Onderstaande tekst heb ik voor een deel uitgesproken tijdens het symposium op 8 mei over de leraar-leerling verhouding, georganiseerd door Milinda.
Waarom ik slechts een deel uitgesproken heb en over de ambiance die avond schrijf ik onderaan nog wat.
=====================================================================
De werktitel die ik zelf de afgelopen weken aan dit praatje van heb gegeven, is:
transport, tranen en transcendentie .
Met een knipoog naar de titel van het boek van Nico, toch de aanleiding tot dit symposium (dit woord betekent: geleerd gesprek; daaraan probeer ik me te houden, evenals aan het kwartier spreektijd.)
– Die 'transcendentie' van Nico deel ik: boeddhisme is meer dan een levensfilosofie; niet alleen omdat het ook over de dood gaat, maar vooral ook over zingeving, in laatste instantie een niet-rationeel gebeuren.
Devotie is ook een aspect van de beoefening, zelfs al is men zich er niet van bewust (alleen, vooruitlopend op de rest van mijn verhaal: niet zozeer devotie richting leraar)
– Het 'transport' heeft betrekking op het Edele Achtvoudige Pad dat de beoefenaar gaat; 'traject' is wellicht een nog betere term.
– En 'tranen' gaat over de schaduwzijden van de leerling-leraar verhouding; daarover gaat het tweede deel van m'n praatje. Eigenlijk: over de manifeste schaduwzijden, over de latente heb ik al al eerder.
Leerling en leraar lijkt me een betere titel dan omgekeerd; het gaat toch om de leerling, de leraar is middel.
Men kan zeggen een leraar heeft een leerling nodig om leraar te zijn.
Andersom heeft een leerling géén leraar nodig om leerling te zijn, 'leerling' als reiziger op het Pad .
Dit sluit aan bij een definitie die Stephen Batchelor ooit gegeven heeft: een leraar is iemand die leerlingen heeft, punt.
Het leraar is middel, zei ik: het doel is de bevrijding, het Ontwaken, de Verlichting, het Bodhisattva-schap, van de individu die men aan het begin van zijn of haar spirituele carrière 'leerling' noemt.
'Bij zen is de verhouding leraar-leerling een heel bijzondere', wordt in de aankondiging gezegd; ik houd echter een breder boeddhistisch verhaal, niet alleen over Zen en niet alleen het (positief) bijzondere, ook de schaduwkanten van het leraar zijn.
Eerst echter stel ik de vraag of Zen ook boeddhisme is n.a.v. een recent artikel van Edel Maex, dat eigenlijk de vraag inhield of Zen een religie is.
Antwoord van mij en waarschijnlijk ook door Nico op beide vragen: ja
Gelukkig maar, want als Zen of een Zen-beoefenaar zicht niet als boeddhistisch beschouwt, dan is een discussie over de leraar, zoals ik me die voorstel, niet mogelijk. Want dan zou men over mijn 'boeddhistische meetlat' kunnen zeggen: bemoei je met je eigen zaken.
We moeten er dus vanavond van uit gaan dat Zen, Theravada en Tibetaans boeddhisme iets gemeenschappelijks hebben; bv ten aanzien van de leerling-leraar-verhouding,
Een leraar is zeker nodig, voor nieuwe Westerse boeddhisten. Voor een jaar of zo.
Later ook nog wel kalyana mitta (Pali vorm) of mitra (Sanskriet) nuttig.
Naast de vraag hoe lang een leerling de leraar nodig heeft, is er de vraag: hoe diep?
Hoe persoonlijk ook?
Waarom moet die relatie DIEP zijn, persoonlijk, vergelijkbaar met die van de therapeut-client (de ouderwetse, psychoanalytisch angehauchte therapeut dan, bij gedragstherapeut ligt het anders) ?
Vanuit de leerling gezien is de vraag: wanneer gaat het 'bewonderen' van de leraar over in het 'vereren'?
Het 'bewonderen' zie ik daarbij als noodzakelijk in het groeiproces, als heilzaam dus. Het 'vereren', het 'verheerlijken' echter is in mijn benadering onheilzaam; want het betekent stagnatie, er gebeurt niets meer in het spirituele proces.
Het gaat vandaag eigenlijk niet om de leraar. Het gaat om de leerling. Of zou daar om moeten gaan.
Om de vraag: hoe moet je starten op je boeddhistische pad, bv hoe kies je een leraar (if any)?
En om de vraag: waarom blijf je alsmaar bij je leraar, ben je nou nog steeds niet volwassen?
