. 238;  vetgemaakt door mij, Joop R)
 " Now at that time the Blessed One was seated preaching the Dhamma, and surrounded by a great multitude, including the king and his retinue. And Devadatta rose from his seat, and arranging his upper robe over one shoulder, stretched out his joined hands to the Blessed One, and said to the Blessed One :
  ' The Blessed One, Lord, is now grown aged, he is old and stricken in years, he has accomplished a long journey, and his term of life is nearly run. Let the Blessed One now dwell at ease in the enjoyment of happiness reached even in this world. Let the Blessed One give up the Bhikkhu-sangha to me,  I will be its leader.'
   'Thou hast said enough, Devadatta.  Desire not to be the leader of the Bhikkhu-sangha.' 
"

Ook de rest van dit verhaal leest als een (verfilmbaar) spannend boek.
Merkwaardig genoeg maakte de traditie veel minder een probleem van deze greep van Devadatta dan van z'n splijting van de sangha en de aan hem toegeschreven moordpogingen.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Een essay van de hand van Monika Zin: About Two Rocks in the Buddha's Life Story
Met veel afbeeldingen, eentje hierbij (klikken). Ze begint aldus:
"The story about Devadatta hurling a rock at the Buddha in order to kill him is far less well known than another episode in which he tried to murder the Buddha by releasing the elephant Nalagiri. In comparison to the story about the raging elephant that was calmed down by the Buddha's all-including maitri or by his magic, the story about the rock - in which the Buddha escaped death not through his power but owing to the help of protecting spirits or nature - is far less impressive and much more difficult to represent in art. However, the story about the rock is told or at least mentioned often in canonical and post-canonical literature. The episode is part of the vinaya of many schools as it belongs to a cycle of stories about an attempted schism of the order, but it is also told elsewhere. "

=======================================================================

A Condemned Saint: Devadatta  door  Reginald Ray
Uit: 'Buddhist Saints in India '  © 1994    Te vinden  hier  en  hier

Het is deze tekst die veel mensen (ook mij) de ogen heeft geopend over de misschien wel onjuiste beeldvorming van Devadatta.
Ik vertaal een aantal passages, soms licht parafraserend. Een opmerking over de term 'SAINT ' hierbij, ik vertaal die hier letterlijk als heilige, maar denk aan het begrip 'arhat'; want volgens mij is de vraagstelling van Ray of Devadatta dat (volgens de oude teksten) is.

"  Devadatta verschijnt prominent in de Nikāya teksten als de Boeddha's neef en aartsrivaal, die consequent concurreert met de Gezegende en probeert om hem omver te werpen. Zoals afgebeeld in zijn legenden, is Devadatta in feite, een verstokte boosdoener, die wordt gedreven door ambitieuze en hatelijke intenties en een aantal verderfelijke daden uitvoert ... [ zo dat] Rockhill terecht opmerkt dat 'zijn naam in latere tijden synoniem werd voor alles wat slecht is, het object van de haat van alle gelovigen.'
Maar het portret van Devadatta als een boosdoener is, binnen de Indiase boeddhistische corpus, niet geheel consistent. In feite zijn er aanwijzingen, hoe gering ook, van een andere, heel andere Devadatta, een onberispelijke heilige wiens heiligheid wordt erkend door andere boeddhistische heiligen, waaronder Sariputra en zelfs de Boeddha zelf. In de vinaya van de Sarvastivada, bijvoorbeeld, leren we dat al twaalf jaar na zijn toelating tot de orde, Devadatta zich met foutloos gedraagt in daden en gedachten. Hij leest en reciteert de sūtta, leeft volgens de juiste discipline, en streeft naar het praktiseren van de Dhamma;
...
   Het thema van Devadatta's heiligheid wordt bevestigd in de Udana, waar het de Boeddha die hem prijst. Devadatta wordt genoemd als een boeddhistische heilige onder andere grote boeddhistische heiligen.
[In sommige versies van de Pali Canon wordt dat in de zogeheten 'Brahmana Sutta' gedaan, in andere niet. Dan ontbreekt Devadatta in de overigens zelfde tekst. Zie daarvoor Bijlage 1 hieronder. De verklaring van dit verschil – in feite verklaart Ray het verschil tussen de betreffende Udana-sutta en dezelfde tekst in de MN - als volgt (in noot 32) ]:
Deze lijst, die dezelfde heiligen gegeven in dezelfde volgorde, verschijnt in het Majjhima Nikāya (3: 78-79) - behalve voor het feit dat Devadatta afwezig van zijn positie als nummer tien. De twee meest redelijke verklaringen voor deze discrepantie zijn (1) dat de lijst in Mn de originele lijst vertegenwoordigt en dat Devadatta later werd aan de lijst in de Udana is toegevoegd (2) dat de lijst Udana de eerdere configuratie vertegenwoordigt, met Devadatta in de Mn verwijderd. Deze laatste optie lijkt realistischer om drie redenen: (1) de oudheid van Ud ten opzichte van de Mn; (2) gegeven het verfoeilijke karakter van Devadatta in het geëvalueerde Boeddhisme, is het veel onwaarschijnlijker dat hij uit een lijst als deze wordt toegevoegd dan dat hij uit de andere wordt geschrapt; en (3) Devadatta heeft wel een positieve kant, zoals we hebben gezien, maar naarmate de tijd vordert, wordt die steeds meer verborgen onder een bedekking van venijnige veroordeling.

