Vooraf
Toen ik een paar weken geleden dit blog weer activeerde heb ik ook wat oude teksten (artikelen en brieven) – van datum van schrijven ervan voorzien – opgenomen. Dat was een klein deel van wat ik geschreven had; het meeste was gedateerd en dus oninteressant geworden.
De kans bestaat dat onderstaand stuk dat over een half jaar ook is; so be it. De reden dat ik het toch ‘publiceer’ is dat er volstrekt geen boeddhistische journalistiek bestaat, slechts heel af en toe, hap en snap, besteden dag- en weekbladen aandacht aan ontwikkelingen in het georganiseerde boeddhisme, en ‘boeddhistische media’zoals BOS en het tijdschrift ‘Boeddha Magazine’ (voorheen ‘Vorm en Leegte’) al helemaal niet. Iemand moet het doen, want openbaarheid is nuttig. En zelf zulke stukken op hun website zetten is bij georganiseerde boeddhisten ook ongebruikelijk.
In de ledenvergadering van de BUN van juni 2011 ging het er heet aan toe. Een voorstel van het bestuur, de relatie met de BOS (Boeddhistische Omroep Stichting) en BZI (Boeddhistische Zendende Instantie, die over geestelijk verzorgers gaat) te herzien, riep heftige weerstand op.
Als oplossing voor het verrezen conflict werd gekozen voor het instellen van een werkgroep.
De voorzitter van de BUN vond het zijn plicht niet te wachten op het resultaat van deze werkgroep, ook gezien de wijze waarop deze geformeerd was (de meeste leden hadden belangen). Hij informeerde het ministerie van Veiligheid en Justitie (die met de BZI te maken heeft) en het Commissariaat van de Media (die toezicht op de BOS houdt) over de ontwikkelingen.
Gevolg was dat er afzettingsprocedure tegen hem gestart werd, de voorzitter trad zelf af en gaf naar aanleiding daarvan een ‘persbericht’ uit (zie www.boeddhistischeomroep.nl/uitzending.aspx?lIntEntityId=1449&lIntType=1&lIntYear=2011 )
De werkgroep heeft eind oktober 2011 een rapport uitgebracht, waarvan ik hieronder een belangrijk deel publiceer. Het rapport wordt zaterdag 5 november tijdens een ledenvergaderingn van de BUN besproken.
Een waarschuwing voor de lezer: in deze rapportage wordt gesproken over “het monsterverbond tussen een aantal ongebonden boeddhisten en enkele sangha’s en de rampzalige gevolgen van hun optreden”
Het zou wel eens kunnen dat de schrijvers mij als één van die monsters beschouwen.
Ik beperk me tot het kommentaar dat het (Nederlandse) boeddhisme niet met oppositie om kan gaan.
Geruststellend is de aanbeveling t.a.v. BUN-bestuursleden “Kies geen mensen in het bestuur die activistisch, gedreven en bevlogen zijn” Ik denk dat de Boeddha niet door de ballotage gekomen zou zijn, en de Dalai Lama of Thich Nhat Hanh ook niet.
Nog eens voor de duidelijkheid: het onderstaande is een citaat.
6.1 Verslag en aanbevelingen interviewgroep
De onafhankelijke leden van de werkgroep Lotusbloem hebben een aantal interviews gehouden met de bedoeling om de spanningen in de BUN te onderzoeken en om mogelijke oplossingsrichtingen te bespreken. Deze hebben plaats gevonden in de maanden juni – september 2011. Ze zijn gehouden door Jan Willem Houthof, Aad Verboom, Matthijs Schouten en Marijke Vulink. Omdat Bert Koopmanschap nog slechts kandidaat bestuurslid was en de capaciteit (ivm vakanties ea) anders onvoldoende zou zijn, is in overleg met de voorzitters van de BUN, BOS en BZI besloten dat hij als voldoende onafhankelijk kan worden beschouwd en derhalve tot dit viertal is toegetreden.
