Eerst dat persoonlijke bericht
Omdat ik links en rechts heb meegedeeld dat ik afgelopen maandag werd geopereerd, nu het nieuws dat die operatie gelukt lijkt te zijn. Ik ben weer terug, m'n fysieke conditie is nog niet honderd procent maar m'n mentale, m'n scherpte dus, al wel.
========================================================================
Dan het BUN-rapport
Gezien m'n grote betrokkenheid, al een jaar of zes, bij dit thema, heb ik het BUN-bestuur om een exemplaar gevraagd, zowel voor de ledenvergadering van 22 november als er na.
Ik kreeg het 8 december van BUN-voorzitter Michael Ritman, op zich al een hele vooruitgang na het spastische zwijgen de afgelopen jaren.
Het probleem begint meteen al met de titel van de werkgroep, hun opdracht die de werkgroep van het bestuur had gehad en de samenstelling van de werkgroep.
1. De titel van de werkgroep was aanvankelijk 'Werkgronden ongebonden boeddhisten'. Nu heeft hij geen naam meer ("Werkgroep die zich bezig houdt met de vraag naar de betrokkenheid bij de BUN van individuele boeddhisten)".
2. De opdracht staat in paragraaf 1 van het rapport, de gewijzigde opdracht in paragraaf 5.
In de brainstormdiscussie bleef hier niets van over, ik citeer uit het verslag:
"H3a Wat wil en kan de BUN betekenen voor individuele boeddhisten?
* Als individuele Boeddhisten zich willen organiseren, dan is dat een mogelijkheid voor deelname.
* Geïnteresseerden de weg naar de sangha’s bieden (bv ook na mindfulness-cursus)
* De opleiding aan de VU/ BZI
* Informatie op website is voor iedereen
* De kennis/ boodschap van het boeddhisme overbrengen
* Wat betreft de vraag naar individuele boeddhisten, vallen we toch weer terug op de term
‘ongeorganiseerden’. Het gaat hier om mensen, die al boeddhist zijn (wat die term ook moge
betekenen). Ze weten dus de weg.
* Veel belangrijker vinden we echter de groep die interesse heeft in het boeddhisme en zich wil
aansluiten bij een van de bestaande sangha’s. "
De ongeorganiseerde boeddhist - de oorspronkelijke opdracht - is dus volledig weggeschreven! Vooral de laatste twee punten zijn denigrerend.
3. Dan de samenstelling. Eerst zaten er vier mensen in, voortgekomen uit de ledenvergadering van de BUN uit 2013. Uit het eindrapport blijkt dat er later twee bestuursleden bij zijn gekomen. Het is misschien voor boeddhisten de gewoonste zaak van de wereld maar deze uitbreiding van een werkgroep die aan het bestuur moet adviseren vind ik op basis van mijn bestuurservaringen onjuist. Correct zou zijn geweest dat het rapport van de (oorspronkelijke) werkgroep met commentaar van het bestuur aan de Ledenvergadering was voorgelegd.
Ritman schrijft in z'n aanbiedingsmail aan mij dat het een intern document betreft maar zeker geen geheim stuk is. Ook dat is een vooruitgang. Ik heb op basis van m'n eigen morele afweging besloten dat ik het mag, ja moet publiceren. Transparantie en openheid (tenzij ...) moet de regel zijn.
De ledenvergadering heeft de middag van de 22e gebrainstormd over de voorstellen van de werkgroep. De gesprekken waren open, levendig en constructief. Er bestaat veel animo om de BUN te vernieuwen en meer naar buiten te richten. Daar gaan we gericht mee aan de slag. (let wel dit is een iets ingekort citaat).
Tenslotte vroeg hij me dat, als ik nog vragen of ideeen had, dat hem te melden.
Dat ga ik doen.
Vooralsnog heb ik er twee
- Ik adviseer het BUN-bestuur om mijn voorstel over de toekomst van de BUN, opgenomen in mijn blog van 25 augustus , over te nemen.
- Ik adviseer het BUN-bestuur om alsnog excuses aan te bieden aan het CvdM (Commissariaat voor de Media) voor het feit dat de BUN in 2009 mee is gegaan met de claim van de BOS als zouden er 900.000 boeddhisten in Nederland zijn. En eerst te onderkennen dat de BUN daar destijds en bij he bezwaarschrift in 2010 echt in mee is gegaan. Dit los van de huidige rechtszaak, maar als morele zaak.
Update
In een mail aan Michael noemde ik er nog een paar:
• Ontwikkel, gericht op de ongeorganiseerde boeddhist, twee vormen van digitale sangha's:
- Bestaande of te starten huiskamergroepen worden op afstand (licht) begeleid door een lid van een sangha (wel meerdere, zodat er keus is).
