Maar Mettavihari is niet de enige die deze benadering koos.
De bekende Birmese leraar U Silananda antwoordt bv op de vraag (in Q&A 6 ):
“Do I have to be a Buddhist to practice Vipassana?: There is nothing which can be called particularly Buddhist in Vipassana meditation. There is no element of religion. It is a scientific investigation and examination of yourself.“
Waarom het zo erg zou zijn als vipassana wel als religie, d.w.z. als onderdeel van het beoefenen van een religie, zou worden gezien, wordt niet duidelijk. Wel dat het kind met het badwater dreigt te worden weggegooid: geen religie, dus geen ethiek, het gaat om een wetenschappelijke, ik zou zeggen: om een technische, methode. Is hij bang dat Westerlingen zo'n afkeer van religie (bv van de christelijke) hebben, met haar ge- en verboden, dat hij ze wil bezweren dat daar hier geen sprake van is?
Maar misschien interpreteer ik Silananda niet goed. Want hij zegt ook (Q&A 8): “Also in Theravada Buddhism, purity of morals is emphasized because without pure moral conduct, there cannot be good concentration or peace of mind.“ Alleen vertelt hij niet, hoe je dat beoefent, hoe je die 'purity' verwerft. Een typische monniken-opmerking waar je als leek weinig aan hebt.
Een andere, door degenen die bij hem gemediteerd hebben geroemde leraar is U Pandita. Sila zou in zijn retraites veel meer aandacht krijgen, verbonden met de meditatie.
Dat kan zijn maar zijn tekst hierover, weergegeven in Bijlage 1 maakt op mij geen diepe indruk. Het is een tegenstrijdigheid waar ook Gil Fronsdal (hieronder) op wijst.
Natuurlijk, je wordt geacht je aan de vijf voorschriften te houden (wel van boeddhistische oorsprong en dus religieuzer dan sommigen kennelijk lief is): (1) niet doden, (2) niet nemen wat niet gegeven is, (3) geen seksueel wangedrag, (4) niet incorrect spreken en (5) geen verdovende middelen.
En tijdens een retraite - bij sommige leraren - aanvullend aan de acht voorschriften: helemaal geen seksuele activiteiten, (6) niet eten na twaalf uur 's middags, (7) geen vermaak of opsmuk en (8) geen luxueus bed.
Maar die 'voorschriften neem je aan', je wordt geacht je er aan te houden (en je leraar ook !), maar er wordt niet verder over gesproken, je hoeft ze niet te oefenen om ze te beoefenen, lijkt het wel. Behalve dan dat niet eten na twaalven, dat is een helder en concreet voorschrift maar in mijn opvatting over wat 'ethiek' is, geen ethisch voorschrift, meer heilzame voorwaarde t.b.v. de meditatie.
Thich Nhat Hanh heeft trouwens een fraaiere term dan (de 5 of meer) 'voorschriften', hij spreekt van 'Aandachtsoefeningen '. Hier de Vijf ; en hier de Veertien .
Toch wordt ethiek, met name de laatste maanden in de Nederlandse vipassana-wereld belangrijk gevonden. Maar dan blijkt het te gaan over 'grensoverschrijdend gedrag' van de leraar, niet over door de mediterende beoefende sila als één van de drie themagebieden die permanent in en buiten een retraite aan de orde zijn, naast samadhi en panna.
De drie padfactoren van sila, onderdeel van het Achtvoudige Pad, zijn:
juist spreken, juiste activiteiten en juiste levensonderhoud: deels overlapping en deel uitbreiding van bovengenoemde 'voorschriften'. Zie voor details bijlage 2
Zwart wit is het niet. Zo beschrijft bv Peter Baert (een van de veertien Mettavihari-leerlingen-leraren) in een artikel ( Bron: hier ) waarin hij mindfulness en vipassana vergelijkt:
“Daarnaast besteedt het Boeddhisme en dus ook Vipassana veel aandacht aan de ethiek, die er op neer komt dat je bij de anderen - mensen , dieren en natuur - geen schade aanricht en -positief geformuleerd - de intentie heb om het goede te doen. Dit doe je in het dagelijks leven. Dana ( vrijgevigheid) is een belangrijk facet in je gedrag met anderen. Zonder de beoefening van ethiek, wordt het meditatie proces aanzienlijk bemoeilijkt.”
Dat is een beginnetje, maar ethiek is voor mij toch wel iets meer als 'het goede doen'.
'Niet zwijgen als men moet spreken' (en dat verwijt ik de 14 leraren en een aantal SIMmers-niet-leraren), hoort er bv ook bij.
=======================================================================
Een Amerikaanse publicatie over dit onderwerp brengt ons misschien verder.
Een eyeopener was voor mij dit artikel , uit 2002 al weer:
'Virtues without Rules: Ethics in the Insight Meditation Movement ' door Gil Fronsdal (de leraar met de meest uitgebreide verzameling Dharmatalks en Guided meditations; hier ) .
Fronsdal heeft voor deze studie vooral het werk van de voorlieden van de IMS en Spirit Rocks bestudeerd. Een samenvatting van zijn studie in de vorm van vertaalde citaten.
Hij meldt dat Joseph Goldstein in z'n eerste boek (uit 1976) over meditatie het nauwelijks over ethische zaken heeft, alleen heel kort de vijf 'voorschriften' en de 'perfecties' noemt. Goldstein benadrukt daarentegen zijn geloof dat 'als je bewust bent, is er automatisch de juiste actie.'
In latere teksten is er wel wat meer belangstelling voor ethische zaken, maar dan gericht op het doel van de (meditatie)beoefening: het uiteindelijke doel heeft ook een ethische component, bepaalde morele deugden en gedrag dat wordt verwacht.
Als voorbeeld voor de geringe belangstelling, zeker tot eind negentiger jaren, voor ethiek en de 'voorschriften' in het bijzonder noemt hij het voor de inzichtsmeditatie gezaghebbende tijdschrift Inquiring Mind. Vanaf de oprichting in 1984 verscheen hierin tot 1999 geen enkel artikel over de 'voorschriften'! Een buitenstaander die zich verdiept in de vipassana, zou gemakkelijk kunnen concluderen dat de 'voorschriften' geen rol spelen in het leven van een gemiddelde beoefenaar.
Een uitzondering is de rol in retraites. Ze worden meestal geïntroduceerd en kort besproken tijdens de openingszitting, waarbij van alle deelnemers wordt verwacht dat zij zich plegen te houden aan de vijf voorschriften voor de duur van de retraite. De vijf voorschriften worden gewoonlijk zodanig aangepast, dat de derde voorschrift wordt: volledig celibaat tijdens de retraite. Vanwege het intensieve meditatie schema en de nagenoeg volledige afwezigheid van spraak tijdens de retraites, is het voor de meeste mensen het retraite-format zelf, en niet de voorschriften, dat hun gedrag afbakent.
Tussen de leraren zijn er aanzienlijke verschillen in of en hoe de 'voorschriften' aan de orde gesteld worden. Sommigen noemen ze met grote regelmaat, terwijl anderen er nauwelijks aan refereren.
Een ander thema van deze studie van Fronsdal: wat wordt bereikt door zich aan de 'voorschriften' te houden?
Hij constateert een duidelijke verschuiving in de rol van de ethiek zoals gezien door de Inzichts meditatie beweging. Met name de vroege literatuur van de beweging benadrukte hoe het er mee bezig zijn van betekenis was voor het soteriologische pad van de beoefenaar. In de latere literatuur, de nadruk ligt op hoe ethisch leven heilzaam is voor anderen.
Nergens in deze (Amerikaanse) literatuur vindt enige vermelding plaats van het mogelijke effect van de 'voorschriften' op iemands toekomstige wedergeboorte; dit in sterk contrast met de traditionele ethische leer gevonden onder Aziatische Therava leraren.