In eerste instantie is ervoor gekozen 9 personen te interviewen. De keuze voor deze personen is gemaakt op grond van hun betrokkenheid recent of in het verleden bij het besturen van BUN en/of BZI en/of BOS Acht van de negen personen zijn geinterviewd. Richard de Jong reageerde tot twee maal toe niet op een uitnodiging en daarna heeft hij zich teruggetrokken als voorzitter. De personen die wel geïnterviewd zijn, zijn Gertjan Mulder (directeur BOS), Andre Kalden (waarnemend voorzitter BUN), Artho Jansen (voorzitter BZI), Varamitra (directeur BZI), Rinus Laban (secretaris BUN), Michel Dingarten (bestuursvoorzitter BOS), Wanda Sluyter en Francisca Boel (voormalig voorzitter BUN). Er is in de werkgroep gesproken over een uitbreiding van het aantal interviews na de 1e ronde, maar binnen het gegeven tijdsbestek bleek dat niet mogelijk. Het lag in de bedoeling van de werkgroep om ook schriftelijke informatie bij de analyse te betrekken. Binnen het gegeven tijdsbestek is dat beperkt gebleven tot het inzien van stukken die door de geinterviewden tijdens het interview getoond werden. In het onderstaande vindt u op hoofdlijnen een overzicht van de informatie uit deze interviews. Om de vertrouwelijkheid van de gesprekken te waarborgen is deze informatie thematisch geordend en vindt er geen verwijzing naar specifieke interviews plaats. Het eerste deel is vooral een beschrijving van de situatie in de zomer van 2011. De delen daarna gaan in op de in het kopje genoemde onderwerpen. Zonder volledig te willen zijn, zijn de verschillende visies die de werkgroep tegenkwam bij deze onderwerpen benoemd en naast elkaar gezet Getracht is om een onderscheid te maken tussen feiten en ervaringen zoals deze uit de interviews naar voren kwamen en aanbevelingen. Deze aanbevelingen worden vervolgens in een apart afsluitend hoofdstuk geresumeerd. Met name deze aanbevelingen zijn vervolgens besproken met de (vice)voorzitters van de 3 organisaties.
De 5 thema’s
Thema 1: De algemene ledenvergadering van 11 juni 2011.
Dit verslag begint met een schets van de situatie die we aantroffen tijdens de ALV van 11 juni jl. Tijdens die ALV is onze commissie ingesteld. Derhalve is dat het startpunt van ons onderzoek. Hoe was m.a.w. de situatie ten tijde van de ALV en wat is daaraan vooraf gegaan?
Na de verkiezing van Richard de Jong als voorzitter van het BUN bestuur heeft hij, meestal samen met de secretaris , diverse gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van BOS en BZI en later met vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie, en het Commissariaat van de Media. Deze gesprekken zijn niet gevoerd op basis van een besluit van de ALV. Ook was ALV hierover niet geïnformeerd. Deze gesprekken zijn daarbij niet vooraf inhoudelijk afgestemd met de BOS. De angst dat die gesprekken schade toegebracht hadden aan (de geloofwaardigheid en het vertrouwen in) BOS en BZI was aanwezig bij een deel van de ALV in juni 2011 en is in de brief aan de ALV door BOS en BZI nadrukkelijk beschreven. Daarnaast heeft het BUN-bestuur voorstellen gedaan aan BOS en BZI waarin de facto werd voorgesteld om de beide stichtingen in hun huidige vorm op te heffen.
Tijdens die ALV verzorgde de voorzitter een presentatie over zijn beleid ten aanzien van BUN, BOS en BZI.
Een ander deel van de leden van de ALV had tijdens de juni vergadering de indruk dat er door BOS en BZI in het verleden onvoldoende openheid was gegeven over hun handelen en dat het noodzakelijk was dat hiertegen actie werd ondernomen, zodat deze informatie bekend zou worden binnen de BUN. Deze wens werd mede ingegeven omdat het al jaren rommelt tussen de diverse BUN-besturen en de BOS.
Er werd daarom besloten niet te stemmen over de voorstellen (zie notulen ALV 11 juni 2011). Unaniemwerd door de ALV besloten tot het instellen van een commissie, waarbij ook vertegenwoordigers van BOS en BZI zouden worden opgenomen. Het BUN bestuur steunde de instelling van een onderzoekscommissie en liet zich daarin vertegenwoordigen door kandidaat bestuurslid Bert Koopmanschap. Expliciet is niet gekozen voor een commissie met externen vanuit de overweging dat een volstrekt onafhankelijke commissie niet samen te stellen zou zijn.
De commissie heeft vervolgens in haar eerste overleg de opdracht uitgewerkt en besloten dat de onafhankelijke leden (dus zonder de vertegenwoordigers van BOS en BZI) de interviewcommissie zouden vormen. Er werd door de volledige commissie besloten dat daartoe ook het kandidaat bestuurslid in het BUN bestuur deel zou nemen.
Thema 2: Verhouding BUN – BOS - BZI
Thema 2 gaat over de oprichting van BOS en BZI vanuit de BUN. Daarbij doet zich het probleem voor dat vanuit een pure vrijwilligersorganisatie als de BUN, met niet betaalde bestuursleden, die veelal dit werk in hun vrije tijd doen,een organisatie voortspruit, waarin betaalde krachten werken, die veelal niet alleen meer tijd hebben, maar ook makkelijker toegang hebben tot informatiebronnen. Dat geeft de nodige wrijvingen tussen de niet-professionele moeder en de professionele en deskundige dochters. Je zou hier ook al aanbevelingen kunnen doen: Enerzijds dient moeder te voorkomen dat ze een leidende rol claimt jegens de dochters, want dat geeft alleen maar irritatie bij de dochters. Anderzijds dienen de dochters respect te tonen naar de moeder en moeder te informeren en consulteren. Daar de moeder een veelal aanzienlijke informatieachterstand heeft t.o.v. de dochters en het door de dochters bestreken veld maar zeer beperkt kan overzien, staat het de dochters overigens zonder meer vrij gemotiveerd van adviezen van de moeder af te wijken. In wezen is het een ragfijn spel, waarin moeder de dochters de ruimte moet geven voor een eigen beleid, en de dochters vanuit respect de moeder informeren en consulteren.
Een thema dat regelmatig terugkwam in de gesprekken was de oprichting van BOS en BZI en de aard van de samenwerking met de BUN.
Zowel de BOS als de BZI zijn ontstaan vanuit de BUN. De andere aard van deze organisaties, nl een ander wettelijke kader en financiering, leidde tot lastige situaties bv tot uiting komend in het ontbreken van ondersteuning van de BUN bestuurders t.o.v. betaalde ondersteuning van de BOS bestuurders.
Vanuit de BOS werd door sommigen in de eerste jaren na de oprichting eenzelfde probleem ervaren nl dat zij een vorm moest vinden voor het andere wettelijk kader dan de BUN met daarbij behorende eisen. Er werd daarom voortvarend gewerkt aan een professionele organisatie met een eigen toezichthouder en een eigen organisatie van de achterban (PAR). Een deel van de ALV ervaarde dat als dat de BOS zich los maakte van de BUN. Zowel van het toezicht van het bestuur als van de ALV. Personen binnen de BOS geven aan dat zij expliciet het contact met de BUN gezocht hebben en daar onvoldoende gehoor kregen.
Eén van de onderwerpen, waarbij het verschil tussen professionele en vrijwillige medewerkers zichtbaar werd, was toen de BOS geconfronteerd werd met acties van de individuele boeddhisten. De BOS vroeg dwingend om steun van het bestuur van de BUN. Ze vroeg om actie van bestuur en ALV van de BUN om deze acties te stoppen. Een situatie waar het BUN bestuur ook last van had en zich niet tegen opgewassen voelde. Over een wijze van aanpak en hoe die eruit zou kunnen zien, is echter nauwelijks gesproken.
Bij het bestuur van de BZI is er verbazing over de aanvankelijke desinteresse voor het werk van de BZI vanuit bestuur en ALV. Anders dan bij de BOS kwam het initiatief voor het aanstellen van Boeddhistisch Geestelijk verzorgers niet van de BUN maar van het Ministerie van Justitie (D.I.) Al vrij snel na de oprichting van een apart bestuur voor de BZI (een verplichting van het ministerie), is met het toenmalige bestuur afgesproken dat het BUN-bestuur tegelijk met de ALV-vergadering zou worden geïnformeerd over de ontwikkelingen binnen de BZI. Feit is dat er verschillende visies zijn over verkregen informatie en in hoeverre die verstrekt is.
Het bestuur van de BUN drong er bij BOS op aan de afgesproken informatieverplichting door beide organisatie na te komen. Er bestaat verschil van mening over in hoeverre dit tot stand gekomen is. Deze situatie versterkte bij de opvolgende besturen van de BUN de twijfels over het functioneren van BOS en BZI t.a.v. de financiële en organisatorische gang van zaken. Specifiek voor de BZI kwam daarbij dat door het bestuur van de BZI initiatieven werden genomen tot het opzetten van een opleiding tot boeddhistisch verzorgen zonder dat het BUN bestuur hierin werd gekend.
Thema 3: Negativiteit
Thema 3 gaat over de negativiteit vanuit de BUN-achterban naar de bestuurders van BUN, BOS en BZI. Het gaat om het monsterverbond tussen een aantal ongebonden boeddhisten en enkele sangha’s en de rampzalige gevolgen van hun optreden. Natuurlijk mag kritiek geuit worden, maar de manier waarop dat is gebeurd ging alle perken te buiten (zoals het bestoken van bestuursleden met mail en telefoon), is zeer schadelijk geweest, heeft vele goedwillende bestuursleden het leven vergald en een effectief bestuur onmogelijk gemaakt. Wat dit betreft kunnen we niet duidelijk genoeg zijn. Er moet gewerkt kunnen worden vanuit positiviteit, en niet vanuit negativiteit.
De negativiteit moet stoppen. Een belangrijke manier waarop het stoppen van de negativiteit gerealiseerd kan worden, is door meer bestuurlijke kracht te tonen: dat zullen de besturen gezamenlijk moeten doen, zonder dat er een wig gevormd wordt door eenlingen, zoals dat in de afgelopen periode is gebeurd. Gezamenlijk moet worden uitgestraald dat de meerderheid van de ALV beslist. Iedereen die zich daar niet aan conformeert diskwalificeert zich om mee te doen aan de besluitvorming. Hierbij dient nog een belangrijk onderscheid gemaakt te worden tussen leden en niet-leden. Leden maken onderdeel uit van het beslissingsproces, niet-leden kunnen alleen informatie krijgen en aan hen dient verder niet onevenredig veel tijd besteed te worden.
Door de betrokken sangha’s en een aantal ongebonden boeddhisten werd steeds beweerd dat het ging om het zuiver boeddhistisch handelen van zowel BOS, BZI en BUN bestuurders. Dat werd door betrokkenen in twijfel getrokken c.q. betwist. Twijfels werden geuit over integriteit.
In sommige interviews werd geopperd dat er een relatie was tussen deze groep en ex voorzitter Richard.
Thema 4: BUN-bestuur
De BUN is een vereniging met sangha’s als leden. Een vereniging dient de belangen van haar leden te behartigen. Dat is de kerntaak van de BUN.
De overheid merkt de BUN aan als de vertegenwoordiger van het boeddhisme, een van de religieuze hoofdstromingen, in Nederland. Het grote aantal aangesloten sangha’s die met elkaar het brede scala aan boeddhistische stromingen vertegenwoordigen, rechtvaardigt dat. Aan ieder van de vertegenwoordigers van de hoofdstromingen, en dus ook aan de BUN, kent de overheid rechten toe. De BUN heeft de uitvoering van die rechten gedelegeerd aan BOS en BZI. Omdat de financiële middelen door de overheid verstrekt worden, dienen BOS en BZI over de besteding van die middelen verantwoording af te leggen aan die overheid.