- 'Echte' digitale sangha's waarbij er niet of nauwelijks sprake is van bij elkaar komen
Over beide vormen is er wel wat (Amerikaanse) literatuur. Zie, voeg ik weer aan die mail toe, het zeer recent verschenen 'Buddhism, the Internet and Digital Media: The Pixel in the Lotus' van Grieve en Veidlinger, ontdekt via Bodhitv. (Ik heb het nog niet gelezen en de BUN kan het zich niet veroorloven, zelfs de Kindle-versie van Amazon kost 100 euro.)
• Nog steeds is bij de BUN het model van betrekken van ongeorganiseerden mogelijk zoals dat wordt gehanteerd in Duitsland (een platform dat zichzelf binnen randvoorwaarden organiseert en recht heeft op een of twee zetels in de ALV)
Maar dit is wellicht inmiddels een lapmiddel, de identiteitscrisis van de BUN is te ver gevorderd om hier nog heil van te verwachten.
• Dat breng me tenslotte bij m'n ultieme advies aan de BUN dat ik al herhaaldelijk heb geuit:
hef je op en wacht met een open mind af of er leven is na deze dood.
Einde update
Ik voeg hieronder het rapport toe. Zonder verder commentaar.
Wel erachter als curiositeit uit de oude doos een notitie van de voormalige BUN-voorzitter (een voormalige, na hem zijn er nog vier anderen geweest) Jan Willem Houthoff uit Herfst 2007.
Er is overigens ook een verslag van de brainstorm door de BUN-leden op 22 november gevoerd. Daar heeft het Boeddhistisch Dagblad al over geschreven; ik heb me hier tot het citeren van één passage beperkt.
===============================================================
Een kwestie van betrokkenheid
Verslag van de bevindingen van de werkgroep die zich bezig houdt met de vraag naar de
betrokkenheid bij de BUN van individuele boeddhisten.
Amsterdam, 8 oktober 2014
Inhoud
1. Opdracht 3
2. Probleemanalyse 3
3. Bevindingen van de werkgroep 6
4. Omgaan met kritiek 8
5. Aanbeveling 8
6. Voorstel werkgroep 9
7. Vraagstelling 9
Bijlage 1: Schema maatschappelijke omgeving BUN 10
Leden van de werkgroep:
Stijn Bunschoten (European Zen Center).
Henk Dolfing (Jewel Heart).
Olivier Provily (European Zen Center).
Michael Ritman (Rigpa)
Aad Verboom (Dhammadipa).
Paula de Wijs (Maitreya Instituut)
1. Opdracht
Het bestuur van de Boeddhistische Unie Nederland heeft de werkgroep de volgende opdracht
gegeven:
Moeten ongebonden boeddhisten in de Boeddhistische Unie vertegenwoordigd worden en
zo ja, waarom en op welke organisatorische manier?
Deze vraagstelling is geformuleerd aan de hand van één van de aanbevelingen van het rapport
Lotusbloem uit 2012:
Onderzoek hoe een platform gecreëerd kan worden voor personen die zich niet willen
laten vertegenwoordigen door één van de aangesloten leken-sangha’s, maar wel gehoord
willen worden door BUN-bestuur en ALV.
Het instellen van de werkgroep is daarom een logisch gevolg van de uitkomsten van het rapport
Lotusbloem.
2. Probleemanalyse
De werkgroep heeft geprobeerd de hiernavolgende vragen te beantwoorden ten aanzien van het
eventuele lidmaatschap van zogenaamde ongebonden boeddhisten.
1. Wat is de definitie van ‘ongebonden boeddhisten’?
- De werkgroep is er na gesprekken met individuele boeddhisten achter gekomen dat
niemand zich in de term ‘ongebonden boeddhisten’ herkent. Beter is het om te
spreken van ‘individuele boeddhisten’.
- Er zijn in het verleden al veel discussies geweest over de vraag ‘wat is een
boeddhist’. In het kader van de onderzoeksopdracht hanteert de werkgroep deze
brede definitie: ‘iemand die zichzelf als boeddhist ziet’ (noot 1). Dit kan dus iemand zijn die
zich bij een leraar en een organisatie heeft aangesloten, maar ook iemand die dat niet
gedaan heeft.
(noot 1) Dit sluit aan bij de definitie in het CBS-rapport van december 2013 ‘Het belang van religie voor sociale
samenhang’: ‘een persoon [die] zich rekent tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke
groepering’. Volgens dit rapport rekent 0,5% van de bevolking zich tot het boeddhisme. Dit komt overeen met 65.000 Nederlanders van 18 jaar en ouder in 2012.
2. Wat zeggen de statuten over het lidmaatschap van individuele boeddhisten?
- De statuten voorzien niet in het lidmaatschap van individuele leden. Alleen
groeperingen of organisaties komen onder voorwaarden in aanmerking voor het
lidmaatschap.
3. Waarom is dit statutair zo bepaald?
- De BUN is opgericht door de eerste leden van de BUN. Dat waren bestaande
boeddhistische organisaties. In de geschiedenis van de BUN zijn er wel discussies
geweest over een individueel lidmaatschap, maar dat heeft niet geleid tot het instellen
daarvan. De werkgroep erkent dat individuele boeddhisten zich hierdoor mogelijk
buitengesloten voelen.
4. Wat zijn de argumenten, voor én tegen, indien individueel lidmaatschap wordt mogelijk
gemaakt?
a. Voor de leden van de BUN:
voor:
- Toegankelijkheid: BUN-leden komen sneller en makkelijker in contact met
individuele boeddhisten.
- Inspiratie: BUN-leden kunnen zich laten inspireren door individuele
boeddhisten met originele visies, maatschappelijke ervaring en specifieke
capaciteiten.
tegen:
- Verwarring: individuele boeddhisten die wél bij een organisatie zijn
aangesloten kunnen binnen de BUN beleidsmatig andere ideeën uiten dan
de vertegenwoordigers van de organisatie waarbij ze aangesloten zijn.
- Evenwichtigheid: wat is het gewicht van een individueel lid ten opzichte
van een organisatie die lid is.
b. Voor de individuele boeddhisten:
voor:
- Zichtbaarheid: Individuele boeddhisten zijn dan officieel vertegenwoordigd
in boeddhistische aangelegenheden in Nederland.
- Betrokkenheid: Individuele boeddhisten kunnen als lid hun betrokkenheid
tonen en zich betrokken voelen.
tegen:
- Individualiteit: Het kan zijn dat individuele boeddhisten zich niet door de
BUN willen laten vertegenwoordigen.
- Onafhankelijkheid: Individuele boeddhisten kunnen los van de BUN
makkelijker een individuele mening verkondigen en een onafhankelijk
geluid laten horen.
c. Voor de maatschappelijke partners:
voor:
- Representativiteit: De maatschappelijke partners overleggen dan met de
BUN als een bredere vertegenwoordiging van het boeddhisme in
Nederland.
tegen:
- Stabiliteit: de BUN is in een nieuwe opzet mogelijk minder stabiel, en
daardoor minder betrouwbaar als gesprekspartner voor maatschappelijke
partners.
d. Voor de BUN als bestuurlijke organisatie:
voor:
- Scherpte: meer kritische reflectie binnen de eigen organisatie.
- Betrokkenheid: de BUN kan profiteren van de betrokkenheid van
individuele boeddhisten.
- Dynamiek: de BUN kan als organisatie aan dynamiek winnen door de
inbreng van individuele leden.
tegen:
- Stabiliteit: te veel dynamiek kan ontwrichtend werken
- Overzichtelijkheid: de organisatie wordt complexer
5. Bij wie leeft de vraag of een lidmaatschap voor individuele boeddhisten mogelijk moet
worden gemaakt?
a. Bij de leden van de BUN:
- zie hoofdstuk 1: Opdracht. Deze vraag leeft bij de leden van de BUN, op
basis van de aanbeveling uit het rapport Lotusbloem, onder de noemer van
verbetering van representativiteit en imago.
b. Bij de individuele boeddhisten:
- Er zijn enkele individuele boeddhisten die zich in het verleden
buitengesloten en niet gehoord voelden door de BUN. Dit heeft geleid tot
veel kritiek van hun kant, wat niet bevorderlijk was voor het imago van de
BUN en aan de BUN gerelateerde organisaties (BOS en BZI).
- Er is verder niet onderzocht of de BUN iets kan betekenen voor individuele
boeddhisten. Later in dit rapport komen we in dit verband wel met een
aanbeveling.
c. Bij de maatschappelijke partners:
- De maatschappelijke partners hechten vooral aan stabiliteit, continuïteit en
rust. In dit verband ligt het niet voor de hand om aan de opzet van de BUN
te sleutelen.
d. Bij de BUN als bestuurlijke organisatie:
- Die behoefte is er in beperkte mate, maar wordt wel serieus onderzocht.
3. Bevindingen van de werkgroep
De werkgroep heeft diverse relevante stukken bestudeerd en veel onderlinge discussies gevoerd
over het onderwerp. Ook heeft de werkgroep zich laten informeren door relevante betrokkenen,
met als doel een compleet beeld te verkrijgen van de reikwijdte en complexiteit van de
probleemstelling. De werkgroep heeft zich ook laten informeren door het bestuur van de Duitse
Boeddhistische Unie.
1. De eerste vraag die de werkgroep zichzelf stelde was of het onderzoek zou gaan over de
vraag of en hoe individuele mensen lid kunnen worden van de BUN. In dat geval zou kunnen worden
gesproken van een technische en organisatorische kwestie, die technisch en organisatorisch
opgelost kan worden, via wijziging van de statuten. De tweede vraag die zich aandiende was of
de kwestie misschien toch complexer was dan gedacht. Dit heeft ook te maken met de
maatschappelijke omgeving van de BUN die steeds complexer wordt. (Zie Bijlage 1, voor een
vereenvoudigde, schematische weergave).
2. Naar aanleiding van het rapport Lotusbloem (2012) heeft de BUN een aantal veranderingen
doorgevoerd in haar eigen organisatie. Daardoor gaat veel nu relatief goed, maar er zijn ook
dingen die de BUN nog laat liggen en een voorbeeld daarvan is dat er nog niet goed en helder
gecommuniceerd wordt met mensen buiten de BUN die zichzelf als boeddhist zien, zonder dat ze
lid zijn van een boeddhistische organisatie.
3. De werkgroep is tot de constatering gekomen dat ‘ongebonden boeddhisten’ in werkelijkheid
niet bestaan. In de woorden van één van de werkgroepleden: ‘We hebben gezocht naar
ongebonden boeddhisten, maar we hebben ze niet kunnen vinden’. Er is wel sprake van een klein
aantal individuen dat zich kritisch opstelt ten opzichte van de BUN, maar die kritiek is niet altijd opbouwend en wordt in ieder geval vaak niet als zodanig ervaren. Bovendien is die kritiek deelsgericht op het verleden. De werkgroep is tot de conclusie gekomen dat het niet nuttig zou zijn nieuw beleid te formuleren om al dan niet aan deze kritiek een platform te bieden.
Wel bestaan er een heleboel – en steeds meer – mensen die zich aangetrokken voelen tot het
boeddhisme en daar ‘iets mee willen’. De BUN heeft, als vertegenwoordiger van boeddhistische
organisaties in Nederland een grote kans in te spelen op deze toegenomen belangstelling voor
het boeddhisme. Het zou jammer zijn als deze kans bleef liggen.
Er zijn veel mensen te vinden die (uitgesproken) ideeën hebben over de manier waarop het
boeddhisme zich in Nederland zou kunnen profileren en organiseren. De BUN zou meer gebruik
kunnen maken van deze vrij aangeboden kennis en ondersteuning. De vraag of mensen wel of
geen lid zijn van de BUN of van een sangha zou minder een rol hoeven te spelen.
4. Er is een geringe en enigszins obligate betrokkenheid van de eigen leden bij bestuurlijke
aangelegenheden te constateren. Bij de achterban van de leden lijkt de interesse in de BUN zo
mogelijk nog minder groot. Volgens de werkgroep zou de ALV zich deze geringe betrokkenheid
moeten aantrekken en haar kunnen beschouwen als een aanleiding om het eigen functioneren
tegen een continu kritisch daglicht te houden. Transparantie en de relatie met de buitenwereld zou
in een degelijke zelfanalyse ook een rol kunnen (en moeten) spelen. Uit diverse nota’s en notulen
blijkt wel dat zowel het bestuur als de leden van de BUN zich van deze problemen bewust zijn.
Maar hoe een en ander kan leiden tot constructieve verbetering van de communicatie van de
BUN is nog onduidelijk.
5. De werkgroep heeft zich vanuit diverse perspectieven over de opdracht gebogen en is dus
uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat de inhoud van de opdracht niet goed correspondeert met
de actuele, veranderlijke en levendige diversiteit van boeddhistisch Nederland anno 2014. De
BUN lijkt enigszins in zichzelf gekeerd en beperkt haar werkzaamheden tot bepaalde (enigszins
verzuilde) activiteiten, terwijl de samenleving zich in zeer snel tempo ontwikkelt in een
multireligieuze samenleving, waarin crossovers, onderlinge beïnvloeding en het ontstaan van
nieuwe grenzen en identiteiten aan de orde van de dag zijn. De werkgroep mist een betrokkenheid
en visie van de BUN op deze ontwikkelingen en op maatschappelijke kwesties in het algemeen.
Ze roept de ALV op over deze maatschappelijke betrokkenheid grondig van gedachten te
wisselen.
4. Omgaan met kritiek
Een tijd lang liep de relatie tussen de BUN en enkele kritische individuele boeddhisten bijzonder
moeizaam en in het verleden is het meermaals mis gegaan in de communicatie tussen deze
kritische volgers en de BUN. Er zijn volgens de werkgroep te weinig lessen getrokken uit deze
onvruchtbare relatie tussen de BUN en sommige critici. Dit heeft voor een belangrijk deel te
maken met het feit dat de communicatie van deze critici niet altijd opbouwend was, of in ieder
geval niet als zodanig ervaren werd. Toch toont volgens de werkgroep de moeizame relatie met
kritische niet-leden aan dat daar voor de BUN winst te halen valt; de BUN zou meer open en
transparant kunnen functioneren. De ALV heeft in 2009 bepaald dat er ‘geen reactie meer wordt
gegeven op vragen, stellingen, etc. van ongebonden boeddhisten die het beleid en/of de strategie
van de BUN aangaan, niet door het bestuur en niet door de leden’. De werkgroep zou graag zien
dat deze bepaling wordt ingetrokken. Wanneer de BUN op de relevante punten haar visie
verheldert kan er uit eigen kracht gecommuniceerd worden. Ze stelt ook vast dat er behalve deze
bepaling, momenteel geen duidelijkheid is over de manier hoe er wél met individuele boeddhisten
gecommuniceerd kan worden.
5. Aanbeveling
De oorspronkelijke onderzoeksvraag is volgens de werkgroep te eng. Volgens de werkgroep is
het nuttiger om de onderzoeksvraag en de probleemstelling te verbreden. Niet alleen moet niet
gekeken worden naar het creëren van een platform voor zogenaamde ongebonden boeddhisten,
maar vooral moet wel gekeken worden naar wat de BUN kan betekenen voor individuele
boeddhisten. Op deze manier wordt niet naar het verleden gekeken, maar naar de toekomst. De
onderzoeksvraag van de werkgroep luidt vanwege voortschrijdend inzicht als volgt:
Wat wil en kan de BUN betekenen voor individuen die zich boeddhist voelen?
6. Voorstel van de werkgroep
Gezien de reikwijdte en complexiteit van het onderwerp – die ook te maken heeft met een focus
op het verleden dan wel de toekomst en tevens met de mate van constructiviteit/positiviteit dan
wel destructiviteit/negativiteit – stelt de werkgroep voor om, op basis van de bevindingen van
haar onderzoek, een gedegen collectieve brainstorm te houden in de ALV. Beantwoording van
wezenlijke vragen aangaande de toekomst van de BUN kunnen alleen beantwoord worden door
de leden en niet door een werkgroep met een beperkte onderzoeksopdracht.
Door ideeën te genereren op basis van een aantal gerichte vragen kan een begin worden gemaakt
met het ontwikkelen van een toekomstvisie die wordt gedragen door een actieve ALV. Aan het
eind van dit verslag worden een aantal open vragen geformuleerd die in een dergelijke brainstorm
bestudeerd en beantwoord kunnen worden. Deze vragen zijn slechts richtinggevend; in een
brainstorm moet juist veel ruimte zijn voor relevante eigen inbreng van de leden. Alleen een
collectief gedragen visie binnen een democratisch kader biedt constructieve mogelijkheden en
perspectieven voor wat betreft de toekomst van de BUN.
7. Vraagstelling
De werkgroep stelt voor dat naar aanleiding van dit rapport de volgende vragen worden
voorgelegd aan de ALV, in de vorm van een brainstormsessie:
Vraag 1: Wat wil en kan de BUN betekenen, als samenwerkingsverband van
boeddhistische organisaties, voor haar leden?
Vraag 2: Wat wil en kan de BUN betekenen, als samenwerkingsverband van
boeddhistische organisaties, voor de samenleving?
Vraag 3: Wat wil en kan de BUN betekenen, voor individuen die zichzelf als boeddhist
zien en wat kunnen zij voor de BUN betekenen?
De manier waarop de brainstorm wordt ingevuld laten we graag over aan bestuur en ALV.
Uiteraard zijn we beschikbaar voor nadere toelichting en overleg.
Bijlage 1: Schema maatschappelijke omgeving BUN (hier niet bijgevoegd)
==================================================================
"OMZIEN IN VERWONDERING - terugblik op vier jaar BUN – Jan Willem Houthoff
Ruim een maand geleden heb ik toegezegd om een stukje te schrijven over mijn vier jaar als voorzitter van de BUN. Het leek me boeiend om uit de losse pols te vertellen hoe ik die vier jaar ervaren had. Maar op de een of andere manier kwam het er niet van om het op papier te krijgen. Ik ben er een paar keer aan begonnen, maar het wilde niet. Waarom niet? Omdat ik me niet wilde laten afleiden van mijn beoefening en mijn huidige activiteiten? Ik weet het niet precies. Zoveel werk is het per slot niet om een stukje te schrijven. Tenslotte heb ik mezelf de afgelopen dagen toegesproken en alsnog het stukje geschreven wat nu volgt.
Wat je ook doet in je leven, je loopt altijd tegen jezelf aan. Dat is precies wat er ook de afgelopen vier jaar is gebeurd. Ik heb de neiging om plannen te maken en mezelf doelen te stellen. Dat heb ik ook gedaan toen ik voorzitter van de BUN werd. Vier jaar geleden heb ik een soort bedrijfsplan opgesteld, een visie op ontwikkelingsmogelijk-heden van de BUN, op de beperkingen, en op ... (Hier is vermoelijk een zinsdeel weggevallen)
Ik heb dat op papier gezet toen ik een week op de Noorderpoort in Wapserveen verbleef.
En wat is er van dat plan terecht gekomen? Niet veel! De klip waar ik tegenaan liep is de klip waar al mijn voorgangers ook tegenaan zijn gelopen: het gebrek aan participatie. Als je plannen maakt heb je mensen en middelen nodig om die plannen uit te voeren, anders kunnen die plannen beter meteen de prullenbak in. De afgelopen jaren heb ik gemerkt dat het voor een koepelorganisatie vrijwel onmogelijk is om aan financiële middelen te komen. Het idee van Jean Karel om een boeddhistische ziektekostenver-zekering op te zetten leek nog het meest haalbaar. Maar we weten inmiddels dat ook dat project maar een matig succes is vanwege ... gebrek aan participatie.
Aan mensen kom je alleen als mensen bereid zijn zich in te zetten. Omdat ik ook wel besefte dat de deelname aan het werk van de BUN - de participatiegraad - verhoogd moest worden is in het bestuur besloten om een rondgang langs alle sangha’s te maken. Dat was om een betere band tussen de BUN en haar leden te leggen, om te inventariseren waar de leden behoefte aan hadden, en tenslotte ook en eigenlijk vooral om na te gaan of de leden bereid waren zich betrokkener op te stellen en een bijdrage aan de BUN te leveren. Als we bij dat laatste gesprekspunt aankwamen (welke bijdrage kunnen jullie als sangha aan de BUN leveren?) werd het meestal stil. En dan kwamen de argumenten: ‘We zijn zelf nog in opbouw, we kunnen zelf iedere steun goed gebruiken, we zoeken zelf ook naar mensen die bereid zijn de handen uit de mouwen te steken’. En als je die mensen dan vindt, dan sta je ze natuurlijk niet af aan een verre koepelorganisatie. Het hemd is nader dan de rok. Het is volstrekt logisch en ook geheel begrijpelijk. Maar als ieder het eigen belang laat prevaleren boven het gezamenlijke belang is er geen basis voor onderlinge samenwerking (BUN-doelstelling nr. 1) of behartiging van de gezamenlijke belangen van de leden (BUN-doelstelling nr. 2). Als het eigen belang voorop staat, is er in wezen geen basis voor een vereniging als de BUN. Hoe kun je een vereniging zijn als mensen zich niet willen verenigen? Wat is dan nog het bestaansrecht van een vereniging?
Dat gebrek aan participatie was natuurlijk niet zo verrassend. Mijn voorganger, Johan Niezing, had me gewaarschuwd. Ik zag het meer als een uitdaging om te slagen waar
mijn voorgangers gefaald hadden. En natuurlijk had ik na een jaar ook wel door dat het mij evenmin zou lukken om met onwillige honden hazen te vangen. Als het daarbij was gebleven, dan zou het voorzitterschap van de BUN niet veel om het lijf hebben gehad. Dan was ik er wellicht zo’n 5 uur per week aan kwijt geweest en had ik het fluitend naast mijn dagelijkse – nogal drukke - baan kunnen doen. Maar het liep anders.
Na een jaar gebeurde er iets, waardoor de volgende drie jaren een hectisch gebeuren werden: Theo van Gogh werd vermoord. Vrijwel van de ene dag op de andere ontwaakte Nederland uit een mooie droom. Nederland werd zich bewust van de polariserende krachten die al jarenlang onder de oppervlakte aan het wroeten waren en bezig waren zich tot vrij onverzoenlijke tegen-stellingen uit te bouwen. En die bewust-wording leidde ertoe dat allerlei groeperingen iets wilden doen om te voorkomen dat ons land aan die tegenstellingen kapot zou gaan. De politiek kwam met de leus: ‘Binding in de samenleving’ en allerlei groeperingen en religies werden naar Den Haag ontboden om er samen over te praten. De religies wilden nu ook onderling met elkaar praten. De inter-religieuze dialoog werd een hot item.
Natuurlijk werden de boeddhisten bij die dialoog betrokken. Dat lag ook voor de hand. Want wie er ook tot haat aanzette, geweld en agressie preekte, en voeding gaf aan religieuze frustratie, de boeddhisten niet. Die waren van onbesproken gedrag, daar wilde iedereen wel mee praten, daar kon je je nooit een buil aan vallen. Boeddhisten zijn immers van die mensen die op hun kussentje zitten en mediteren, die naar binnen gericht zijn, die van nature tolerant zijn en open staan voor andere religieuze opvattingen, die spreken over liefde en mededogen en 100% ongevaarlijk zijn. Ideale gesprekspartners dus, als je je op het niet ongevaarlijke terrein van de interreligieuze dialoog wilt begeven. Het enige probleem is: Hoe krijg je ze van die kussens af, hoe krijg je boeddhisten maatschappelijk betrokken? Hoe zorg je dat ze participeren?
De vragen om deelname aan velerlei vormen van interreligieuze dialoog stroomden bij de BUN binnen. Ook in deze situatie werd door de BUN een beroep gedaan op de leden. Maar slechts van een enkeling kwam er respons. Het gevolg was, dat tenslotte het bestuur zelf zich met de interreligieuze contacten ging bezighouden. Aanvankelijk heb ik me in het circuit begeven, daarin later krachtig en effectief bijgestaan door Varamitra. Allengs ging ik me minder bezighouden met de vrij uitzichtloze taak om de boeddhisten tot samenwerking te bewegen. Mijn aandacht ging steeds meer uit naar de onderlinge samenwerking tussen de religies. Er ontstond al snel een nauw onderling contact tussen een aantal bevlogen mensen van uiteenlopende religieuze en levensbeschouwelijke achtergrond die zich ten doel hadden gesteld om ‘de boel bij elkaar te houden’, mensen die de eenheid in de verscheidenheid zochten. De laatste twee jaar van mijn voorzitterschap hebben met name in het teken gestaan van deze interreligieuze dialoog.
Als ik terugkijk op mijn vier jaar dan is dat met verwondering. Ik had me tot taak gesteld om de onderlinge band tussen de sangha’s en tussen BUN, BOS en Vrienden van het Boeddhisme te versterken. Mijn inspanningen op dat vlak hebben maar weinig effect gehad, zijn stukgelopen op het gebrek aan participatie dan wel op het gebrek aan bereidheid tot samenwerking. Ik had bij mijn aantreden in de verste verte niet kunnen dromen, dat mijn bijdrage niet zozeer zou liggen binnen het boeddhisme, maar daarbuiten, te weten op het interreligieuze vlak. Maar juist op dat vlak is er de laatste jaren veel tot stand gekomen.
Als ik omzie dan denk ik vooral aan die inter-religieuze dialoog. Maar ik zie ook een eindeloze rij afspraken, onrust, mailtjes, telefoontjes, etc. Eigenlijk is het een pak van
mijn hart, dat ik na mijn afscheid weer meer aan mijn eigen beoefening toekom. De afgelopen vier jaar heb ik het vaak betreurd dat ik daarvoor zo weinig tijd had. Er waren zo veel verplichtingen… Ik voelde me verantwoordelijk voor de samenwerking tussen de leden van de BUN, voor de goede band tussen boeddhisme en andere religies, en voor het welslagen van de interreligieuze dialoog.
Als ik terugkijk dan begrijp ik dat men de eigen beoefening voorop stelt. De vrede in de wereld begint bij de vrede in jezelf. Zolang er geen vrede in jezelf is zal je bijdrage aan de vrede in de wereld ook niet erg effectief zijn. Het boeddhisme is in Nederland nog zo’n nieuw fenomeen. Het heeft nog niet de tijd gehad om zich te zetten. Vrijwel iedereen is bezig de vrede in zichzelf te zoeken. De beoefening is nog geheel gericht op innerlijke rust en eigen ontwikkeling. Aan de vrede in de wereld is men nog niet toe. Van een juiste balans tussen vrede in zichzelf en vrede in de wereld is nog geen sprake. Zolang die balans er niet is zal het boeddhisme in Nederland een weinig opvallend maatschappelijk fenomeen zijn. We doen onze beoefeningen mede voor het welzijn van alle levende wezens. Maar voorlopig komen de andere wezens er maar bekaaid vanaf. Is dat erg?
Als ik terugkijk zie ik het bestuur, de gezelligheid en de goede sfeer, de vele bijzondere mensen die ik ontmoet heb tijdens de rondgang en bij mijn interreligieuze contacten. Vaak bijzondere en mooie mensen. Het is omzien in verwondering, maar ook met dankbaarheid voor alle vriendschap en warmte.
Jan Willem Houthoff "
Bron: NIEUWSBRIEF
Boeddhistische Unie Nederland
Herfst 2007
2 opmerkingen:
Mijn gedachten dwalen af naar begin 2006 (zie weblinks hieronder). In die dagen besprak de BUN de werkgroep ’ongebonden boeddhisten’ ook al. We zijn bijna negen jaar verder.
Hans Gijsen (toen nog bestuurslid Stichting Vrienden van het boeddhisme, nu voorzitter Stichting Inzichts Meditatie) schreef in april 2006:
'In hoeverre bestaat er bij deze doelgroepen interesse om zich te binden? Wat heeft de BUN dan te bieden naast hetgeen de sangha’s niet te bieden hebben? En is het geen paradox: de ongebondenen binden? Met welk doel? Is dit plan bij de BUN ingegeven door daadwerkelijke betrokkenheid bij de ongebonden geïnteresseerden in het boeddhisme of boeddhistische methodes of wordt het ingegeven door financiële motieven? In het laatste geval ben ik persoonlijk snel klaar met de werkgroep.’
Ik citeer uit 'Oud-voorzitter Verboom miskent aard BUN-beleid’ (Open Boeddhisme, 20 maart 2013)eigen werk (zie weblink hieronder).
'Op 14 februari 2006 lanceert aspirant-bestuurslid Rob Lindeman (BUN) het voorstel individuele boeddhisten onder te brengen bij Stichting Vrienden van het Boeddhisme (SVB). Het voorstel wordt afgeschoten door huidig SVB-voorzitter Rob Janssen.
Janssen weerspreekt dat de SVB ‘ongebonden boeddhisten’ iets te bieden zou hebben, of zou kunnen vertegenwoordigen in de BUN-ledenvergadering. ‘Irrationeel is ook de gedachte dat wij als SVB in staat zouden zijn toestromende nieuwe BUN-leden een ‘onderdak’ te bieden. Daar hebben wij eenvoudig de mankracht niet voor’, aldus Janssen.
Tijdens de BUN-ledenvergadering van 17 november 2007 komt het onderwerp ‘ongebonden boeddhisten’ opnieuw ter sprake. Janssen verklaart zich tegen een individueel lidmaatschap: ‘geeft veel complicaties’. Volgens BOS-programmadirecteur Babeth van Loo zou het ‘heel complex worden als individuen toegelaten worden’.
Ook huidig BUN-bestuurslid Paula de Wys-Koolkin (Maitreya Instituut) ziet beren op de weg: ‘als vertegenwoordiger van een organisatie met tientallen of honderden leden heb je één stem, volkomen correct. Maar iemand die zijn eigen mening uit ook één stem, dat is niet correct.’ Volgens haar kunnen individuele boeddhisten ‘hun stem’ beter bij de SVB uitbrengen.
Jan van der Veer (Naropa Instituut) concludeert: ‘ongebonden leden als een soort Paard van Troje’. Hij vraagt of het toelaten van individuele leden aanpassing van de statuten vereist. Toenmalig voorzitter Varamitra (Theo Alkemade) beaamt: ‘Ja, momenteel is de BUN een vereniging van boeddhistische organisaties. Die alleen kunnen lid worden en moeten aan een aantal criteria voldoen.’
Hans Gijsen, Rob Janssen, Paula de Wijs, (bestuurslid BUN), Babeth Vanloo en Theo Alkemade (hoofd Boeddhistisch Geestelijke Verzorging) hebben binnen de BUN nog steeds een dikke vinger in de pap. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat zij sinds 2006 van inzicht veranderd zijn. We zijn bijna negen jaar verder.
https://www.dropbox.com/s/0etgoswbm43ze8r/Gijsen%20-%20Werkgroep%20%27ongebonden%20boeddhisten%27%20%28april%202006%29.doc.pdf?dl=0
https://www.dropbox.com/s/txn279g84r0kf4w/Janssen%20-%20Voorstel%20Lindeman%20%286-3-2006%29.pdf?dl=0
https://www.dropbox.com/s/xdkm6se4fqa5m5i/Oud-voorzitter%20Verboom%20miskent%20aard%20BUN-beleid%20%28OB%2020-03-2013%29.pdf?dl=0
In mijn eigen onderhoud met de leden van de 'commissie ongebonden boeddhisten' van de BUN was mijn voorstel in het kort de omvorming van de BUN in een statutaire vereniging van personen op basis van een "tientjes" lidmaatschap, met informatie, bieb, ontvangst- en vergaderruimte, enz., een neutrale organisatie (en plek) ten dienste van iedereen met een daadwerkelijke affiniteit met het boeddhisme, en waarvan de eerste leden (en wervers) zouden kunnen zijn de huidige vertegenwoordigers van de sanghas. ~ @johnwillemsens
Een reactie posten