In een tekst van Salzberg wordt uitgelegd dat ethisch gedrag ontstaat als een uiting van de motivaties van niet schaden en innerlijke toestanden van mededogen en liefde. In Steven Tipton's typologie van stijlen van ethische evaluatie, is dit 'expressieve ethiek' die 'vooral gericht op de gevoelens van de agent, de gevoelens van anderen om hem heen, en aan de specifieke situatie zelf waarin ze vinden. Deze ethiek kan ook 'relationeel' worden genoemd, omdat het gedrag wordt bepaald door onze relatie met anderen en de wereld. Deze expressieve en relationele framing van de voorschriften wordt ook gevonden in de geschriften van Steven Armstrong en Christopher Titmuss.
Gebagatelliseerd of afwezig is bij deze latere schrijvers elke overweging van een op persoonlijk nut gerichte reden voor het beoefenen van leefregels, zoals benadrukt in Goldstein's en Kornfield's vroege geschriften. Het gaat nu om de onderlinge verbondenheid en gevoeligheid ten opzichte van anderen. Salzberg zegt: moreel gedrag is de weerspiegeling van onze diepste liefde, zorg en bezorgdheid.
Hiermee nauw verbonden is een visie van onderlinge verbondenheid. Op die manier kan Titmuss schrijven: moraal vloeit voort uit het besef van de interconnectie. En Salzberg schrijft: onze diepste inzichten in geluk en goedertierenheid, evenals de perceptie dat we allemaal met elkaar verbonden zijn, geven aanleiding tot een natuurlijke neiging die probeert te handelen overeenkomstig de voorschriften.
Deze expressieve en relationele motieven voor de voorschriften ligt dicht bij de Westelijke 'deugden-ethiek' waarbij ethisch gedrag wordt beschouwd als de expressie van het karakter van een persoon. Herhaaldelijk vertellen de Insight Meditation leraren dat als karakter en deugd worden ontwikkeld, ethisch gedrag automatisch volgt.
De implicatie van het leerstuk dat een persoon met een geestelijk ontwikkeld karakter en inzicht
van nature ethisch zal handelen, is dat voor een dergelijk persoon de 'voorschriften' zelf overbodig worden. Harrison zegt dat dit het meest expliciet: De Boeddha zei dat als we aandachtig genoeg zijn ["deeply established in awareness"], de 'voorschriften' niet nodig zijn.
Samenvattend: ondanks de verschillen tussen de (Amerikaanse) leraren worden de 'voorschriften' gebruikt als aanvullend op de centrale focus van de Inzichts Meditatie beweging: gericht op mindfulness en beoefening van de meditatie.
De langste en meest intensieve vipassanā opleiding aangeboden door de Insight Meditatie beweging is de drie maanden retraite van IMS elke herfst. In januari 2000 vroeg ik een vrouw die de drie-maanden retraite had gevolgd, hoeveel de 'voorschriften' besproken waren. Zonder aarzeling antwoordde ze: de hele tijd. Maar dan, daarop reflecterend, corrigeerde ze zichzelf door te zeggen dat ze zich niet kon herinneren dat de 'voorschriften' eigenlijk wel aan de orde waren geweest; afgezien dan in formele zin door het 'aannemen van de voorschriften' bij het begin van de retraite. Ze vervolgde met te zeggen dat er sprake was van een sterke ethische component in de retraite, maar niet door het voertuig van de voorschriften; haar eerste reactie kwam voort uit haar automatisch associëren van ethiek met de 'voorschriften'.
Deze anekdote wijst op de noodzaak om verder te kijken dan expliciete bespreking van de Boeddhistische 'voorschriften' om de wijze van ethische ontwikkeling, zoals bepleit door de Insight Meditatie beweging, beter te begrijpen. Wat wij vinden is dat leraren in deze traditie zich primair baseren op meditatie en mindfulness om de verschillende deugden te cultiveren die ethisch handelen motiveren. Deze leraren hebben een sterke overtuiging dat innerlijke spirituele ontwikkeling leidt tot deugd. In het bijzonder wordt de beoefening van mindfulness geleerd met de verwachting dat deze een transformerend effect heeft op de beoefenaar in zijn of haar ethische relaties met de wereld.
Elders vinden we claims waarin wordt beweerd dat mindfulness 'leidt tot compassievolle actie'.
Het is zeker te constateren dat veel van de leringen over inzichts meditatie ethische implicaties hebben. In het bijzonder instructies die bewustzijn van, en de vrijheid van, impulsen van hebzucht en haat zou, die, indien gevolgd tot onethisch gedrag leiden.
Ook is er het trainen door de Inzichts Meditatie beweging van de rol van mindfulness bij de ontwikkeling van de sensitiviteit en de verbinding met anderen vanuit de verwachting dat dit leidt tot een verhoogde ethische gevoeligheid.
Bovendien zijn er de frequente talks en oefeningen in de liefdevolle vriendelijkheid (metta), mededogen (karuna), en de andere brahmaviharas gericht op het cultiveren van deugdzaam karakter en ethisch gedrag. Kornfield schrijft dat de waardering van metta een sterk motief vormt voor het verfijnen van onze kennis en praktijk van harmonieuze actie, het niet-schaden van zichzelf en anderen.
Dus, in plaats van zich te concentreren op gedragsregels en discipline, focussen vipassanā leraren zich meer op de ontwikkeling van inzicht en een goed karakter dat de motivatie voor ethisch gedrag vormt.
Jack Kornfield heeft geconstateerd dat de primaire focus op meditatie de traditionele volgorde van training ethiek, concentratie en wijsheid heeft omgedraaid. Verder stelt hij dat dit één van de unieke kenmerken is van de manier waarop het boeddhisme zich in het Westen ontwikkelt.
In bijlage 3 heb ik de 'Conclusions ' van Fronsdal overgenomen. Samengevat twee ontwikkelingen:
* Vanuit het zien van meditatie als middel tot ethische transformatie, heeft de Inzichts Meditatie
beweging de traditionele Theravada trainings-volgorde te hebben omgedraaid. Niet meer
ethiek → meditatie (eigenlijk: 'samadhi') → wijsheid maar wijsheid → meditatie → ethiek
* Terwijl de Inzichts Meditatie beweging consistent meditatie heeft gezien als basis voor transformatie, is, als we de eerste boeken over vipassana vergelijken met die van na de eeuwwisseling, een opvallende verandering in de aard van de gewenste transformatie zichtbaar.
In de eerste teksten was de redengeving voor gedrag gebaseerd op persoonlijke resultaten richting 'bevrijding'; terwijl latere boeken in toenemende mate de nadruk leggen op de positieve betekenis van ethisch gedrag voor anderen.
Tot zover Fronsdal. Wat betreft de laatste conclusie: die zou ook geïnterpreteerd kunnen worden als toegenomen Mahayana-invloed (het bodhisattva-ideaal) op deze Theravada-filosofie.
=======================================================================
Mijn conclusies kan ik kort formuleren:
- Uitgaan van het goede van de mens of zich alleen baseren op het 'goed zijn' of 'andere levende wezens geen kwaad doen' is onvoldoende;
- Uitgaan van het 'vanzelf' ethisch worden als resultaat van mediteren is niet de juiste volgorde in het beoefenen;
- ' Het boeddhisme, met z'n niet-theïstische referentiekader, baseert z'n ethiek niet op de notie van gehoorzaamheid maar op die van harmonie ' (Bhikkhu Bodhi);
- Ethische principes, om te beginnen de hierboven genoemde rijtjes zijn stof voor contemplatie, reflectie en discussie, ook tijdens een retraite, dan maar iets minder 'edel zwijgen';
- Speciale aandacht verdienen daarbij morele dilemma's; daarin is het Aziatische boeddhisme niet zo gespecialiseerd;
- Mettavihari-leerlingen/leraren (en anderen) hebben nascholing over ethiek nodig; sommige hebben de gevoeligheid voor ethische thema's op andere wijze verworven dan in retraites;
- En persoonlijk: inderdaad, ik ben een moralist, (maar verre van volmaakt).