Verleden jaar heb ik een zeer nuttige Duitse notitie hierover vertaald:
Heilzame en onheilzame structuren van groepen. (Zie hier )
Het wordt door de Deutsche Buddhistische Union een leidraad genoemd, die als doel heeft om de mensen hulp en ondersteuning te geven die hun lidmaatschap van boeddhistische of andere groeperingen nog eens kritisch willen overwegen.
Jammer dat de BUN dit niet van haar Duitse zusterorganisatie heeft overgenomen; maar ja ….
Een paar van de vragen die een beoefenaar (leerling dus) zichzelf kan stellen:
* Heb ik de indruk dat ik de groep net zo makkelijk kan verlaten als toen ik er binnenkwam?
* Heb ik de vrije keuze om contacten binnen en buiten de groep te onderhouden?
* Kan ik bekritiseren zonder te worden gediscrimineerd of veroordeeld?
* Zijn er contacten en uitwisselingen met andere groepen en leraren?
* Is er een bevestiging door andere erkende leraren?
* Ontstaat er afhankelijkheden in de relatie tussen leraar en leerling?
* Is er financiële transparantie in de organisatie?
* Heb ik mijn financiële onafhankelijkheid weggegeven?
* Geef ik meer uit (aan de groep) dan in mijn omstandigheden verstandig is?
* Worden optredende schuldgevoelens gebruikt of zelfs versterkt; of wordt
er hulp geboden in het overwinnen ervan?
* Is er sprake van laster, verkeerde informatie of minachting voor critici,
andersdenkenden of andere groepen, leraren of tradities?
De conclusie luidt, ik citeer nog steeds:
“Heilzame structuren worden gekenmerkt door openheid, ook voor vragen en kritiek.
Leerlingen hebben in zulke structuren ruimte om eigen en ook afwijkende meningen te uiten.
Zij kunnen het geleerde door eigen studie toetsen.
Het staat hen vrij de groep of de leraar op elk door hen gekozen moment te verlaten. ”
Wat zeggen de oude geschriften, bv de Maha Parinibbana Sutta over de laatste weken uit het leven van de Boeddha, die tegen een verdrietige Ananda spreekt:
"En zij, Ananda, die nu leven of zij die leven wanneer ik ben heengegaan, als zij als een eiland voor zichzelf zijn, als zij een toevlucht voor zichzelf zijn, en geen andere toevlucht zoeken; diegenen die de Dhamma als hun eiland en toevlucht hebben en geen andere toevlucht zoeken; zij zijn het die het hoogste zullen bereiken indien zij verlangend zijn om te leren."
en
"En de Heer zei tegen de Eerwaarde Ananda: "Het kan zijn, Ananda, dat in sommigen van jullie de gedachte opkomt: 'De instructies van de Meester zijn er niet meer; wij hebben geen Leraar meer.' Maar zo, Ananda, moet dat niet worden gezien. Want, Ananda, dat wat ik verkondigd heb en bekend gemaakt heb als de Dhamma en de Discipline, dat zal jullie Leraar zijn nadat ik ben heengegaan."
In feite ondermijnt deze sutta-tekst de lineage-mythe, de 'transmissie' dus waar Nico het over heeft.
En dan de Drievoudige Toevlucht; een ander wezenlijk onderdeel van het 'Boeddhist zijn', ook van de zen-beoefenaar neem ik aan: in de Boeddha, de Dharma/Dhamma en in de Sangha.
Mijn stellige indruk is dat in het Mahayana in de loop der eeuwen de toevlucht in Dharma en Sangha is verschoven naar toevlucht tot (in) de leraar.
Bij het Tibetaanse (tantrische) boeddhisme is het toevlucht nemen tot de leraar met de 'guru-devotie' helemaal in de plaats gekomen van de drievoudige toevlucht .
Vergelijking van de leerling-leraar verhouding naar andere niet-symmetrische relaties; bv
* cliënt/patiënt met therapeut in de psychotherapie
* de route leerling – gezel – meester in het gilde-model
* leerling en leraar in de zin van onderwijzer
* vroedvrouw, of vroedman zoals een Zennie schreef, maar dan zonder claim op jaren nazorg
* de tomtom en de reiziger (transport, weet u wel: het achtvoudige pad van de leerling)
Het psychotherapie-model – ik heb het net al gezegd en herhaal het graag – is bruikbaar ten behoeve van de vraag: hoe 'diep' moet de relatie leerling-leraar in het boeddhisme zijn?
Hoe 'persoonlijk' moet de involvering in elkaar zijn? Het niveau van de psychoanalyse of het niveau van gedragstherapie bv?
Wat is bij het antwoord op die vraag bepalend: het argument van de traditie of het argument van de effectiviteit van de methode?
Merkwaardig genoeg lees ik dit soort vragen nooit, terwijl veel boeddhisten toch de mond vol hebben van het verenigbaar zijn van boeddhisme en wetenschap. En dit is dus sociale wetenschap.
Ter verkoming van misverstand: ik maak alleen een vergelijking, therapie is wat anders!
Eigenlijk ben ik voor het gilde-model:
Er is de meester, er is de gezel en er is de leerling
Je begint als leerling, na een paar jaar ben je gezel; en weer na een paar jaar ben je meester, d.w.z. kan en mag je zelfstandig werken.
Een paar jaar, langer niet.
Natuurlijk ben je dan (in de meeste gevallen) nog niet 'ontwaakt', nog niet 'verlicht', iets wat trouwens in de diverse boeddhistische tradities heel verschillende betekenissen wordt gegeven. Maar je moet het verder zelf doen. Collegiaal overleg met anderen, kalyana mitta's, blijft daarbij zeer nuttig, ook met de ex-leraren, dan wel in een horizontale relatie waarbij het helemaal niet moeilijk is te onderkennen dat die ander mogelijk verder is op het boeddhistische pad.
Over de term 'kalyana mitta/mitra', 'de spirituele vriend' .
Daarover heb ik me, toen ik me op vandaag voorbereidde, een heel interessant artikel gelezen van de Italiaanse boeddholoog Francesco Sferra over The Role of the kalyanamitra .
Sferra gaat in dit artikel per boeddhistische traditie na wat er over deze functie wordt gezegd.
In de vroege boeddhistische teksten komt de term kalyanamitta regelmatig voor. Met een vrij losse, wat variërende betekenis. Soms algemeen 'goed mens' of 'goede vriend', soms specifieker: meditatie-instructeur, senior-monnik die meer weet en wijzer is. Het is een functie die in principe iedereen in de sangha kan vervullen, op zijn beurt (of haar beurt).
In de Mahayana bleef dit deels nog zo, maar er ontstond in de loop van de eeuwen steeds meer het accent op de functie door één persoon, de leraar dus. Sferra benadrukt dat in deze teksten dat kalyanamitra als schaars iemand wordt beschreven: weinigen kunnen het. De functie is dan geëvalueerd naar de spirituele gids.
In het Tibetaanse, het Tantrische boeddhisme, komt de term weinig voor, af en toe als synoniem van guru, voortgekomen uit het Hindoeistische Tantrisme.
Ik kan me het best vinden in een uitspraak van Buddhadasa Bhikkhu, de Thaise monnik die niet steeds gewaardeerd werd door het boeddhistische establisment van zijn land. Ik citeer ( door mij vertaald ):
" En dan is er wat ze noemen de "acariya (leraar, de meester)".
Maar in werkelijkheid spreken ze zelfs in de oude trainingssystemen niet vaak over de “acariya”.
Zij noemen zo'n persoon de “goede vriend (kalayana-mitta)”. Een “vriend” is een adviseur,
die met bepaalde dingen kan helpen.
We moeten echter niet het principe vergeten dat niemand in directe zin iemand kan helpen.
Vandaag de dag wil iedereen een leraar hebben om hem of haar te supersviseren!.
Een “goede vriend” is iemand met intensieve persoonlijke ervaring en kennis over de
meditatie-praktijk. Alhoewel hij in staat is om vragen te beantwoorden en moeilijkheden
te bespreken is het niet nodig dat hij steeds naast ons zit en elke ademhaling superviseert.”
Als samenvatting van het eerste deel van m'n inleiding
- een jaar een leraar is nodig;
- een paar jaar is nuttig;
- daarna kan beoefenen met spirituele vriend of in leraarloze groep prima;
levenslange afhankelijkheid echter van de leraar is ongewenst en onvolwassen.
Natuurlijk ben je na een jaar niet 'klaar'; dat zou naïef zijn zoals iemand mij in de voorbereiding op dit symposium verweet. Maar wel ver genoeg om op eigen benen te staan, met steun van en samen met wat vrienden. Kalyana mitta's waarmee ik het ook oneens kan zijn; wat bij Aziatische leraren ondenkbaar is.
Zo ben ik het niet eens met degenen bij wie ik mediteer over het belang van de samatha-meditatie en het bereiken van jhana's (u weet wel, de term waar het woord 'Zen' vandaan komt); ik acht dat van groot belang, zij vinden de beoefening van alleen vipassana de beste weg.
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Tweede deel: de schaduwkant van het boeddhistisch leraarschap
Die schaduwkanten zijn er ook; de latente problemen in de leerling-leraar relatie kunnen manifest worden.
Gevaar van leraar:
- de grote afhankelijkheid, zoals al in eerste deel genoemd; psychologische afhankelijkheid
dus, die de groei van de beoefenaar bemoeilijkt
- misbruik (seksueel, financieel)
Het eerste gebeurt min of meer regelmatig;
het tweede gebeurt in klein percentage maar als het gebeurt, is het ernstig.
In Nederland is er geen zelfreinigend vermogen van fout boeddhisme. Men durft niets van elkaar te zeggen, niets van Rients Ritskes bijvoorbeeld of van Genpo, van Dhammawiranatha, van Mattioli, en ook niet van Sogyal Rinpoche.
Een paar maanden geleden kreeg ik een mail van een in Birma wonende monnik (Bhante Dhammaka) ; één van zijn boeken was van het Engels naar het Nederlands vertaald door de uitgeverij van Dhammawiranata (titel: '365 Uitspraken van de Boeddha') . Nadat hij toestemming had gegeven voor die vertaling had hij nooit meer iets gehoord, alleen vage geruchten. Ik heb hem geschreven wat ik wist, heel voorzichtig.
Tja, was de reactie vanuit Birma: als er met een monnik iets mis is, gaat het bijna altijd om seks of om geld, en bij deze heer betreft het kennelijk beide zaken.
Het gaat kennelijk in alle tradities wel mis; meer dan men wil weten,
Zeker in Nederland is de mantel der liefde heel breed:
* In Theravada zoals boven blijkt, met Dhammawiranatha
* En bij Zen (Genpo, bij de hier aanwezigen ook bekend) en in VS wonende Japanners Eido Shimano en Josju Sasaki.
* En in Tibetaans boeddhisme (Trungpa, van de crazy wisdom) en ook de binnenkort weer naar Nederland komende Sogyal Rinpoche. In de pers en op Youtube zijn diverse getuigenissen van door hem misbruikte vrouwen te vinden; maar in Nederland is daarover niets te vinden, behalve een blog van Ron Sinnige van een paar jaar geleden. Afgelopen week heeft de site van *OpenBoeddhisme* in een serie over de Dalai Lama een aantal nooit aan hem gestelde vragen geformuleerd.
En in de sector geld (d.w.z. veel geld durven vragen voor nepcursussen) en gedoe met titels noem ik nog maar eens Rients Ritskes.
Of om de Thaise organisatie Dhammakaya die ook in Europa tempels heeft; die in Nederland heeft maar kort bestaan; ik ben een paar dagen in de tempel van ze in België geweest en kon ervaren hoe sterk ze de leken die de tempel bezochten, probeerden geld af te troggelen.
Als het om geld gaat, ben ik geneigd om te denken: kwalijk maar ook dom om zo makkelijk te geven; maar bij seks, ontucht dus, ligt anders.
Algemene morele regel (van mij) :
Overal waar sprake is van afhankelijkheid, van een afhankelijkheidsrelatie, daar is seks niet toegestaan.
Niet bij de psychotherapeut, niet bij de leraar, niet met kinderen, niet bij de geestelijk verzorger etc.
Lees maar eens wat Irving Yalom, schrijver van onder andere Nietzsches Tranen, over seks in de therapeutische relatie schrijft; hij keurt het onverkort af.
Wat is tegen fout gedrag van een leraar, of risico's daarop, te doen?
Afdoende is niets, er is menselijk tekort, er is naast een Boeddha-Natuur die mensen kennelijk hebben ook een Mara-Natuur (onze geneigdheid tot het kwaad zoals ik in m'n jeugd leerde en nog steeds niet ben afgeleerd). Maar wel iets, ik noem vier punten:
* Meer moed in de boeddhistische gemeenschap, daar ontbreekt het nu aan. Eén van de
weinigen die die moed wel heeft gehad, is Joanne Halifax geweest, met haar open brief.
* Het voor boeddhistische leraren, geestelijk verzorgers en vrijwilligers die werken
met financiën, een 'Verklaring Omtrent het Gedrag' (afgekort als VOG) verplicht stellen.
Dit geïnspireerd door het besluit van de R.K. Kerk, dit per 1 januari 2014 voor priesters,
diakens, pastoraal werkers, religieuzen en bepaalde vrijwilligers verplicht te stellen.
De aanleiding lijkt me duidelijk. We mogen niet aannemen dat boeddhisten moreel
superieur t.o.v. katholieken zijn. (Zie hier )
* Een soort consumentenorganisatie van boeddhisten, algemener:
consumentenfunctie van een op te richten vereniging van boeddhisten,
nadat de BUN zich heeft afgeheven; met die 'Leidraad'
* En boeddhistische journalistiek, door de BOS-televisie altijd verwaarloosd;
misschien moet BoeddhaMagazine toch maar blijven?
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Ik had vooraf de andere inleiders een paar vragen gesteld. Die ga ik hier niet herhalen. Eentje wel, aan André geadresseerd; in iets andere bewoordingen, een onderzoeksvoorstel als samenvatting.
Er is de theorie (in bv Zen maar nog heftiger in Vajrayana met hun guru-devotie) dat een diepe intensieve relatie leraar-leerling noodzakelijk is;
En er is de theorie die ik een beetje Theravada-achtig noem van minder diep, minder persoonlijk, uitwisselbaar. (Ik denk dat mijn model effectiever omdat er één gehechtheid minder is waarvan de beoefenaar zich los moet maken, voordat verlichting mogelijk is: de gehechtheid aan de leraar. )
Er zou onderzoek gedaan kunnen worden op gedragswetenschappelijke manier; welk van de twee methoden het beste werkt, bv het hoogste percentage bodhisattva's of arhats of grote verlichtingservaringen oplevert; bijvoorbeeld na één, na drie en na vijf jaar.
Kan dat? Minstens als gedachtenexperiment? Rare gedachte, zo'n onderzoek?
Waarom? We zijn toch voor upaya, voor skilful means? Voor wat werkt?
Tot slot een citaat van Mu Soeng, voormalig directeur van de Insight Meditation Society en ex monnik in de Koreaanse Zen. Ik citeer uit de vertaling van de St. Vrienden van het Boeddhisme:
“... in de VS lijkt het wel of iedereen zo snel mogelijk leraar wil worden.
Vervolgens begint de strijd om de student – centra, boeken, mediabereik –
en dit gaat ten koste van de zuiverheid van de motivatie.
Vroeger werd je monnik en bleef je vijftig jaar monnik zonder te talen naar
leraarschap. Van de 10.000 monniken werd er misschien één leraar.
Tegenwoordig wordt één op de tien studenten leraar.”
Ik moest toen ik dat las, wel aan al die leraren van Zen.Nl denken.
======================================================================
Dit heb ik maar deels uit kunnen spreken, omdat de gespreksleidster (Annemiek Schrijver, een Sogyal-adept) me weinig subtiel afhamerde voor ik aan het tweede deel kon beginnen.
Dat was een beetje mijn schuld omdat m'n inleiding te lang was.
Maar ook omdat zij duidelijk (bleek later in de discussie) niets van de schaduwkant van het leraar-zijn wilde weten.
Bevorderlijk voor m'n concentratie was ook niet dat de spreekster voor me de lachers op haar hand had met het verhaal over haar seksuele gevoelens voor haar guru destijds; met de slotvraag op hilarische toon van de gespreksleidster: 'En, ben je met nou hem naar bed geweest?'
Verder ben ik waarschijnlijk ook niet zo'n goed spreker in het openbaar en schrijf ik liever.
Eén voorbeeld van de ambiance die avond: het ging over devotie; dat is iets waar ik ook mee bezig ben, maar bijna iedereen bleek devotie richting leraar te bedoelen; en ik dus niet.
Maar goed, het boek van Nico ga ik wel alsnog lezen: 'Transmissie en transcendentie; Bespiegelingen over inwijding, leraar en leerling '
1 opmerking:
Je verhaal spreekt me erg aan. Oordelen lijkt onder boeddhisten taboe, ook daar waar zwijgen mij verkeerd lijkt. Hierarchie zit ingebakken in het traditioneel boeddhisme en ik ben blij dat daar nu eens over gediscussieerd wordt. Alleen al de term leraar creëert gevoelens van ongelijkwaardigheid. We zijn allemaal beoefenaar en de een is daar drukker en verder mee dan de ander, maar daarom nog niet meer of minder. Ook zo'n leken (consumenten) vereniging lijkt mij wel verfrissend. Dat zou misschien ook kunnen in de vorm van een digitaal forum. Misschien maken we zoiets nog mee.
Een reactie posten