vrijdag 6 september 2013

Dood gaan voor beginners; vervolg

Veel is er niet gebeurd sinds ik op 5 Mei m'n blog 'Dood gaan voor beginners ' plaatste.
Of eigenlijk wel: ik ben sinds die dag weer (op 6 september) 124 dagen dichter bij mijn dood gekomen, wanneer die dan ook is.
En ik heb me verdiept in de contemplaties op de dood (Maranassati), en op Vijf contemplaties voor iedereen en het boek dat Rosenberg daarover heeft geschreven.

Contempleren - te begrijpen als 'diep denken ' - elke dag op:
  • ’Ik weet zeker dat ik ouder word. Ik kan ouder worden niet vermijden.’

  • ’Ik weet zeker dat ik ziek word. Ik kan ziekte niet vermijden.’

  • ’Ik weet zeker dat ik doodga. Ik kan de dood niet vermijden.’

  • ’In alle dierbare en geliefde dingen zal verandering optreden en er zal scheiding van zijn.’

  • ’Ik ben de eigenaar van mijn handelingen (kamma), de erfgenaam van mijn handelingen, handelingen zijn de schoot (waaruit ik ontstaan ben), handelingen zijn mijn verwanten, handelingen zijn mijn bescherming. Welke handeling, goed of slecht, ik zal er de erfgenaam van zijn.'


Over deze tekst (volledige sutta-versie: zie onderaan), en meer gedetailleerde contemplaties, heeft Larry Rosenberg geschreven:
  Living In The Light Of Death ;
  On The Art Of Being Truly Alive

Shambhala Publications Inc, september 2001, 192 pagina's
Te koop via boekhandel of Bol.com of Amazon.com (met een aantal bladzijden in te zien.)

Samenvatting
This book presents the Buddhist approach to facing the inevitable facts of growing older, getting sick, and dying. These tough realities are not given much attention by many people until midlife, when they become harder to avoid. Using a Buddhist text known as the Five Subjects for Frequent Recollection, Larry Rosenberg shows how intimacy with the realities of aging can actually be used as a means to liberation. When we become intimate with these inevitable aspects of life, he writes, we also become intimate with ourselves, with others, with the world--indeed with all things.

======================================================================

Een vervolg op m'n blog van 5 mei dus.
Maar ook weer niet. In die periode was ik intensief met mijn dood bezig, zonder concrete aanleiding (geen ziekte, geen voorjaarsmoeheid of zo); zo maar, van binnen uit.
Nu ben ik dat nauwelijks. Dat komt wel weer; zoals ik een paar dagen geleden aan iemand schreef: als er iets is waar ik me geen zorgen over hoef te maken, is dat het feit dat ik dood ga.
Maar juist omdat ik er niet - vanuit mezelf - mee bezig ben, moet ik er mee bezig zijn.

Dicht bij de tekst blijvend, zal ik hier passages uit hoofdstuk 3 van dit boek (pagina 78-121)samenvattend vertalen:
' (CHAPTER 3)- THE THIRD MESSENGER – DEATH IS UNAVOIDABLE '.
Vrijblijvend met dit thema zijn kan niet, werkt niet: we moeten 'standvastig en stevig' naar het feit van de dood kijken. We kunnen er niet 'kort en achteloos een blik op werpen.
Eigenlijk is de hele beoefenen van de Dharma van mij tot nu toe een voorbereiding, om me sterk genoeg te maken om te kijken naar mijn doodsangst. Er is ook aandachtigheid en concentratie voor nodig. Geen rigide concentratie maar een tedere gemoedstoestand.

Voor een formele beoefening maakt Rosenberg gebruik van een negendelige meditatie, gebaseerd op een tekst van de Indiase boeddhist Atisha (980-1055).
Drie thema's die steeds ook uit drie contemplaties bestaan.
Het is aan te bevelen een contemplatie steeds te beginnen met aandacht voor de ademhaling (anapanasati), totdat er een zekere kalmte bereikt is; want deze contemplaties vereisen een geconcentreerde geest. Met zo'n serene geest kan men scherp en soepel denken.
De woorden waarop gecontempleerd wordt, lijken simpel, maar na verloop van tijd komt hun diepere betekenis naar voren.

DE ONVERMIJDELIJKHEID VAN DE DOOD

1. Iedereen moet sterven;
2. Het aantal dagen dat we nog leven, vermindert continu;
3. De dood komt, of we nu wel of niet de tijd hebben genomen de Dharma te beoefenen.


DE ONZEKERHEID OVER HET TIJDSTIP VAN DE DOOD

4. De menselijke levensverwachting is onzeker;
5. Er zijn veel oorzaken van de dood;
6. Het menselijk lichaam is heel fragiel en kwetsbaar.


ALLEEN DE BEOEFENING VAN DE DHARMA KAN ONS HELPEN ALS WE GAAN STERVEN

7. Onze bezittingen kunnen ons niet helpen;
8. Degenen die van ons houden kunnen ons niet helpen;
9. Ons lichaam kan ons niet helpen.


Dat zijn ze, ga er maar aan staan; of liever: ik moet er nu echt aan beginnen.
Vooral de achtste vind ik moeilijk, dat realiseert ook Rosenberg zich.
"We denken dat onze menselijke relaties niet – zoals bezittingen – een ego bevatten. Onze relatie tot onze partner. Onze ouders. Onze kinderen. Broers en zussen. Nabije vrienden. Onze spirituele leraren. We geloven dat we een aantal relaties hebben die een zekere zuiverheid bevatten.
Dat mag waar zijn. Maar het is ook waar dat onze vrienden ons niet kunnen helpen als we sterven. Mogelijk zijn ze in de buurt (of niet, we weten niet hoe het gaat). Ze kunnen ons geruststellen. Maar op het eind, uiteindelijk, moeten we 'dag' tegen ze zeggen en ze niet meer terug zien. We moeten alleen sterven.
" (pagina 101)


======================================================================

" Vijf contemplaties voor iedereen

Er zijn vijf onderwerpen, monniken, waarop vaak gecontempleerd zou moeten worden door mannen en vrouwen, lekevolgelingen en monniken. Wat zijn deze vijf onderwerpen?

’Ik weet zeker dat ik ouder word. Ik kan ouder worden niet vermijden.’
’Ik weet zeker dat ik ziek word. Ik kan ziekte niet vermijden.’
’Ik weet zeker dat ik doodga. Ik kan de dood niet vermijden.’
’In alle dierbare en geliefde dingen zal verandering optreden en er zal scheiding van zijn.’
’Ik ben de eigenaar van mijn handelingen (kamma), de erfgenaam van mijn handelingen, handelingen zijn de schoot (waaruit ik ontstaan ben), handelingen zijn mijn verwanten, handelingen zijn mijn bescherming. Welke handeling, goed of slecht, ik zal er de erfgenaam van zijn.

Om welke goede reden nu, moet een man of vrouw, lekenvolgeling of monnik, dikwijls contempleren op het feit dat ze ’er zeker van zijn ouder te worden en ouder worden niet kunnen vermijden’? Wezens zijn als ze jong zijn, trots op hun jeugdigheid; en verblind door die trots leiden ze een slecht leven in handelingen, woorden en gedachten. Maar in degene die vaak
contempleert op dat feit (van de zekerheid van ouder worden), zal de trots op de jeugdigheid ofwel geheel verdwijnen of afzwakken. Om deze goede reden zou het feit (van ouder worden) dikwijls overdacht moeten worden.

Om welke goede reden nu, moet een man of vrouw, lekenvolgeling of monnik, dikwijls contempleren op het feit dat ze 'er zeker van zijn ziek te worden en het niet kunnen vermijden'? Wezens zijn als ze gezond zijn, trots op hun gezondheid; en verblind door die trots leiden ze een slecht leven in handelingen, woorden en gedachten. Maar in degene die vaak contempleert op dat feit (van de zekerheid van ziekte), zal de trots op de jeugdigheid ofwel geheel verdwijnen of afzwakken. Om deze goede reden zou het feit (van ziekte) dikwijls overdacht moeten worden.

Om welke goede reden nu, moet een man of vrouw, lekenvolgeling of monnik, dikwijls contempleren op het feit dat ze ’er zeker van zijn dood te gaan en de dood niet kunnen vermijden’? Wezens zijn als ze in leven zijn, trots op het levend zijn; en verblind door die trots leiden ze een slecht leven in handelingen, woorden en gedachten. Maar in degene die vaak contempleert op dat feit (van de zekerheid van de dood), zal de trots op de jeugdigheid ofwel geheel verdwijnen of afzwakken. Om deze goede reden zou het feit (van de dood) dikwijls overdacht moeten worden.

Om welke goede reden nu, moet een man of vrouw, lekenvolgeling of monnik, dikwijls contempleren op het feit dat ’in alle dingen, dierbaar en geliefd, verandering zal optreden en dat er scheiding van zal zijn’? Wezens hebben een wellustig verlangen naar dat wat dierbaar en geliefd is; en brandend door wellustig verlangen naar wat dierbaar en geliefd is leiden ze een slecht leven in handelingen, woorden en gedachten. Maar in degene die dikwijls contempleert (op verandering in en scheiding van dierbare en geliefde dingen), zal het wellustig verlangen naar wat dierbaar en geliefd is ofwel geheel verdwijnen of afzwakken. Om deze goede reden zou het feit (van verandering en scheiding in wat geliefd is) dikwijls overdacht moeten worden.

Om welke goede reden moet een man of vrouw, lekenvolgeling of monnik dikwijls contempleren op het feit dat zij de ‘de eigenaren van hun handelingen zijn, de erfgenamen van hun handelingen, dat hun handelingen hun schoot zijn, handelingen hun verwanten zijn, handelingen hun bescherming zijn en dat welke handeling ze ook verrichten, goed of slecht, zij er de erfgenamen van zullen zijn'? Er zijn wezens die een slecht leven leiden in handelingen, woorden en gedachten. Maar in degene die dikwijls contempleert op het feit (van bezit van zijn eigen handelingen)zal dat slechte gedrag ofwel geheel verdwijnen of afzwakken. Om deze reden zou het feit dikwijls overdacht moeten worden.

De nobele discipel nu, contempleert aldus: ’Ik ben niet de enige die er zeker van is ouder te worden, ziek te worden en dood te gaan. Maar waar dan ook wezens komen en gaan, vertrekken en weer tevoorschijn komen, ze zijn allen onderhevig aan ouder worden, ziekte en dood. In degene die dikwijls op deze feiten contempleert, komt het Pad van de stadia van heiligheid op.
Hij begeeft zich nu regelmatig op het Pad, onderhoudt het en versterkt het.

Terwijl hij dit doet, zullen de bindingen geheel verdwijnen en zullen slechte neigingen ophouden te bestaan.
Verder contempleert de nobele discipel als volgt: ’Ik ben niet de enige voor wie er verandering optreedt in wat dierbaar en geliefd is; ik ben niet de enige die de eigenaar en erfgenaam van zijn handelen is. Maar waar dan ook wezens komen en gaan, vertrekken en weer tevoorschijn komen, voor hen allen is er verandering in wat dierbaar en geliefd is; en zij allen zijn de eigenaar en de erfgenaam van hun handelingen. In degene die dikwijls op deze feiten contempleert, komt het Pad op. Hij begeeft zich nu regelmatig op dat Pad. Hij begeeft zich nu regelmatig op dat Pad, onderhoudt het en versterkt het. Terwijl hij dat doet, zullen de bindingen geheel verdwijnen en zullen de slechte neigingen ophouden te bestaan.

Onderworpen aan ouderdom, ziekte en dood, wezens in deze toestand worden verafschuwd door de wereldling. Maar hij zou beter kunnen denken: ’Als ik weerzin zou voelen voor wezens van een dergelijke soort, zou dit niet juist zijn voor mij, die evenzeer een dergelijk lot beschoren is.
Terwijl ik in dergelijke gedachten verblijf en weet heb van (Nibbāna’s) zorgeloze staat, zal ik de drievoudige trots verslaan, van gezondheid, jeugdigheid en uitbundigheid van leven, omdat ik zie dat de zekere vrede in verzaking ligt.
Turend naar Nibbāna, ontstaat er geestdrift in mij:
Nu kan ik nooit meer zwichten voor zintuiglijk verlangen!
Iemand die nooit meer terugkeert, zal ik worden.
Het verheven leven is nu mijn hoogste doel.’
"


Uit: Anguttara Nikaya V, 57. De Verzameling Predikingen met Numerieke Rangschikking.-
Een selectie door Nyanaponika Mahathera.
Bron: buddhistmahavihara.com/admin/uploads/why_buddhism_(dutch).pdf
Dr. K. Sri Dhammananda
Vertaling: Arjan Schrier


PS
De 3-september-versie van deze blog was onvolledig.
Excuses voor het bestaan van twee versies

Geen opmerkingen: