dinsdag 13 mei 2014

Wedergeboorte en reïncarnatie: toch al lastige begrippen, maar de Tibetaanse boeddhisten maken er (volgens mij) soms helemaal een potje van

Eén van de lastigste aspecten van het boeddhisme, en ook één van de vervelendste om over te communiceren, is dat van de reïncarnatie en wedergeboorte .
Lastig en vervelend zowel naar de materialistische mensen als naar de spiritueel ingestelden.
Naar de materialistist toe dat er toch iets door gaat na de dood zonder dat we dat iets een 'ziel' wensen te noemen; en spirituelen dat nogal sterk de scheiding van lichaam en geest, een dualistische scheiding dus, wordt gemaakt.

'Wedergeboorte' betekent dat een individu, inclusief al zijn/haar persoonlijkheid en karaktertrekken, er opnieuw komt, in een ander op het punt van geboorte staand lichaam.
Dat is hindoeistisch, wordt door boeddhisten gezegd, daar geloven we niet in, want dat impliceert het denken over een atman, en dus in strijd met de anatta- (niet-zelf) karakteristiek.

In het essay 'Fundamentals of Buddhism – Four Lectures zegt Nyanatiloka Mahathera (in mijn vertaling):
  Het Boeddhisme is vaak met betrekking tot haar doctrine van wedergeboorte
  verweten met zichzelf in strijd te zijn. Want, zo wordt gezegd, het Boeddhisme
  ontkent aan de ene kant het bestaan van de ziel, terwijl het aan de andere kant
  het de 'zielsverhuizing' (transmigration) leert.
  Er is geen groter misverstand dan dit. Voor het Boeddhisme leert in het geheel
  geen zielsverhuizing. De Boeddhistische doctrine van 'wedergeboorte' (rebirth)
  - wat feitelijk hetzelfde is als de wet van oorzaak en gevolg, toegepast op het
  mentale en het ethische domein - heeft helemaal niets te maken met de
  Brahmanistische doctrine van reïncarnatie, oftewel zielsverhuizing/transmigratie.
  Er is een fundamenteel verschil tussen deze twee doctrines.
  Volgens de Brahmanistische leer bestaat er een ziel, onafhankelijk van het lichaam,
  dat, na de dood z'n lichamelijke omhulsel verlaat en in een nieuw lichaam treedt.
  Geheel anders zit het echter met de Boeddhistische doctrine van de
  wedergeboorte. Het Boeddhisme onderkent in deze wereld niet het bestaan van een
  geest (mind), los van de materie, van het lichamelijke. Volgens het Boeddhisme
  is geest zonder materie een onmogelijkheid. En, mentale fenomenen zijn net zo
  als lichamelijke fenomenen onderhevig aan veranderlijkheid. Als men niet kan
  spreken van een onveranderlijke entiteit, van een ziel, kan men ook niet
  spreken van transmigratie voor zo'n ding.
  Hoe is dan wedergeboorte mogelijk zonder iets dat wordt wedergeboren, zonder ego of ziel?
  Hier moet er op gewezen worden dat de term 'wedergeboorte' in dit verband
  eigenlijk niet helemaal correct is, alleen gebruikt wordt als louter hulpmiddel
  (hulp-term). Wat de Boeddha leert, is meer correct geformuleerd de werking
  van de wet van oorzaak en gevolg in het morele gebied.
Voor het volledige citaat, zie de bijlage onderaan deze tekst.

'Reïncarnatie' komt neer op continuïteit van het leven. Het beeld dat gebruikt wordt is dat de ene kaars de andere aansteekt.
Het blijft met dit verschil spitsroeden lopen, want van de historische Boeddha (Gautamna of Sakyamuni genoemd) wordt gezegd dat deze z'n vorige levens kende; en ook yogi's in bepaalde meditatiestadia kunnen deze kennen: dat lijkt toch al een beetje op transmigratie? Ergens in het menselijk lichaam zit dan kennelijk een herinnering aan vorige levens?

[Een persoonlijk intermezzo .
Toen ik een kleine vijftien jaar geleden van mezelf moest constateren dat ik eigenlijk boeddhist was en na een korte zoektocht dat ik me het meeste in het Theravada-boeddhisme thuisvoelde, liep ik tegen de diverse leerstukken van deze traditie aan.
Een paar jaar lang heb ik oprecht geprobeerd, ook in de wedergeboorte te geloven , maar dat lukte me gewoon niet. Gesprekken met boeddhistische vrienden en het boek 'Boeddhisme zonder geloof ' van Stephen Batchelor bracht me tot de gedachte die nogal definitief lijkt te zijn: ik hoef het ook niet te proberen, ik geloof het gewoon niet.
Sindsdien noem ik mezelf vrijzinnig Theravadin, liever trouwens dan 'seculier boeddhist' , want ik constateer wel allerlei religieuze tendenzen in mezelf.
Lastig blijft het dan wel, want in tegenstelling tot wat Batchelor zegt, gaat het wel om een essentieel onderdeel van het Boeddhisme als zingevingssysteem. Dus ala: dan heeft het leven maar geen zin, daar kan ik wel mee leven. Mijn motto is inmiddels geworden: Wees blij dat het leven geen zin heeft.]

De betekenis, en nu schakel ik weer van beschouwing over mezelf naar het algemene, is dat men stap voor stap, leven voor leven, verder kan komen op het spirituele pad, het pad naar het 'Ontwaken'. Bijvoorbeeld door in dit leven positief karma ('verdiensten' wordt het wel genoemd, ik houd niet zo van die term), die een voor het Ontwaken kansrijker volgend leven kan bewerkstelligen. Dat is het optimistische van het boeddhisme: iedereen kan uiteindelijk volledig Verlicht worden, ook al duurt dat lange serie levens.
Het is breder dan 'iedereen': voor ieder levend wezen, ook voor een dier, ook voor een boze geest is dit uiteindelijk weggelegd. Want niet één leven, ook niet dat van een 'geest', duurt in de boeddhistische leer oneindig, alles wat bestaat, verdwijnt ook weer. Op die boze geest (die bv Shugden heet) kom ik straks nog terug.

De Tibetaans boeddhisten gaan wat ruiger met dit lastige probleem van reïncarnatie of wedergeboorte, of welke variant dan ook van een leven na de dood, om. (Ik schrijf hierover als buitenstaander, die verbaasd naar deze denksystemen kijkt).
Allereerst zijn er de bardo's: men verkrijgt een volgend leven als tweetrapsraket, niet in één stap.
Ten tweede is er het fenomeen van de tulku ? (Zie Wikipedia ); dat zijn toch gereïncarneerde lama's? Ik denk dat Nyanatiloka dit brahmanistisch zou noemen, hindoeïstisch zouden we tegenwoordig zeggen. En er mogelijk aan toevoegen dat dit weer een voorbeeld van de her-brahmanisering van het boeddhisme vanaf de 6e eeuw van onze jaartelling is, waar het boeddhistische tantrisme in Tibet, voortgekomen uit het hindoeïstisch tantrisme, een ander voorbeeld van is.

Dit alles is al moeilijk genoeg om te begrijpen en om te geloven; maar het boeddhisme is een religie, dus een geloof, ik accepteer het verstaan van dit geloof.
Maar in een paar recente uitingen wordt er wel een potje van gemaakt waar ik meer moeite mee heb. Twee zijn het er.

Eerst Han de Wit in de Volkskrant van zaterdag 10 mei.
De kop van het artikel luidt Boeddhistische leraar bespreekt misverstanden , maar ik vrees dat de betreffende leraar (Han dus) er een paar bij heeft gemaakt.
Over het eerste zogenaamde misverstand dat er volgens Han de Wit is (dat volgens het boeddhisme alles lijden is) wil ik alleen zeggen: lees nog eens over de eerste van de Vier Edele Waarheden, over dukkha dus. Mijn conclusie: niet alles is lijden, maar wel verdomd veel.

Het tweede en het derde misverstand laat ik lopen. Ik concentreer me op het vierde:
Boeddhisten werken in dit leven hard aan het vervolmaken van zichzelf, opdat ze het in een volgend leven beter krijgen ”. Het is misschien wat onhandig geformuleerd, het is wellicht niet honderd procent dat wat de Boeddha bedoelde, maar dit is wel hoe het merendeel van de (Aziatische) boeddhisten denkt en doet !
Ik citeer de Volkskrant over dit 'misverstand':
Han de Wit: 'Boeddhisme kent de idee van reïncarnatie niet. In het boeddhisme wordt er helemaal niet van uitgegaan dat er in jou een essentie zit, een ziel die verhuist van dit lichaam naar het volgende. Het boeddhisme gaat er niet van uit dat je een essentie hebt. Wel dat er continuïteit is: je begint als baby'tje, maar als je een kind bent, is dat baby'tje er niet meer; al je cellen zijn inmiddels vernieuwd, je denken is anders geworden. '

Mijn commentaar: het boeddhisme kent de idee van reïncarnatie wel. Een tulku (zoals de Dalai Lama) heeft toch wel een identiteit, volgens hun leer dan? En in deze reactie wordt zorgvuldig niet ingegaan op de vraag wat er dan (volgens de boeddhisten volgens Han) na de dood gebeurt.