  
[Ray baseert zich o.a. op Bareau en die]... voltooit zijn bespreking van de teksten door te observeren dat op het ondubbelzinnige beeld van Devadatta als een deugdzaam, 'rigoureus' bhikkhu alle vroege vinaya-teksten overeenstemmen. De oorspronkelijke Devadatta, concludeert Bareau, was gewoon een heilige die door de boeddhistische traditie, in de loop van de tijd, meer en meer gehaat werd.

   Deze conclusie werpt een belangrijke vraag op: wat is het met Devadatta dat zijn mede-boeddhisten hem zo aanvallen? Het is veelzeggend dat Devadatta, in het vroegste stadium van deze legende, een woudmonnik in de klassieke vorm is. Hij heeft afstand gedaan van de wereld onder de Boeddha. Hij oefende een bos-stijl van het boeddhisme, waaronder enkele vorm van de dhutaguṇas, zich terugtrekken in eenzaamheid en meditatie, en hij heeft een aantal niveaus bereikt. Zijn verwezenlijking krijgt boeddhistische legitimiteit omdat die wordt erkend door niet minder dan Sariputra (Pali) of Ananda (Sarvastivada), en zelfs door de Boeddha zelf. Daarnaast is er een cultus rond zijn persoon, zodanig dat hij onder zijn toegewijde clientèle zelfs de kroonprins en latere koning Ajātaśatru kan rekenen. Devadatta's cultische populariteit blijkt ook duidelijk uit de vijandige getuigen van boeddhistische kant, die het vertrouwen en het enthousiasme van zijn leken-aanhangers leken op verschillende punten moeten toegeven.
   Devadatta is niet alleen een bos-heilige, maar één die zich sterk maakt voor het 'woud-boeddhisme' als de enige authentieke vorm van boeddhistische verzaking, gezien zijn voorstellen
[van de vijf aanvullende regels].
Zijn niet aflatende pleidooi voor het bos-boeddhisme is ook te zien in de kwestie van leiderschap. In tegenstelling tot zijn boeddhistische critici gaat Devadatta - in zijn verzoek aan de Boeddha om leider te worden na het heen gaan van de Boeddha - ervan uit dat de overdracht van het gezag in het boeddhisme moet gaan van leraar tot leerling; de meer collectieve, tekst-gerichte en institutie-gerichte vormen, kenmerkend voor het gesettelde monnikendom, zijn geen onderdeel van zijn denken.

   Deze uitleg wordt bevestigd wanneer we opmerken dat zijn aanvallers juist degenen onder de boeddhisten zijn, die het meest geïdentificeerd zijn met het gesettelde kloosterleven. Zijn meest enthousiaste belasteraars zijn, in de eerste plaats, die monastieke scholen die voortkomen uit de conservatieve, monastieke Sthaviras. Daarnaast is het juist in hun vinayas - die teksten in de vorm van vaste kloosterleven wordt geconsolideerd en onderstreept - dat deze kritiek wordt beleden. Met andere woorden, Devadatta wordt significant als een vijand binnen de specifiek monastieke context ... Verder is het duidelijk dat gesettelde monastieke waarden de drijvende kracht zijn in het Devadatta verhaal vanaf in zijn vroegste vorm: het probleem in kwestie heeft te maken met de centrale autoriteit en institutionele eenheid ... Ten slotte zijn de overheersende waarden waarvan de aanvallers van Devadatta blijk gaven, die van vaste kloosterleven: hoewel het tolereren van het bos-leven lippendienst wordt bewezen, is de voorkeur van de asceet duidelijk de vaste monastieke situatie. … Het is ook typisch dat de dramatis personae van het conflict de opstelling hebben van de eenzame individu – Devadatta (zijn vier vrienden en zijn winst en verlies van de vijfhonderd benadrukken slechts zijn eenzaamheid) - versus de menigte van de Boeddha's discipelen. Het lijkt duidelijk dat de kern van de Devadatta legende, en met name de venijnige aard van de veroordeling van deze heilige, het best begrepen kan worden als de uitdrukking van een controverse tussen een voorstander (en zijn traditie) van het woud-boeddhisme en voorstanders van het vaste kloosterleven, een controverse die in de bronnen wordt gezien vanuit het oogpunt van de monastieke zijde.
   Er kan geen twijfel over bestaan dat Devadatta's schisma niet een gebeurtenis is, bedacht door boeddhistische auteurs, maar een historisch feit is, zoals blijkt uit de door de twee Chinese pelgrims, Fa-hsien en Hsüan-tsen. Fa-hsien, bijvoorbeeld , beschrijft een gemeenschap van discipelen in de buurt van Sravasti die volgelingen van Devadatta zijn en die eer bewezen aan de drie voorgaande boeddha's, maar niet aan Śākyamuni.
"

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Why Devadatta Was No Saint   door   Bhikkhu Sujato     Hier    te vinden.

Hieruit (ook door mij vertaald, Joop R] :   "Conclusie

Ray's stelling dat Devadatta een bos-heilige was die onterecht werd verguisd door latere monastieke boeddhisten is ongegrond. De teksten waarop hij zich beroept zijn ofwel een vergissing of verkeerd geïnterpreteerd. Dit is niet een kwestie van subjectieve beoordeling; Hij gebruikt gewoon zijn teksten verkeerd. Als zijn fouten zijn gecorrigeerd alles valt uit elkaar.
Devadatta was een veelbelovende jonge monnik, een getalenteerd familielid van de Boeddha, die ten prooi viel aan de al te menselijke zwakheden van jaloezie en verwaandheid. Zijn val uit de gratie was dramatisch, maar er was nog steeds de hoop op verlossing. Dit verhaal wordt consequent verteld door alle boeddhistische tradities. Net als alle populaire afleveringen in het leven van de Boeddha, is het onderworpen aan allerlei overdrijvingen geweest. In dit proces is de historische figuur van Devadatta verduisterd worden als door een diepe mist. De methoden van tekstkritiek bieden enige hoop in het onderscheiden van de meer of minder plausibel aspecten van zijn legende, en het geven van een glimp van de man achter de legende.
In Ray's handen, echter, is deze blik verloren en blijven we achter met slechts een karikatuur. In plaats van de cartooneske schurk van de tradities, zo hopeloos dwaas en ten dode opgeschreven, hebben we een even cartooneske held, een vlekkeloze gerealiseerde heilige, tragisch verkeerd begrepen, waarvan elke tekortkoming arbitrair is toegeschreven aan de bedenkelijke motivaties van monastieke propagandisten. Het leven van Devadatta - zijn complexe, genuanceerde, ongrijpbare, breekbare en gekwelde ziel, is nog steeds verborgen.
"

Ik ken Sujato als een moderne en intelligente monnik, maar hier is hij behoorlijk agressief bezig. Hier spreekt de Theravada-orthodoxie.
Eerlijk gezegd toont het Christendom (tegenwoordig) meer begrip voor Judas als dit boeddhisme voor Devadatta.

=======================================================================

A Buddha and his Cousin   door   Richard P. Hayes
Hier te vinden.

Het betoog in z'n geheel heeft een duidelijk standpunt t.a.v. Devadatta: schuldig.
Maar daarbinnen maakt Hayes een paar interessante psychologische opmerkingen.

" Acht jaar voordat de Boeddha stierf op de leeftijd van tachtig, begon Devadatta's gebrek aan goed karakter zich te manifesteren op een manier die niet langer kon worden genegeerd.
Volgens de canonieke bronnen was de Boeddha inmiddels een bekend leraar geworden. Tijdens de zevenendertig jaar die waren verstreken sinds hij zijn onderwijscarrière begon, had de Boeddha een aantal prominente monniken aangetrokken, alsmede rijke en beroemd mecenassen. Terwijl zijn faam toenam, steeg ook de kwaliteit van het materiaal van de gaven die werden gegeven aan de boeddhistische gemeenschap. Monniken die ooit gekleed waren in gewaden, gemaakt van afgedankte vodden, kregen nu gewaden gemaakt van nieuw doek. Monniken die ooit hun maaltijden bij elkaar hadden gebedeld door van huis tot huis te gaan, werden uitgenodigd om te dineren met koningen en handelaren. Monniken die ooit buiten geleefd hadden in geïmproviseerde hutten, verbleven nu in monastieke compounds in permanente gebouwen. De Boeddha die steeds De Grote Asceet werd genoemd, leefde niet langer een leven van evident ascetisme. Het was deze verschuiving in levensstijl die de expliciete geworden grond was van Devadatta's klacht tegen de Boeddha, hoewel de teksten de suggestie wekken dat dit expliciete thema een meer persoonlijke agenda maskeerde. ...

  De Devadatta in me
Een aantal van de diverse boeddhistische tradities is gebaseerd op de leer dat iedereen een Boeddha binnen in zich heeft, en deze innerlijke Boeddha je ware aard is. Hoewel ik vele jaren een vorm van boeddhisme beoefende die precies op deze leer is gebaseerd, heb ik dat nooit geloofd. Ik doe dat nog steeds niet. Wat ik veel gemakkelijker om te geloven vind, is dat iedereen
een Devadatta binnen in zich heeft, die klaar op de loer ligt, om de Boeddha te grijpen en vernietigen van de Boeddha als die langs komt. De Devadatta van de boeddhistische legende was, of beweerde te zijn, een morele perfectionist. Hij was iemand die niets konden verdragen wat zou kunnen worden uitgelegd als laksheid of een gebrek aan de meest strenge vormen van zelfdiscipline.
....
Uit het verhaal van Devadatta blijkt dat perfectionisme de vijand van de perfectie is.
"

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Devadatta in de Lotus Sutra   (Officiële naam: Saddharma-pundarika-sutra)
Uit de boekversie van Servire, 1996:

Hoofdstuk 12   Devadatta  (pag. 252)
De Boeddha zei toen tegen alle bhikshu's: 'Deze vorst uit lang vervlogen tijden was ikzelf. De kluizenaar Asita was niemand minder dan de huidige Devadatta. Dank zij Devadatta's goede vriendschap was ik in staat me te vervolmaken in de zes Volmaaktheden … Zo verwierf ik de Volmaakte Verlichting en redde ik talloze levende wezens. Dit alles heb ik te danken aan de goede vriendschap van Devadatta.
Ten overstaan van de vier groepen verklaar ik nu dat Devadatta na zijn heengaan en na het verstrijken van ontelbare kalpa's, een boeddha zal worden …'


Hoofdstuk 26   Dharani  (pag. 399)
Wee hem die onze bezwering trotseert
En een prediker kwaad berokkent!
Moge zijn hoofd
In zeven stukken worden gekloofd
...
Of van Devadatta
Die tweedracht zaaide in de gemeente
  (d.i. sangha)”

Die tweedracht is kennelijk erger dan de aan hem toegeschreven moordpogingen op de Boeddha. Het verschil tussen deze twee waarderingen van Devadatta wordt niet benoemd.
Mogelijk geldt ook hier de theorie van R. Ray dat hfst 12 tot het oudere deel van sutra behoort en hfst 26 later is toegevoegd.

Voor de Engelstalige digitale versie: zie Chapter 12  en  Chapter 26 .
Voor mijn mening over de Lotus Sutra en in het bijzonder het gebruik dat Nichiren (Soka Gakkai) ervan maakt, zie m'n  blog uit feb. 2015

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Devadatta   door   Leigh Brasington
Bron: Leighb

Brasington draait in navolging van Ray de volgorde oorzaak-gevolg in de geschiedschrijving om: de op hem gebaseerde “... cult was quite successful, managing to survive at least into the 7th century CE. Because of this rivalry with a cult very close in doctrine, the mainstream Buddhist decide to paint Devadatta in a seriously bad light and wound up attributing to him all the nasty deeds we think of when we hear his name. …
  Clearly there is something seriously wrong with the traditional picture as preserved in the Theravadan vinaya. It says that after trying 3 times to kill the Buddha, Devadatta comes waltzing into camp (er, the monastery) and proposes his 5 new rules. Well, if Devadatta was known to be trying to kill the Buddha, he would never have been allowed close enough to the Buddha to propose the 5 rules! The story just doesn't make any sense. And the order of these events seems to be different in some of the other vinayas - perhaps, someone realized the weird order and cleaned things up.
  Looking carefully at all the references to Devadatta in the suttas, all he is ever accused of is creating a schism - no mention of attempts to kill the Buddha or of Devadatta's own death. So I think Devadatta was a very serious practitioner who felt the Buddha and the Sangha were going soft, so he tried to return to a more austere way of practice.
  It is possible that Devadatta was not even a contemporary of the Buddha! He might have come along later (tho not too much later given that his story is in the Mahasaghika vinaya and that split was about 100 years after the Buddha's death). But whenever he came along, he was very worrisome for the mainstream Buddhists.


- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Stephen Batchelor - Devadatta in   'After Buddhism '

In 'After Buddhism' wijdt Batchelor twee lange passages (een pagina of zeven) aan Devadatta. Hij blijft daarbij vrij dicht bij de traditionele visie, is niet zo stoutmoedig als elders.
Zie Bijlage 2

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

De Gedichtenbundel 'Devadatta’s Poems '   door Judith Beveridge

De Australische dichteres Judith Beveridge heeft verleden jaar een bundel gedichten gepubliceerd over Devadatta, en z'n omgang met de Boeddha.
Uiteraard met de nodige dichterlijke vrijheden, maar dat past wel bij deze figuur.
Zie Bijlage 3. Ter geruststelling: het zijn géén makkelijke, Zen-achtige gedichten.


=======================================================================

Update 16 november

Nog een   Review  van de dichtbundel van Judith Beveridge; en een    Interview met haar

Nog een   website over Devadatta , met een tekenfilm-video over de zgn moordpogingen

=======================================================================

Vooral naar aanleiding van het artikel van Hayes kwam de volgende gedachte in me op:
Als Devadatta niet had bestaan, dan had hij moeten worden uitgevonden
Om het onderscheid donker-licht: de goede Boeddha tegenover de slechte Devadatta.
Om duidelijk te maken dat de splitsing van de sangha niet direct of indirect door de Boeddha is veroorzaakt.
Als ideale zondebok om angsten en boosheid op te projecteren.
Misschien is hij ook wel uitgevonden.

=======================================================================

De actuele betekenis van Devadatta

Devadatta, echt bestaand of uitgevonden, heeft wellicht nu ook nog een functie.
En niet alleen psychologisch zoals Hayes schrijft, een soort 'Devadatta-Natuur' naast ieders Boeddha-Natuur' (Batchelor had het ook over 'Mara-Natuur')
Maar ook om het al te gesettelde boeddhisme de maat te nemen; die vormen waarin men in zijn of haar comfort-zone blijvend kan beoefenen. Waarin men zich wentelt in de donaties van rijke weldoeners (koningen destijds en captains of industry tegenwoordig). Of vindt dat er met 'buddhism-lite' niets mis is.

Kortom: niet zozeer een ascetisch boeddhisme voor monniken destijds,
              maar een ongemakkelijk boeddhisme voor leken nu.

Daarom kunnen ook hedendaagse Devadatta's een rol spelen
Zoals Glenn Wallis met zijn kritiek op het  'X-Buddhism '
Of een David Chapman over het  'Consensus Buddhism '
Een rol die hen niet altijd in dank worden afgenomen, zoals ook Nederlandse Devadatta's weten. Alleen: hadden we nu ook maar eens een vrouwelijke Devadatta.

Ook een Devadatta-functie is, tegen oude leraren te zeggen: zou je er niet eens mee stoppen, met het spiritueel leiderschap van je sangha? Zoals  destijds : je bent 'now grown aged ... old and stricken in years, .. has accomplished a long journey, and [je] term of life is nearly run. Let [je] now dwell at ease in the enjoyment of happiness reached even in this world. ' (pag 238)

Bijvoorbeeld tegen de leraren die de afgelopen vijftien jaar bij voortduring bij de BOS te horen en soms te zien waren, tientallen jaren 'in het vak':
Jotika (82 jaar)
Ton Lathouwers (82 jaar)
Han de Wit (pas 71 maar m.i. oud geboren)
Nico Tydeman (73 jaar, idem)

Alleen ik zeg niet tegen ze 'I will be its leader '. Niet alleen omdat ik zelf ook oud ben maar vooral omdat ik voor leraarloos en leiderloos beoefenen ben.


Tot slot een 'personal note ' van Leigh Brasington ( hier )
"I found the research in 'A Condemned Saint: Devadatta' to be very interesting. It showed me how easily I could be persuaded to swallow a story - even one with the weird order of the Devadatta story. Many times I told the traditional story of Devadatta as part of one of my dhamma talks. It has been very helpful in reminding me to look carefully at ANY teaching. For years I have been telling my students to not take the stories in the suttas (let alone the vinaya) as literally true - that sutta study is about finding instructions on how to practice that are repeated in multiple places/circumstances - and then to go do those practices. It was kind of humbling to see I'd been taken in again. "

=======================================================================
=======================================================================

Bijlage 1

Devadatta wel of niet in het 'Brahmana Sutta' in de Udana

1.   Vertaling van Jan de Breet en RobJanssen, opgenomen in
      Khuddaka-Nikaya – De verzameling korte teksten

I – 5. De oudere monniken


Aldus heb ik gehoord.
Eens verbleef de Verhevene in Savatthi, in het Jetavana, het park van Anathapindaka. In die tijd gingen de eerwaarden Sariputta, Maha-Moggallana, Maha-Kassapa, Maha-Kaccana, Maha-Kotthita, Maha-Kappin, Maha-Cunda, Anuruddha, Revata, Devadatta en Ananda naar de Verhevene toe.
De Verhevene zag die eerwaarden van verre aankomen en daarop richtte hij zich tot de monniken: 'Dit.monniken, zijn de brahmanen die er aankomen! Die zijn brahmanen die er aankomen!'
Na deze woordeen zei een zekere monnik die van brahmaanse afkomst was, het volgende tot de Verhevene: 'Wanner, Heer, is men een brahmaan en wat zijn de eigenschappen die iemand tot brahmaan maken?'
Toen dan, toen de Verhevene de betekenis hiervan doorgrondde, welde er op dat moment spontaan deze bewogen uitspraak in hem op:

   'Zij die slechte geestestoestanden weren
   en die altijd vol van aandacht leven
   ontwaakten die de ketenen geslaakt hebben,
   zij waarlijk zijn brahmanen in de wereld.'

(Onderstreping door mij, Joop R)


2.  Vertaling door Thanissaro Bhikkhu in  Accesstoinsight

Brāhmaṇa Sutta: Brahmans

I have heard that on one occasion the Blessed One was staying near Sāvatthī at Jeta's Grove, Anāthapiṇḍika's monastery. And on that occasion Ven. Sāriputta, Ven. Mahā Moggalāna, Ven. Mahā Kassapa, Ven. Mahā Kaccāyana, Ven. Mahā Koṭṭhita, Ven. Mahā Kappina, Ven. Mahā Cunda, Ven. Anuruddha, Ven. Revata, and Ven. Nanda [1] went to the Blessed One. The Blessed One saw them coming from afar and, on seeing them, addressed the monks, "Monks, those are brahmans who are coming. Monks, those are brahmans who are coming."

When this was said, a certain monk who was a brahman by birth said to the Blessed One, "To what extent, lord, is one a brahman? And which are the qualities that make one a brahman?"

Then, on realizing the significance of that, the Blessed One on that occasion exclaimed:
  Having banished evil qualities
  those who go about ever mindful,
  awakened, their fetters ended:
  They, in the world,
  are truly brahmans.

Notes
1. This translation follows the Thai and Burmese versions of this passage. The Sri Lankan version replaces Ven. Nanda in this list with Ven. Ānanda; the PTS version replaces him with Ven. Devadatta and Ven. Ānanda. These latter two readings would appear to be mistaken, as the Buddha in this sutta defines "brahman" as one whose fetters are ended — i.e., an arahant — whereas Ven. Ānanda became an arahant only after the Buddha's passing; Devadatta, after having caused a split in the Saṅgha toward the end of the Buddha's life, fell into hell.
"
(noot 2 verwijderd, niet relevant)

=======================================================================

Bijlage 2

Stephen Batchelor in 'After Buddhism' over Devadatta

=======================================================================

Bijlage 3

Gedichtenbundel 'Devadatta’s Poems ' door Judith Beveridge

(Geciteerd uit twee recensies van deze bundel; reviews van M. Ball en M. Duwell )

Not that much is known about the historical character Devadatta, cousin of Siddhatta Gotama, the Buddha. Though much has been written about the Buddha, his shadowy cousin remains a secondary character throughout literature and historical texts, treated mainly as an evil and power hungry monk who attempted, unsuccessfully, to murder and usurp the Buddha’s power. In Devadatta’s Poems, Beveridge gives Devadatta a voice and a much richer characterisation, tracing his movement from ascetic devotee to jealous, murderous, and mostly ineffectual, rival. Although Devadatta’s Poems has been written as a companion piece to Beveridge’s sequences on Siddhattha Gotama and reading them together creates a wonderful balance between the forces of these character, it’s perfectly possible to read Devadatta’s Poems without reference to the other text. Devedatta, though not exactly likeable, is a compelling character—enriched by his vast hunger, his aesthetic rather than ascetic perceptions, and the somewhat fun shadow he casts on his almost too perfect cousin.
Of course this is poetry, not an historical novel, so Beveridge’s Devadatta is both allegorical in his representation of the world of the senses, and also provides a hyper-sensual and moving exploration of the sights, sounds, smells and tastes of his world:

  I smell ripe figs, dates, pomegranates; cumin and onions
  sizzling in hot ghee. There are piles of sesame and honey cakes,
  teas scented with cinnamon and cloves, but we must wait
(“Alms Round, Sarnath”)

His childish coveting of his cousin is given more depth through an exploration of their youth together and the games they shared. However, it is in Devadatta’s desire for Siddhatta’s wife Yasodhara and his ultimate hunger for glory and perhaps love in general, that makes Beveridge’s Devadatta more tragic than evil:

  All they’ll think about
  will be that Devadatta has come back and about how
  their lives, at last,
  feel as precious as silk
  pulled through a ring.
(“Return”)

  Sometimes I wonder why I wobbled far into the distance
  like an unhitched cart to bunker down to this life of alms,
  slim pickings, lost hope. I cry for the blue and lilac
  ring of hills and the shaded small valleys where I’d roam
  as a child.
(“Thinking of Kapilavatthu”)

Behind it all, almost as a theme, is Siddhatta’s religion: the asceticism and selflessness that Devadatta cannot emulate, despite his mantras and prayers. Devadatta rarely mentions Buddhism as such—he prays and fasts but never really embraces the notion of his own divinity—but the reader is allowed to perceive it, and Siddhatta’s grace is made evidence through through Devadatta’s jealous lens. Since we know that Buddhism will become a major world religion and Buddha will be revered by followers, Devadatta’s ill will takes on an irony so intense that we begin to feel some sympathy for Devadatta:

  Four Noble Truths make the ever-increasing
  Sangha where one day my name will be written
  into infinity and Siddhattha’s will become a nullity,
  a zero—his name never to be written anywhere,
(“My Discourse on Counting”)

The kind of dissonances I’ve spoken of briefly ensure that there is always a degree of tension at this level in Beveridge’s poems. Needless to say, a figure like Devadatta can embrace the expressive possibilities of the disgusting with brio, as he does in “Alms Round, Sarnath”:

  I want to tell Buddha to chew his rules about patience
  and frugality into a sloppy cud. I want to hold my bowl out
  as boldly as a symbol and clang it loudly with my spoon.

  I want to tell these miserable, skinflint, pinch-fisted folk
  to stop tossing us husks, rinds, cores, thorns, rats’ tails,
  roosters’ claws and – oh! – so many stinking lepers’ thumbs!


In “Rocks, Vultures Peak” from Devadatta’s Poems, this verbal indecorousness reaches (oh, yes say it) a peak when Devadatta attempts to kill the Buddha by rolling a rock down on him. I don’t know what the narrative tone of this story is wherever it appears in the Pali Canon – presumably it is a celebration of a divinely engineered escape – but to us it inevitably recalls Wily Coyote and the Roadrunner. And Beveridge’s poem reflects this by joyously abandoning any attempt at a po-faced historical dramatic monologue and having Devadatta imagine how the killing will be reported newspaper-headline style:

  Ah, one day Siddhattha, I’ll pick the right spot,
  I’ll pick the right rock and I won’t baulk the timing.
  I know how the story will go: ‘Slipping schist kills
  local altruist.’ ‘Leader of cult, brained by basalt.’
  ‘Religious moderate, crushed by conglomerate.’

Geen opmerkingen: