Het uitspreken van de oratie ‘De vele gezichten van de compassie’ in de aula van de VU op 14 september j.l. was een boeddhistisch feestje. Voor de tekst, zie hier
Niet alleen de inhoud was rijk, ook de massale opkomst van boeddhisten en boeddhistische bobo’s was opvallend, zoveel openbare bijeenkomsten zijn er ook weer niet.
Ik ben geen journalist maar amateur-boeddholoog, daarom verder geen sfeer-impressies maar een paar kanttekeningen bij de inhoud van z’n inaugurele rede.
De volledige titel is:
‘De vele gezichten van de compassie
Het boeddhisme te midden van culturele en religieuze diversiteit.’
De inhoudsopgave:
- Achtergronden van de leerstoel ‘boeddhistische filosofie in dialoog met andere levensbeschouwelijke tradities’
- 1. Compassie
- 2. Binnen of buiten
- 3. Compassie in India en China
- 4. De eerste bodhisattvagelofte
- 5. Conclusie
- Dankwoord
Van der Braak stelt (in navolging van onder andere Sharf en Hershock) dat de grote verschillen in cultuur tussen India en China zo’n tweeduizend jaar geleden heeft gemaakt dat het begrip ‘compassie’ van betekenis is veranderd. ‘Vanuit Indiaas perspectief is compassie een heilzame mentale staat, zoals gezegd één van de vier Brahmavihara’s die door mentale cultivering kan worden versterkt. ... Toen het boeddhisme zich vanuit India naar China verspreidde, vermengden Indiase boeddhistische noties van compassie en karma zich met Chinese kosmologische opvattingen, en met Chinese versies van zelfcultivering. (pagina 11)
Van der Braak laat hier een ander belangrijk proces in de eerste eeuwen van onze jaartelling van (boeddhistisch) China buiten beschouwing. Het ging niet alleen om de sinifization (de ‘ver-chinezing in lelijk Nederlands) maar tegelijk van de mahayanization van de Dharma, van dit boeddhisme. De eerste boeddhistische teksten in het Chinees vertaald waren die van het vroege boeddhisme, wat we nu op een aardige manier Theravada (oftewel Pali Canon) noemen en op een onsympathieke manier hinayana.
Over deze poging de vroegboeddhistische wortels los te snijden in China in zo ongeveer de vierde/vijfde eeuw van onze jaartelling ben ik op dit moment het grote werk aan het lezen van Chih-I (ook wel geswchreven als Zhyyi; zie bv Wikipedia over hem), Mo-ho-chih-kuan; door Neil Donner vertaald als ‘The Great Calming and Contemplation of Chi-I’.
In een Postscript van pagina 460-479 (downloaden en lezen, André en andere echt geïnteresseerden!) beschrijft Donner ‘The MHCK and the Mahayanization of the Chinese Dhyana Tradition´.
Het viel namelijk niet mee de toen bestaande meditatievormen zoals samatha en vipassana alsnog een mahayana-ideologie te verschaffen. Chih-I slaagde daarin met behulp van een zeer vrijzinnige interpretatie van het begrip sunyata van Nagarjuna. Maar in feite veranderden daarmee de meditatievormen zelf nauwelijks.
Van der Braak beschrijft de boeiende overgang van het compassie-begrip van India naar China als historische voorbeeld om een bredere blik te verkrijgen (hij gebruikt mooiere filosofische termen).
De vraag die hij zich (en ons) merkwaardig genoeg niet stelt is: hoe verhoudt onze cultuur zich dan weer tot de Chinese van vijftienhonderd jaar geleden? Oftewel: moeten we nog wel zo vanzelfsprekend in onze huidige beoefening van het boeddhisme (en dan vooral in Chan en Zen maar voor sommigen is Zen en boeddhisme hetzelfde) deze Chinese interpretatie overnemen ?
In mijn opvatting lijkt onze (Westerse) cultuur natuurlijk noch op de Chinese noch op de Indiase van zo lang geleden maar relatief is er toch nog meer overeenkomst met de Indiase dan de Chinese . Wij hebben toch niets met de ´Chinese kosmologische opvattingen, en met de Chinese visies op zelfcultivering ... De Chinese kosmos wordt gezien als een geordend organisch proces van verandering en pluraliteit` ? (citaat uit pagina 11 van de gedrukte versie van de oratie)
Ik pleit in ieder geval voor compassie als onderdeel van de serie liefdevolle vriendelijkheid-medevreugde-gelijkmoedigheid waarin het ook duidelijk een morele dimensie heeft.
Dit brengt me tot een andere opmerking over deze oratie die ik wil ik maken naar aanleiding van een passage van het ´Dankwoord´ dat van der Braak aan het eind van z´n oratie uitspraak (pagina 17).
Daar bedankt van der Braak het College van Bestuur van de VU onder andere voor het initiatief ‘... een platform te bieden voor de verdere vorming van Nederlandse bodhisattva’s binnen de academie ... `.
Begrijp ik het goed: wil van der Braak en wil de VU dat de studenten van de opleiding Boeddhistisch Geestelijk Verzorger (mogelijk startend in 2013) bodhisattva´s worden?
Bodhisattva´s in de Mahayana- (Zen-) zin van het woord?
Ook degenen met een Theravada-achtergrond bijvoorbeeld, die hebben toch andere beloften?
Alsof een katholieke universiteit heiligen gaat opleiden.
En hoe zit het met de toch wat andere (dan in het dominante Zen) benadering van de bodhisattva-beloften (de ‘ wensende ’ en de ‘ ondernemende ’) in het Tibetaanse boeddhisme ?
Het wordt hoog tijd dat er eens een openbaar debat komt over de echte inhoud van deze opleiding. Ook en met name over het bij het toetsingskader horend vakmanschap dat een geestelijke verzorger (ook een boeddhistische, ook een bodhisattva) nodig heeft.
Een voorstel daartoe heb ik in een blog in juli gedaan (zie hieronder en hier ). En André van der Braak reageerde daar toen (per email) naar mij toe positief op met de woorden ´Je suggestie voor een symposium over boeddhistische geestelijke verzorging is zeker interessant, en ik houd hem in gedachten.´
De 12 verleden week gestarte pre-master-studenten verdienen die duidelijkheid, want die is er (hoorde ik in de wandelgangen bij de VU-aula) zeker bij een aantal van hen niet.
Het in m’n voorstel bedoelde boek (dat een standaardwerk lijkt te gaan worden over de BGV) komt op 25 september uit ! Zie Amazon .
Bijlage
Een suggestie aan de VU (door Joop Romeijn)
Nu is de invulling van de opleiding tot chaplain aan de beurt, een tweejarige opleiding die volgens de informele aankondigingen september 2013 gaat starten.
De aanvraag aan het ministerie en het opstellen van overeenkomsten heeft allemaal bijzonder binnenskamers plaatsgevonden.
Het zou de VU sieren als een deel van de invulling van de opleiding in het openbaar plaatsvindt.
Daarom roep ik de VU op, om ergens komend najaar een openbare bijeenkomst over de inhoud te organiseren. Eén van de onderwerpen die daarin in ieder geval aan de orde moeten komen is wat mij betreft de inhoud van geestelijke verzorging (door en/of voor boeddhisten) in de zorgsector, in ziekenhuizen en andere instellingen van volksgezondheid dus. Want het georganiseerde boeddhisme heeft tot nu toe nog geen blijk gegeven, zich daarin verdiept te hebben.
Wellicht kan in die bijeenkomst gebruik worden gemaakt van het oktober [is vervroegd naar 25 september, J.R.] uitkomende boek "Arts of Contemplative Care; Pioneering Voices in Buddhist Chaplaincy and Pastoral Work " .
2 opmerkingen:
De interpretatie van het Indiaas Boeddhisme zoals van der Braak die geeft ligt dichter bij het Tibetaans Boeddhisme (Gelugpa traditie) die ik studeer. Ik denk eerlijk gezegd niet dat er genoeg bronnen zijn over het Indiaas Boeddhisme om het Indiaas Boeddhisme zo makkelijk te kunnen samenvatten als van der Braak doet. Maar goed, het was dan ook een openbare lezing. Ik zou denken dat hij feitelijk het nu bekende Tibetaans Boedhisme vergelijkt met het Zen Boeddhisme.
Aangezien voor de meeste mensen de vier onmetelijke gedachten (BrahmaVihara) al heel moeillijk zijn helemaal te realiseren, lijkt me het Bodhisattva ideaal wat lastig op universitair niveau in te bedden. Aan de andere kant is, zoals ik het in de praktijk bij Zen Boeddhisten tegen kom, de Bodhisattva gelofte vaak zo wazig dat het verschil met die onmetelijke gedachten nauwelijks merkbaar is.
Probleem met de Tibetaanse interpretatie van de Bodhisattva geloften, als ook van de 4 onmetelijke gedachten, is dat er nauwelijks een brug is van mooie gedachten naar een praktische handeling. In die zin vind ik de Zen versie dan wel weer goed toepasbaar voor het Westen.
Al met al denk ik dus eigenlijk dat we in het Westen niet zullen kiezen tussen het een of het ander, maar dat een mengvorm onstaat die, hopelijk, zowel in meditatie als in de praktijk werkbaar is voor westerlingen die in de wereld werken, bijvoorbeeld als geestelijk verzorger.
Een zelfde proces kan met de BrahmaVihara gebeuren - op praktisch niveau maakt het tenslotte niet zo veel uit. Mijn leraar, Geshe Sonam Gyaltsen, heeft wel gezegd dat als je nu een Arhat tegen zou komen, je zou denken dat het een Bodhisattva was. Die vier onmetelijke gedachten zijn niet niks.
Overigens kon ik het document van Chi-I (Neil Donner) waar je naar linkt niet downloaden.
In grote lijnen ben ik het wel met je eens, Katinka.
Op welke bronnen van het Indiaas Boeddhisme van der Braak zich baseert, weet ik niet, misschien reageert hij nog.
De plaats die de vier Brahmavihara innemen in de beoefening van het boeddhisme zie ik mogelijk wat anders. Namelijk met nadruk als het beoefenen ervan, als specifieke meditatievormen, niet het bereiken ervan.
Theravada zoals ik dat ervaar, is ook niet zo doelgericht; ik ken geen Theravadin die er naar streeft, arhat te worden hoewel dat doctrinair gezien wel de bedoeling is.
Waarom je Donner niet kunt downloaden, begrijp, ik niet; misschien komt het door de omvang, ruim 26 Mb
Als je het wilt lezen (of het Postcript ervan)
https://circle.ubc.ca/handle/2429/20325 bevat een link.
Een reactie posten