Anders dan in Duitsland verstrekt de overheid geen gelden aan de moederorganisatie zelf. De BUN heeft dan ook nauwelijks financiële middelen. De BUN is dus enerzijds de peiler waarop BOS en BZI drijven, anderzijds een pure vrijwilligersorganisatie die gezien de minimale financiële middelen geen invulling kan geven aan een leidende rol. Het gebrek aan inzicht in c.q. erkenning van deze situatie en de gevolgen die de verschillen hebben voor activiteiten en verantwoordelijkheden en dus voor onderlinge samenwerking leidt tot talloze complicaties en spanningen. De spanningen ontstaan, omdat de rolverdeling niet duidelijk is en er dientengevolge geen goede afspraken gemaakt zijn tussen BUN en BOS en BUN en BZI.
Zo heeft de overheid op grond van wetgeving de BUN vanuit haar hoedanigheid als vertegenwoordigende koepelorganisatie een positie als zendgemachtigde gegeven. De overheid stelt de BUN daarbij verantwoordelijk voor de delegatie van de operationalisering van die rechten zoals in de wet bedoeld. Het is dus vanuit die door de overheid gegeven positie dat de BUN een eindverantwoordelijkheid draagt m.b.t. de uitvoer van de delegatie-overeenkomst, zowel richting haar achterban (die het ontvangen van die rechten legitimeert) als richting maatschappij (die deze rechten geeft en financiert). Simpelweg stellen dat deze eindverantwoordelijkheid met een delegatie overgedragen is, en dus geheel bij de BOS ligt, is onjuist. Waarover in de loop der tijd discussie is ontstaan tussen BOS en BUN-bestuur is of, en zo ja in welke mate, de BUN als vereniging(eind)verantwoordelijk is voor het feit dat de producten van de BOS binnen het wettelijk kader vallen, en in welke mate het BUN-bestuur (eind)verantwoordelijkheid draagt op operationeel gebied en hoe daar invulling aan te geven. Maar als het om verantwoordelijkheden gaat, dient de BUN te onderkennen, dat zij geen verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor de wijze waarop BOS (en BZI) de aan hen gedelegeerde taken uitvoeren. En BOS (en BZI) dienen te beseffen, dat zij de BUN niet verantwoordelijk mogen houden voor zaken waar de BUN geen invloed op kan hebben, gezien haar positie of gezien het ontbreken van middelen. Zolang dat besef ontbreekt, zijn de wrijvingen legio.
Voor wat de relatie met de sangha’s betreft dient het BUN-bestuur zich te realiseren dat ze de taak heeft de belangen van haar leden te behartigen en dat ze niet de dharma tot taak heeft. De BUN dient zich te richten op het bevorderen van de samenhang tussen de sangha’s. De BUN kan een bindend element zijn tussen de sangha’s.
Het bestuur van de BUN kent al jaren een sterke wisseling van bestuursleden en vertegenwoordigers van de leden naar de ALV toe. Bijzonder is het ontstaan en faciliteren van het ontstaan van BOS en BZI. De relatie tussen deze drie organisaties kenmerkt zich al jaren door het praten over rechten en plichten. Noch het elkaar gunnen van een eigen rol noch het vormgeven van samenwerking is door de interviewgroep gesignaleerd.
4.1 Korte schets van de juridische verschillen
De BUN is een vereniging met een ALV en een bestuur, dat alleen uit vrijwilligs bestaat. Het bestuur heeft uitsluitend een statutair recht op vergoeding van de onkosten.
BOS is een stichting gefinancierd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) met eigen toezichthouders en een eigen organisatie van de achterban (PAR).
De BZI is een stichting met vrijwillige bestuurders, die mensen ‘zendt’ richting het Ministerie van Justitie. Na zending vallen deze mensen voor het overgrote deel onder de verantwoordelijkheid van Justitie en houdt de BZI slechts marginaal toezicht en dan vooral vanuit een boeddhistische invalshoek. Het vrijwillige bestuur krijgt geen onkostenvergoeding. De overige bestuurskosten komen ten laste van de BUN.
Thema 5: De leden, sangha’s en persoonlijke verhoudingen
Zonder draagvlak bij de leden opereert een verenigingsbestuur in het luchtledig. De leden hebben vele wensen, maar zijn niet of onvoldoende bereid gebleken daadwerkelijk aan het werk van de BUN bij te dragen. Enerzijds leidt dit tot een grote beleidsvrijheid van het BUN-bestuur, want ze opereren per slot in een vacuüm. Anderzijds heeft dat het risico dat persoonlijke ambities een exorbitante rol gaan spelen, zonder dat tijdig wordt afgeremd. Door het gebrek aan participatie door de sangha’s is er ook een groot verloop onder de bestuursleden, want als je niet gedragen wordt, valt veelal de animo weg. Betrokkenheid van de leden bij het werk van de BUN is daarmee één van de grote opgaven voor de toekomst.
In meerdere interviews werd de sterke rol van met name de BUN voorzitters genoemd. Ook het rouleren van die BUN bestuursleden naar een functie bij BOS en BZI. Daarbij werd opgemerkt dat in het verleden het aantal actief betrokkenen bij de BUN minimaal was. Het leek daarom voor de hand te liggen en soms zelfs de enige mogelijkheid te zijn voor functies bij BOS en BZI uit dezelfde beperkte groep te kiezen. Door anderen werd ditzelfde feit negatief gewaardeerd.
Meerdere keren kreeg de interviewgroep de indruk dat het bestuurlijk spel tussen BUN, BOS en BZI persoonlijk werd gespeeld met te weinig aandacht voor de functies. Een aantal mensen voelt zich in hun functies persoonlijk beschadigd. Opvallend daarbij is dat de voormalig vrijwillig bestuurders, die een overgang hebben gemaakt naar BOS en BZI nu vanuit die nieuwe positie zich niet lijken te kunnen verplaatsen in de positie van de vrijwillige BUN bestuurders. Of in ieder geval niet tot een goede samenwerkingsrelatie kunnen komen
Binnen de interviewgroep hebben we ons afgevraagd hoe het kan dat mensen elkaar binnen een boeddhistische setting met goede bedoelingen zo kunnen kwetsen. Daarbij zagen we veel idealistische, bevlogen en gepassioneerde mensen.
Sangha´s rekenen de Dharma tot hun taak. Zij zijn voornamelijk naar binnen gericht d.w.z. niet op de maatschappij gericht. De beoefenaars op hun leraar, de leraar op zijn leerlingen. De BUN is gericht op de samenhang tussen de sangha´s en naar buiten op de maatschappelijke taken.
Als aandachtsgebieden voor de BUN zijn bijvoorbeeld te onderscheiden:
* BOS
* BZI
* Interreligieuze contacten
* Opleidingen en Scholen
* Hospice
De non participatie van leraren m.b.t. het bestaan en het functioneren van de BUN werd door enkelen als een risico gezien. Dit is één van de factoren waardoor het BUN bestuur los kan gaan functioneren van de sangha´s. Van belang is dat de ALV leden de band met de sangha’s kunnen versterken dan wel verzwakken. Borging van het contact met de sangha´s garandeert een bestuur dat namens de sangha’s opereert. Gevaar is anders dat voorzitters hun eigen koers bepalen. Een aantal voorzitters heeft geprobeerd dit contact met de sangha’s te organiseren. Wij kunnen alleen maar vaststellen dat dit niet is gelukt. Het zou aanbeveling verdienen als ook de leraren zich minder exclusief op hun eigen sangha richten, en meer verantwoording zouden nemen voor de samenhang van de diverse sangha’s en voor de ontwikkeling van het boeddhisme in Nederland als geheel.
Als BUN zijn we nog niet volgroeid. De BUN zou meer een platform kunnen zijn voor het uitwisselen van ervaringen tussen de sangha´s. Het is bijzonder dat stromingen met elkaar in contact komen. En elkaar weer ontmoeten.
In die zin worden de ervaringen van de afgelopen jaren door de commissie gezien als mogelijke groeistuipen. Die doen pijn. Geconstateerd wordt een groot verantwoordelijkheidsgevoel bij alle betrokkenen. Van daaruit werd steeds meer tijd gestoken is diverse onderwerpen, niet altijd met een positief resultaat.
Tot slot geven wij aan, en dan zijn we al flink in de richting van aanbevelingen terecht gekomen, welke competenties we zien als noodzakelijk voor BUN bestuurders:
Bestuurlijke ervaring, laat weten welke toekomstvisie je hebt, communicatieve vaardigheden, verbindend, motiverend. Evenwichtig, loyaliteit, gemotiveerd maar niet bevlogen.
Aanbevelingen
Aanbeveling 1: Selecteer bestuurders op bestuurlijke vaardigheid, loyaliteit, evenwichtigheid en communicatieve eigenschappen.
Aanbeveling 2: Kies geen mensen in het bestuur die activistisch, gedreven en bevlogen zijn. Die eigenschappen – hoe verdienstelijk op zich ook - verstoren het delicate evenwicht tussen algemeen en deelbelang, tussen bestuur en leden en tussen besturen en uitvoering.
Aanbeveling 3: Formeer een commissie van leraren aan wie periodiek vragen door BUN, BOS en BZI worden voorgelegd over actuele maatschappelijke kwesties. Die kwesties kunnen betrekking hebben op politiek en ethische onderwerpen, maar dienen met name gericht te zijn op verbetering van de onderlinge samenwerking tussen de sangha’s en op verbetering van de communicatie tussen de sangha’s en BUN, BOS en BZI.
Aanbeveling 4: De leraren zullen in hun sangha’s meer aandacht vragen voor de onderlinge samenwerking tussen de sangha’s en zullen nagaan welke sanghaleden een bijdrage zouden kunnen leveren aan bestuurs- dan wel uitvoeringstaken op landelijk niveau.
Aanbeveling 5: De leraren zullen er op toezien, dat bestuursleden de sangha op de ALV vertegenwoordigen.
Aanbeveling 6: De sangha’s zeggen hun steun toe aan het bestuur van de BUN. In geval van negatieve kritiek zal de leraar daarover met de sanghaleden in gesprek gaan. Als de leraar van oordeel is dat de kritiek een kern van waarheid lijkt te hebben zal hij/zij daarover contact opnemen met leden van het bestuur van de BUN om navraag te doen en tot een open vorm van communicatie te komen.
Aanbeveling 7: Het verdient aanbeveling afspraken te maken over de wijze van communicatie tussen de besturen van BUN, BOS en BZI. Voor welke zaken kan email worden ingezet? Wanneer verdient het aanbeveling om de telefoon te pakken? Welke kwesties verdienen een gesprek onder vier ogen? En in welke gevallen verdient het aanbeveling dat besturen met elkaar om de tafel gaan zitten?
Aanbeveling 8: Stel een communicatieplan op over de wijze van communiceren met de pers in geval van negatieve uitingen in de pers.
Aanbeveling 9: Informatie. BOS en BZI informeren het BUN-bestuur periodiek volgens een door BUN, BOS en BZI nader uit te werken schema. BOS en BZI informeren voorts de ALV over het voorgenomen beleid op de voorjaarsvergadering, en over het gevoerde beleid op de najaarsvergadering.
Aanbeveling 10: Consultatie. BOS en BZI consulteren het BUN-bestuur over voorgenomen plannen tot fusie, relevante beleidsaanpassingen en benoemingen.
Aanbeveling 11: Participatie. De voorzitter van de Participatieraad van de BOS wordt door het BUN-bestuur benoemd na consultatie van het BOS-bestuur. De leden van de Participatieraad worden door het BOS-bestuur benoemd na consultatie van het BUN-bestuur. De voorzitter van de Participatieraad heeft geen zitting in het BOS-bestuur.
Aanbeveling 12: Begrensde autonomie. De besturen van BOS en BZI zijn autonoom. Afgezien van informatie, consultatie en participatie als voornoemd bepalen zij op welke wijze hun organisaties bestuurd worden. Bij afwijking van adviezen van bestuur dan wel ALV van de BUN wordt die afwijking gemotiveerd in het jaarverslag.
Aanbeveling 13: Overigens is het hierbij van belang om een onderscheid te maken tussen negativiteit bij leden en bij niet-leden.
Het is aan het BUN-bestuur om de BUN als koepelorganisatie te besturen binnen de kaders die de ALV daarvoor aangeeft. Daarbij is het onder meer de verantwoordelijkheid van het BUN-bestuur toe te zien op de invulling van de overeenkomsten die zij met derde partijen namens de ALV sluit. Dit toezicht dient plaats te vinden op een wijze waarin de ALV zich kan herkennen.
Waarin het bestuur zich realiseert dat het streven naar het zuiver handelen en andere belangrijke uitgangspunten van het Boeddhisme in onze gezamenlijke beoefening zich per definitie niet laten vertalen naar een organisatie of de samenwerking tussen organisatie.
3 opmerkingen:
De voorzitter van de BUN heeft me laten weten, niet blij te zijn met deze publikatie omdat het een interim-rapportage betreft.
Over dat laatste krijg ik tegenstrijdige berichten, ook omdat de ledenvergaderingen van de BUN niet openbaar zijn.
En juist bij rapporten waarover nog diskussie mogelijk is, kan openbaarheid nuttig zijn.
En verder heb ik de BOS gevraagd of ze echt Aanbeveling 11 uit gaan voeren, en dus nu hun statuten wijzigen. Er zal eerst duidelijkheid over fusie (bv met de VPRO) moeten komen.
Joop
Wat is eigenlijk het doel en de waarde van deze website? Gaat het hier om enkele individuen die proberen om het boeddhisme in een verkeerd daglicht te stellen? Waarom doen jullie dit? Uit wraak, wroeging of eigen belang?
In ieder geval niet in het belang van het boeddhisme in Nederland! Het is betreurenswaardig dat jullie met enkele mensen de geloofwaardigheid van het boeddhsime proberen onderuit te halen en aan te tasten. Als jullie problemen hebben met de BUN, bespreek die dan intern binnen de BUN. De boeddha zei toch dat je een probleem binnen de Sangha moest oplossen en moet leren akkoord te gaan met de beslissing van de Sangha. Als je niet akkoord kan gaan, ook al is dat pijnlijk voor je, moet je leren ermee te leven. Het feit dat je er niet akkoord mee kan gaan ligt waarschijnlijk aan je eigen ego dat zich wil manifesteren. Het zich negatief uiten als boeddhist over andere boeddhsiten of over de Sangha en het schade toebrengen aan de Sangha is een daden die het meeste negatief kamma veroorzaakt.
Soms is het beter te zwijgen en te zien hoede dingen zich ontwikkelen, dan zich negatief uit te laten. Als men zich negatief uitlaat, zegt dat meer over de persoon zelf dan over de situatie.
Ik vraag jullie echt vol mededogen om te stoppen met negatieve berichten, verdachtmakingen ed. te openbaren. Vele mensen vragen me al: hoe kan het toch dat in een vredelievende visie als het boeddhisme, in Nederland alleen maar strijd is en verdachtmaking. Dat helpt jullie niet, dat verandert niets aan de BUN en stelt alleen het boeddhisme in een verkeerd daglicht.
Beste 'Anoniem'
Als u uw naam bekend maakt, reageer ik graag
Joop Romeijn
Een reactie posten