=======================================================================
Bijlage 1
In This Very Life - The Liberation Teachings of the Buddha
door Sayādaw U Pandita Bron: In This Very Life
1. Basic Morality and Meditation Instructions
We do not practice meditation to gain admiration from anyone. Rather, we practice to contribute to peace in the world. We try to follow the teachings of the Buddha, and take the instructions of trustworthy teachers, in hopes that we too can reach the Buddha’s state of purity. Having realized this purity within ourselves, we can inspire others and share this Dhamma, this truth.
The Buddha’s teachings can be summed up in three parts: sīla, morality; samādhi, concentration; and paññā intuitive wisdom.
Sīla is spoken of first because it is the foundation for the other two. Its importance cannot be overstressed. Without sīla, no further practices can be undertaken. For lay people the basic level of sīla consists of five precepts or training rules: refraining from taking life, refraining from taking what is not given, refraining from sexual misconduct, refraining from lying, and refraining from taking intoxicating substances. These observances foster a basic purity that makes it easy to progress along the path of practice.
A Basic sense of humanity
Sīla is not a set of commandments handed down by the Buddha, and it need not be confined to Buddhist teachings. It actually derives from a basic sense of humanity. For example, suppose we have a spurt of anger and want to harm another being. If we put ourselves in that other being’s shoes, and honestly contemplate the action we have been planning, we will quickly answer, “No, I wouldn’t want that done to me. That would be cruel and unjust.” If we feel this way about some action that we plan, we can be quite sure that the action is unwholesome.
In this way, morality can be looked upon as a manifestation of our sense of oneness with other beings. We know what it feels like to be harmed, and out of loving care and consideration we undertake to avoid harming others. We should remain committed to truthful speech and avoid words that abuse, deceive or slander. As we practice refraining from angry actions and angry speech, then this gross and unwholesome mental state may gradually cease to arise, or at least it will become weaker and less frequent.
Of course, anger is not the only reason we harm other beings. Greed might make us try to grab something in an illegal or unethical way. Or our sexual desire can attach itself to another person’s partner. Here again, if we consider how much we could hurt someone, we will try hard to refrain from succumbing to lustful desire.
Even in small amounts, intoxicating substances can make us less sensitive, more easily swayed by gross motivations of anger and greed. Some people defend the use of drugs or alcohol, saying that these substances are not so bad. On the contrary, they are very dangerous; they can lead even a goodhearted person into forgetfulness. Like accomplices to a crime, intoxicants open the door to a host of problems, from just talking nonsense, to inexplicable bursts of rage, to negligence that could be fatal to oneself or others. Indeed, any intoxicated person is unpredictable. Abstaining from intoxicants is therefore a way of protecting all the other precepts.
For those whose devotion makes them wish to undertake a further discipline, there are also sets of eight and ten precepts for lay people, ten precepts for nuns, and the Vinaya or 227 rules for monks.
Refinements During a Retreat
During a meditation retreat it becomes useful to change some of our conduct in ways that support the intensification of meditation practice. In a retreat, silence becomes the appropriate form of right speech, and celibacy that of sexual conduct. One eats lightly to prevent drowsiness and to weaken sensual appetite. The Buddha recommended fasting from noon until the following morning; or, if this is difficult, one could eat only a little in the afternoon. During the time one thus gains to practice, one may well discover that the taste of the Dhamma excels all worldly tastes!Cleanliness is another support for developing insight and wisdom. You should bathe, keep nails and hair trimmed, and take care to regulate the bowels. This is known as internal cleanliness. Externally, your clothing and bedroom should be tidy and neat. Such observance is said to bring clarity and lightness of mind. Obviously, you do not make cleanliness an obsession. In the context of a retreat, adornments, cosmetics, fragrances, and time-consuming practices to beautify and perfect the body are not appropriate.
In fact, in this world there is no greater adornment than purify of conduct, no greater refuge, and no other basis for the flowering of insight and wisdom. Sīla brings a beauty that is not plastered onto the outside, but instead comes from the heart and is reflected in the entire person. Suitable for everyone, regardless of age, station or circumstance, truly it is the adornment for all seasons. So please be sure to keep your virtue fresh and alive.
Even if we refine our speech and actions to a large extent, however, sīla is not sufficient in itself to tame the mind. A method is needed to bring us to spiritual maturity, to help us realize the real nature of life and to bring the mind to a higher level of understanding. That method is meditation.
=======================================================================
Bijlage 2
Sila in het Nobele Achtvoudige Pad door Bhikkhu Bodhi
Bron: The Noble Eightfold Path - The Way to the End of Suffering ; Chapter IV
Right Speech, Right Action, Right Livelihood
The next three path factors — right speech, right action, and right livelihood — may be treated together, as collectively they make up the first of the three divisions of the path, the division of moral discipline (silakkhandha). Though the principles laid down in this section restrain immoral actions and promote good conduct, their ultimate purpose is not so much ethical as spiritual. They are not prescribed merely as guides to action, but primarily as aids to mental purification. As a necessary measure for human well-being, ethics has its own justification in the Buddha’s teaching and its importance cannot be underrated. But in the special context of the Noble Eightfold Path ethical principles are subordinate to the path’s governing goal, final deliverance from suffering. Thus for the moral training to become a proper part of the path, it has to be taken up under the tutelage of the first two factors, right view and right intention, and to lead beyond to the trainings in concentration and wisdom.
Though the training in moral discipline is listed first among the three groups of practices, it should not be regarded lightly. It is the foundation for the entire path, essential for the success of the other trainings. The Buddha himself frequently urged his disciples to adhere to the rules of discipline, “seeing danger in the slightest fault.” One time, when a monk approached the Buddha and asked for the training in brief, the Buddha told him:
“ First establish yourself in the starting point of wholesome states, that is, in purified moral discipline and in right view. Then, when your moral discipline is purified and your view straight, you should practice the four foundations of mindfulness” (SN 47:3)
The Pali word we have been translating as “moral discipline,” sila, appears in the texts with several overlapping meanings all connected with right conduct. In some contexts it means action conforming to moral principles, in others the principles themselves, in still others the virtuous qualities of character that result from the observance of moral principles. Sila in the sense of precepts or principles represents the formalistic side of the ethical training, sila as virtue the animating spirit, and sila as right conduct the expression of virtue in real-life situations. Often sila is formally defined as abstinence from unwholesome bodily and verbal action. This definition, with its stress on outer action, appears superficial. Other explanations, however, make up for the deficiency and reveal that there is more to sila than is evident at first glance. The Abhidhamma, for example, equates sila with the mental factors of abstinence (viratiyo) — right speech, right action, and right livelihood — an equation which makes it clear that what is really being cultivated through the observance of moral precepts is the mind. Thus while the training in sila brings the “public” benefit of inhibiting socially detrimental actions, it entails the personal benefit of mental purification, preventing the defilements from dictating to us what lines of conduct we should follow.
The English word “morality” and its derivatives suggest a sense of obligation and constraint quite foreign to the Buddhist conception of sila; this connotation probably enters from the theistic background to Western ethics. Buddhism, with its non-theistic framework, grounds its ethics, not on the notion of obedience, but on that of harmony. In fact, the commentaries explain the word sila by another word, samadhana, meaning “harmony” or “coordination.”
The observance of sila leads to harmony at several levels — social, psychological, kammic, and contemplative. At the social level the principles of sila help to establish harmonious interpersonal relations, welding the mass of differently constituted members of society with their own private interests and goals into a cohesive social order in which conflict, if not utterly eliminated, is at least reduced. At the psychological level sila brings harmony and remorse over moral transgressions. At the kammic level the observance of sila ensures harmony with the cosmic law of kamma, hence favorable results in the course of future movement through the round of repeated birth and death. And at the fourth level, the contemplative, sila helps establish the preliminary purification of mind to be completed, in a deeper and more thorough way, by the methodical development of serenity and insight.
Right Speech
...
(1) Abstaining from false speech
...
(2) Abstaining from slanderous speech
...
(3) Abstaining from harsh speech
...
(4) Abstaining from idle chatter
...
Right Action
...
(1) Abstaining from the taking of life
...
(2) Abstaining from taking what is not given
...
(3) Abstaining from sexual misconduct
...
Right Livelihood
Right livelihood is concerned with ensuring that one earns one’s living in a righteous way. For a lay disciple the Buddha teaches that wealth should be gained in accordance with certain standards. One should acquire it only by legal means, not illegally; one should acquire it peacefully, without coercion or violence; one should acquire it honestly, not by trickery or deceit; and one should acquire it in ways which do not entail harm and suffering for others.
The Buddha mentions five specific kinds of livelihood which bring harm to others and are therefore to be avoided: dealing in weapons, in living beings (including raising animals for slaughter as well as slave trade and prostitution), in meat production and butchery, in poisons, and in intoxicants ...
=======================================================================
Bijlage 3
Uit het artikel 'Virtues without rules ' van Gil Fronsdal
CONCLUSIONS
The Insight Meditation movement teachings on ethics are teleological, that is, there is an ideal ethical goal to which the practice leads. The path to this goal is through an inner transformation of the practitioner’s motivations and his or her sensitivity to others. Meditation is regarded as the primary vehicle advocated for this transformation. Meditation practice is expected to weaken and perhaps eliminate motivations leading to unethical behavior while strengthening those that lead to ethical behavior.
In relying on meditation as the means to ethical transformation, the Insight Meditation movement
can be seen as reversing the traditional Theravāda training sequence of ethics, meditation, and wisdom, which has been normative at least since the time of Buddhaghosa in the fifth century. While this study has not determined the extent to which this is unique to the modern Insight Meditation movement or whether it is a phenomenon received from the Asian Theravāda tradition, it is perhaps interesting to point out that at least some Theravāda monastics strongly oppose this form of change. Michael Carrithers, in his book The Forest Monks of Sri Lanka, tells of trying to convince some forest monks that the traditional relationship between ethics and meditation should be reversed. He reports that the monks strongly opposed the idea. He writes, “The impatience and even outrage with which the monks heard it and the unity of view with which it was rejected left no doubt that the monks place moral purity in the central position I had wished to accord with meditative experience.” Are there different consequences depending on whether moral purity or meditative experience is given central position in spiritual practice? Can one rely exclusively on meditation when engaged in the Buddhist path? Jack Kornfield has suggested that for most people this does not work. He claims that the “various compartments of our minds and bodies are only semipermeable to awareness.” This raises some question about the viability of such claims as “if you are mindful, automatically there’s right action.”
It may also be interesting to notice that whereas the Insight Meditation teachers claim that
mindfulness practice naturally brings on ethical action, the only Insight Meditation practitioners who are explicitly expected to abide by specific rules of prohibited behavior are the teachers (through the “Teacher Code of Ethics”). In that the teachers are representative of the most developed practitioners within the movement, one would expect that, by the movement’s own logic, they would be the ones with the least need for rules.
While the Insight Meditation movement has consistently seen meditation as the basis for
transformation, when we compare its earliest books on vipassanā to the more recent ones a noteworthy change is seen in the type of transformation envisioned. In the earlier writings, the rationale for ethical behavior was mostly based on the personal benefits of pursuing the goal of liberation, while the later books place an increasing emphasis on the benefits ethical behavior has for others. Further study may reveal whether or not this represents a significant change in both the path and the goal advocated by the movement. Certainly it suggests an increased valuation of interpersonal ethics. It may also represent a shift toward emphasizing this-worldly and humanistic values over traditional Buddhist soteriological ones. In fact, we find Joseph Goldstein concerned that Americans “often practice the dharma in the service of human values,” in contrast to the goal of transcendental awakening.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten