dinsdag 17 september 2013

Boeddhisme voor autisten

Verleden week las ik dat er een eigen voetbalcompetitie komt voor autisten. In de voor- en nadelen daarvan heb ik me niet zo verdiept (zie het Volkskrant-artikel hieronder) maar interessant is het wel.
Nu wordt de term 'autist' te pas en vooral te onpas gebruikt, en worden er allerlei betekenissen in geprojecteerd. Soms is het een scheldwoord en betekent zowat 'asociaal'; en soms is het een ziektebeeld, een handicap die extra aandacht verdient, soms een vorm van zielig vinden.
Nu heb ik – in een steeds langer verleden – in m'n professionele leven wel met 'echte' (volwassen) autisten en vormen van 'early infantile autism' te maken gehad en heb ik geen behoefte, daar ironisch over te doen.

Wie het echt wil weten, leze over 'autisme in DSM5' .
Een artikel dat het betoog van deze blog nog verder relativeert, is 'Spinoza-blog' , waarin de auteur gehakt maakt van de mening (van ene Fitzgerald) als zou Spinoza een autist zijn, net zo als veel beroemde geniale onaangepaste historische figuren. Het zou kunnen maar we weten het eenvoudig niet.

Hier heb ik het onwetenschappelijk over autistiform gedrag, nerd-achtig. Bijvoorbeeld zoals in televisieserie 'The Big Bang Theory'. Over mezelf dus. Een bèta; vroeger (ouwe lul) werd er gesproken over alfa's die goed waren in talen en geesteswetenschappen en bèta's die vooral wis- en natuurkunde (en soms techniek) fijn vonden. De gamma's van de gedragswetenschappen zijn daar pas later bijgekomen.
De bèta's dus.

En ik heb het niet alleen over 'boeddhisme voor autisten', uiteraard is de Dhamma/Dharma voor iedereen, maar ook over het autistisch beoefenen van het boeddhisme, misschien wel één van de werkelijk bedoelde vormen (extreem maar niet onjuist gezegd: zonder menselijke bindingen; 'in de wereld maar niet van de wereld').

Mensen zijn verschillend, allemaal binnen de marges van wat 'normaal' is.
Sommigen zijn gevoelig voor het lot van hun medemens, hun wereld is een netwerk van relaties, hun overtuiging dat er een grote stroom van liefdevolle energie is en dat de mens van nature goed is.
Anderen zien hun wereld meer als een netwerk van afspraken en hebben niet zo'n uitgesproken mening over de aard van de mens en van menselijke relaties.
Natuurlijk overdrijf ik hier de verschillen, ik geef de uitersten van de marges van normaliteit aan. In werkelijkheid zitten de mensen ergens tussen die uitersten, de een wat meer naar rechts, de ander wat meer naar links.
In het boeddhisme worden de verschillen tussen mensen ook onderkend en erkend

Mijn liefde voor alle levende wezens is beperkt. Insecten bijvoorbeeld 'mogen er ook zijn', ik ga ze niet doden maar hun lot interesseert me eerlijk gezegd niets.
Mij stelling is nu: het boeddhisme is uitermate geschikt voor autisten, eigenlijk is het boeddhisme een vorm van autisme. Op z'n minst mag een autistiforme vorm van boeddhisme beoefenen er ook zijn.

In ieder geval is het de moeite waard als er een stroming is 'boeddhisme voor autisten '.
Waarom geen boek?
Waarom wel 'Boeddhisme voor Moeders' en niet 'Boeddhisme voor Autisten' ?
Waarom wel 'Buddhism for Kids' en niet 'Buddhism for Nerds' ?
Waarom wel 'Boeddhisme voor Dummies' en niet 'Boeddhisme voor Slimmerikken' ?
want autisten (die vorm althans waar ik het over heb), zijn slim, houden van het gebruik van hun intelligentie vooral. En veel troetelboeddhisten houden daar niet van, soms denk ik: uit jalouzie.
De (journalistieke) blog 'BoeddhistischDagblad' is vooral verblijfplaats voor de anti-autisten, wetenschap is niets voor de meeste lezers, ze onderkennen heel veel zielige levende (en stervende) wezens. Er schrijven mij daar wat veel 'troetelboeddhisten , wellicht een aardiger woord dan 'anti-autisten'.


Ik ben bij deze hele beschouwing gekomen omdat ik me weer eens afvroeg: waar ik me nu mee bezig houd en wat ik om me heen hoor, is dat waarom ik ooit ontdekte dat ik eigenlijk boeddhist was? Dat waren en zijn thema's als anatta, anicca en sunyata , ook wel eens vertaald als 'grondeloosheid'. Daar herkende ik me ooit in hoewel ik het niet goed begreep en daar herken ik me nog in, terwijl ik het een stukje beter begrijp.
Veel meer dan nu populaire begrippen als boeddhanatuur en compassie.

Wat, heb je niet zoveel met compassie? Dan kan je geen boeddhist zijn! Ik hoor dat stemmetje al.
Dat valt wel mee, denk ik. Ik ben alleen wat pessimistisch over de vraag of men überhaupt andere levende wezens wel kan helpen (de bevrijding te bereiken). En ik denk dat de mens, ondanks al zijn of haar spiegelneuronen, wezenlijk alleen is, alleen geboren is en alleen sterft, en de ander slechts in beperkte zin kan bereiken.
Wat ik wel heb proberen te perfectioneren en nog steeds - met kleine stapjes - probeer, is steeds ietsje meer mildheid te verwerven, over en met de andere tobbers op deze aarde.
That's all there is.

En hoe zit het met de BoeddhaNatuur, zie je dan niet dat je die ook al hebt? Deze vraag maakt een uitstapje naar de boeddhologie nodig. In haar artikel 'The Doctrine of Buddha-Nature I Impeccably Buddhist' (in 'Pruning the Bodhi Tree ') verdedigt Sallie King het boeddhistische karakter van het begrip 'BoeddhaNatuur' door op de herkomst ervan te wijzen, het is namelijk ontwikkeld ten behoeve van degenen die het begrip 'leegte' (sunyata, emptiness) nihilistisch vonden omdat ze dat – als beginnelingen op het pad – niet goed doorgronden. (zie een langer citaat hieronder).
'Sunyata' is vooral een begrip voor autistische boeddhisten terwijl 'boeddhanatuur' meer hoort bij troetelboeddhisten.
Eigenlijk denk ik dat een autistisch boeddhist psychologisch ook niet met upaya's uit de voeten kan, daarvoor is hij (en soms 'zij') te rechtlijnig.



Bijlage
Uit 'The Doctrine of Buddha-Nature Is Impeccably Buddhist '

“Probably the single most important motivation for the author of the Buddha-Nature Treatise (and, I surmise, others in the Buddha-nature camp) is his concern over the negative language prevailing among exponents of šðnyavada. The author states many times that an important part of his audience is neophyte bodhisattvas who misunderstand the language of emptiness as nihilistic. Mind you, the author himself does not make this mistake, and indeed incorporates the idea of emptiness in a fundamental way into his own work. He is aware, however, that there are some among his contemporaries who, by virtue of the doctrine of emptiness, regard the Buddha as having expounded a nihilistic view and are themselves engaged in spreading this interpretation. Others seem to have responded to emptiness language with fear and perhaps left the Buddhist fold altogether. Still others apparently found that the relentless negativity of šðnya dialectics simply sapped them. To all such persons, the author of the Buddha-Nature Treatise was very much concerned to demonstrate that Buddhism is not nihilistic but, much to the contrary, holds a promise of something of great value that can be discovered through Buddhist practice. Since emptiness language has these negative effects, and since, after all, šðnyavada is not the Truth but simply an upaya, why not experiment with other ways to communicate the Dharma? And since šðnyavada had pretty well exhausted the via negativa , and language, being dualistic, basically offers only negative and positive options, why not experiment with articulating the Dharma in positive language?
Our author wants to attract people to the Buddha-dharma; in particular, he wants very much to encourage them to practice so that they will realize in their own lives that to which the words of scripture point. In his view, negative language has had its day; it is time to give positive language a try. His dilemma, of course, is a classic one for a Buddhist: how to speak positively of that which the Buddha himself refused to elucidate; how to speak of what is found at the end of the Path without betraying fundamental Buddhist philosophical or soteriological principles. I am convinced that our author is consciously walking a tightrope between the unacceptable negativity of šðnyavada on the one hand, and, on the other, language that violates Buddhist principles (in particular, essentialist or entitative language). What kind of language can he construct that will overcome the negativity of emptiness language without itself becoming entitative? Readers may judge for themselves whether our author succeeds in this very difficult undertaking, but I urge you to understand his effort in the context of this motivation and this objective. "
(Pruning the Bodhi Tree, pag.175/176)


5 opmerkingen:

Hans van Dam zei

Wat een leuk artikel weer, Joop.
Hilarisch met een serieuze ondertoon.
Dat van die rechtlijnigheid is voor mij heel herkenbaar.
Ik ben ook meer van de grondeloosheid (anatta, anicca en sunyata) en minder van upaya, metta en karuna.
Zelf spreek ik in dit verband graag van niet weten, waar jij meen ik niets van wilt weten.
Misschien kun je in een volgend artikel eens uitleggen wat voor jou het verschil is tussen grondeloosheid en niet weten?
Zou ik leuk vinden.

Ik mis het tegenwicht dat je bood aan de troeteltrend op het BD en hoop je er gauw weer terug te zien.

Joop zei

Hans, ik heb aan je verzoek voldaan maar niet iedereen waardeerde het, uiteraard. Zie http://boeddhistischdagblad.nl/troonrede-zoals-nooit-uitgesproken/#comment-9647

Het verschil tussen 'grondeloosheid' en 'niet weten'? Het eerste begrip hoort vooral bij het Tibetaans boeddhismne en de tweede bij Zen, maar dat zal je niet bedoelen.

Een andere poging: 'niet-weten' is ondanks zichzelf toch een cognitief concept en 'grondeloosheid' behoort tot het existentiele domein.

Hans van Dam zei

Ik heb het gezien Joop, het was niet je beste reactie ooit.
Verkeerde plaats, teveel onderwerpen en te kort door de bocht.
Zo anders dan je eigen artikelen en sommige van je andere reacties op het BD.
Ik denk dat je boosheid je nog een beetje in de weg zit.

Ik wist niet dat grondeloosheid vooral bij het Tibetaans boeddhisme hoorde.
Weet jij waar het de vertaling van is?
In zen kom je het woord ook vaak tegen, om over de mystiek nog maar te zwijgen.
Ikzelf gebruik niet weten en grondeloosheid door elkaar.

Geen enkel woord is van zichzelf een cognitief concept en geen enkel woord behoort van zichzelf tot het existentiële domein of tot welk domein ook.
Het is maar net hoe je het gebruikt.
Niet weten kun je gebruiken in een existentieel verhaal, grondeloosheid in een cognitief verhaal.
Uiteindelijk laat ieder woord zich mystificeren en sacrificeren en codificeren en petrificeren en reïficeren en deïficeren en noem maar op.
Daar helpt geen lieve moedertje aan.
Wij zijn het zelf die de woorden doden en wij zijn het zelf die ze weer tot leven wekken.
Maar ik kan mij heel goed uitdrukken zonder 'niet weten' hoor.
Weg ermee.
Mijn vraag luidt dan:

Wat betekent het voor jou dat je bestaan (existentie, leven) grondeloos is?






Hans van Dam zei

Aha.

Joop zei

Hans, ik had niet gereageerd doordat de discussie eerder verder van dan dichter bij het autisme-thema kwam.
Maar goed ik ben zelf begonnen door de term 'grondeloosheid' te gebruiken. Die term heb ik vooral gelezen in boeken van Matthieu Ricard, Tibetaans monnik en ik nam impliciet aan dat dat ander woord voor sunyata was.

Hoe ik mijn bestaan als grondeloos ervaar ? (Ik herfomuleer je vraag een beetje)
Als een ruimtevaarder van een defect ruimteschip zonder stuurraketten in een onbekende tuimelende route.