Naast vier misverstanden geeft Han de Wit ook vier 'lessen'. De eerste daarvan is: ' De mens is fundamenteel goed '. Volgens mij is daar wel wat op af te dingen, maar ik weet dat veel Mahayana-boeddhisten dit vinden. Alleen: dan is (of was) Shugden toch ook fundamenteel goed?
Want:

Een bericht van het comité dat de ontvangst van de Dalai Lama in Nederland heeft georganiseerd. De demonstratie van en de aandacht in de pers voor Shugden-aanhangers bracht het comité tot een bericht op hun website
Ik citeer hier uit:
" Een paar decennia geleden is er een Tibetaanse boeddhistische groep naar buiten gekomen met kritiek op de Dalai Lama. Deze groep hangt een geest aan genaamd 'Shugden' die de geest zou zijn van een Tibetaanse priester uit de 17de eeuw. De Dalai Lama beschouwt Shugden als een wereldlijke geest, die door boeddhisten niet zouden moeten worden aangehangen.
Een boeddhist streeft naar bevrijding van de kringloop van leven en sterven. Een staat van bewustzijn voorbij fysiek en mentaal lijden: de staat van Boeddhaschap. Een wereldlijke geest heeft deze staat van bewustzijn niet bereikt en kan voor een boeddhist dan ook geen object van toevlucht of verering zijn.
"

Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen een wereldlijke geest (wat kennelijk hetzelfde is als een kwade geest) en een niet-wereldlijke, een goed geest.
Vanuit mijn begrip van de cyclus van wedergeboorten lijkt dit me niet correct: waarom een geest 'wereldlijk' noemen? Hij (of zij) verblijft kennelijk in een andere dan de menselijke werelden die worden onderscheiden (sommige – hemelse – 'boven' het menselijke; andere zoals de dierlijke en helse 'onder' dat van de mens). Maar alle levende wezens, ook de zogenaamde Shugden-geest kan na een of meer wedergeboorten alsnog verlicht worden en dus Nirvana bereiken.
Trouwens: 'aanhangen' of 'vereren' zou men sowieso niet moeten doen, zie m'n blog over de leraar van 10 mei .
[En ik ga hier weer voorbij aan m'n persoonlijke opvatting dat geesten, goed of slecht, wereldlijk of niet, helemaal niet bestaan.]

Er staat trouwens nog een feitelijke onjuistheid in dit bericht, namelijk de mededeling “Er bestaat geen bekeringsdrang, of 'zieltjes winnen', in het boeddhisme
In mijn blog van 5 mei heb ik aangetoond dat dit al 2500 jaar lang wel het geval is.

=======================================================================

Bijlage
Paragraaf I sub II van Fundamentals of Buddhism - Four Lectures
by Nyanatiloka Mahathera

"In this connection let us come back to the second noble truth, the origin of suffering, rooted in selfish craving and ignorance (tanha and avijja). In order to understand this truth better, it will be necessary to speak of a doctrine which so often is wrongly interpreted and misunderstood. It is the Buddhist doctrine of rebirth (see Chapter II). With regard to this teaching, Buddhism is often accused of self-contradiction. Thus it is said that Buddhism on the one hand denies the existence of the soul, while on the other hand it teaches the transmigration of the soul. Nothing could be more mistaken than this. For Buddhism teaches no transmigration at all. The Buddhist doctrine of rebirth — which is really the same as the law of causality extended to the mental and moral domain — has nothing whatever to do with the brahman doctrine of reincarnation, or transmigration. There exists a fundamental difference between these two doctrines.

According to the brahmanical teaching, there exists a soul independently of the body which, after death, leaves its physical envelope and passes over into a new body, exactly as one might throw off an old garment and put on a new one. Quite otherwise, however, is it with the Buddhist doctrine of rebirth. Buddhism does not recognize in this world any existence of mind apart from matter. All mental phenomena are conditioned through the six organs of sense, and without these they cannot exist. According to Buddhism, mind without matter is an impossibility. And, as we have seen, the mental phenomena, just as all bodily phenomena, are subject to change, and no persisting element, no ego-entity, no soul, is there to be found. But where there is no real unchanging entity, no soul, there one cannot speak of the transmigration of such a thing.

How then is rebirth possible without something to be reborn, without an ego, or soul? Here I have to point out that even the word "rebirth," in this connection, is really not quite correct, but used as a mere makeshift. What the Buddha teaches is, correctly speaking, the law of cause and effect working in the moral domain. For just as everything in the physical world happens in accordance with law, as the arising of any physical state is dependent on some preceding state as its cause, in just the same way must this law have universal application in the mental and moral domain too. If every physical state is preceded by another state as its cause, so also must this present physico-mental life be dependent upon causes anterior to its birth. Thus, according to Buddhism, the present life-process is the result of the craving for life in a former birth, and the craving for life in this birth is the cause of the life-process that continues after death.

But, as there is nothing that persists from one moment of consciousness to the next, so also no abiding element exists in this ever changing life-process that can pass over from one life to another.

Nothing transmigrates from this moment to the next, nothing from one life to another life. This process of continually producing and being produced may best be compared with a wave on the ocean. In the case of a wave there is not the smallest quantity of water that actually travels over the surface of the sea. The wave-structure that seems to hasten over the surface of the water, though creating the appearance of one and the same mass of water, is in reality nothing but a continued rising and falling of ever new masses of water. And the rising and falling is produced by the transmission of force originally generated by wind. Just so the Buddha did not teach that it is an ego-entity, or a soul, that hastens through the ocean of rebirth, but that it is in reality merely a life-wave which, according to its nature and activities, appears here as man, there as animal, and elsewhere as invisible being.
"
Bron:   Wheel394

Geen opmerkingen: