vrijdag 11 november 2011

Wat is "kritisch boeddhisme"? - En geloof ik dan in de "BoeddhaNatuur" ? Deel 2

M’n vorige blog over BoeddhaNatuur (en critisch boeddhisme) kan ik samenvatten met:
Volgens sommige Mahayana-verdedigers is het begrip ‘BoeddhaNatuur’ niet strijdig met de anatman-gedachte. Want dit begrip moet niet ontologisch begrepen worden. Het is bedoeld als vaardig hulpmiddel (skilful means, upaya), vooral bestemd voor boeddhisten die bang zijn voor de leegte (sunyata).
Sommige Mahayana-teksten en sommige (Zen-)boeddhisten gaan veel verder, bij hen is ‘BoedhaNatuur’ niet louter een conceptueel en didactisch hulpmiddel maar een positieve realiteit.

Nu is boeddhisme volgens mij niet voor bange mensen. Ik ben in ieder geval minder bang voor de leegte dan voor de idee, cosmisch met alles verbonden te zijn. Voor mij werkt kennelijk deze upaya niet.
Met dit in het achterhoofd ga ik terug naar het vroege boeddhisme en m’n vipassana meditatie.
Theravadins zijn het er niet over eens of de Boeddha (d.w.z. de Pali Canon) het over BoeddhaNatuur heeft gehad; hoogstens in andere woorden dan.

Er is één tekst die éénmaal – in de duizende pagina’s Sutta-teksten – voorkomt en er een beetje op lijkt, in Anguttara Nikaya 1:49

Pabhassara (Helder)

"Helder, monniken, is de geest (citta). En het is bevuilt door inkomende bezoedelingen."

"Helder, monniken, is de geest (citta). En het is bevrijdt van inkomende bezoedelingen."

"Helder, monniken, is de geest (citta). En het is bevuilt door inkomende bezoedelingen. De ongeïnstrueerde doorsnee persoon onderscheidt dat niet, als het aanwezig is, daarom zeg ik jullie dat - voor de ongeïnstrueerde doorsnee persoon - er is geen ontwikkeling van de geest (citta)."

"Helder, monniken, is de geest (citta). En het is vrij van inkomende bezoedelingen. De goed geïnstrueerde leerling van de Nobelen onderscheidt dat, als het aanwezig is, daarom zeg ik jullie dat - voor de goed geïnstrueerde leerling van de Nobelen - dat er ontwikkeling is van de geest (citta)
."

(Nederlandse vertaling door Django Vaal naar de Engelse van Thanissaro Bhikkhu)

Met name Thaise woudmonniken zien ´citta´ hierin een betekenis die veel lijkt op ´BoeddhaNatuur´
Ajahn Chah bijvoorbeeld in zijn talk , ´A Taste of Freedom´ :
"Our practice is simply to see the Original Mind. So we must train the mind to know those sense impressions, and not get lost in them. To make it peaceful. Just this is the aim of all this difficult practice we put ourselves through.
...
The human mind, the mind which the Buddha exhorted us to know and investigate, is something we can only know by its activity. The true 'original mind' has nothing to measure it by, there's nothing you can know it by. In its natural state it is unshaken, unmoving. When happiness arises all that happens is that this mind is getting lost in a mental impression, there is movement. When the mind moves like this, clinging and attachment to those things come into being.


Andere Theravada-monniken menen van niet. Bhikhu Bodhi wijst bv op de kontekst van deze tekst; hij zegt “... The fact that this expression ´luminous mind´ does not signify any ´eternal and pure mind-essence´ is evident from the preceeding text, in which the mind is said to be extremely fleeting and transitory

Thanisarro Bhikkhu gaat een stap verder; bij zijn vertaling geeft hij als voetnoot:
This statement has engendered a great deal of controversy over the centuries. The commentary maintains that ´mind´ here refers to the bhavanga-citta, the momentary mental state between periods when the mental stream adverts to objects, but this statement raises more questions than it answers.
...
A more reasonable approach to understanding the statement can be derived from taking it in context: the luminous mind is the mind that the meditator is trying to develop. To perceive its luminosity means understanding that defilements such as greed, aversion, or delusion are not intrinsic to its nature, are not a necessary part of awareness. Without this understanding, it would be impossible to practice. With this understanding, however, one can make an effort to cut away existing defilements, leaving the mind in the stage that MN 24 calls ´purity in terms of mind.´ This would correspond to the luminous level of concentration described in the standard simile for the fourth jhana:...
From this state it is possible to develop the discernment that not only cuts away existing defilements but also uproots any potential for them to ever arise again. Only in the stages of Awakening that follow on those acts of discernment would ´consciousness without feature´ be realized.


In een essay genaamd ‘Freedom from Buddha Nature' gaat hij daar nader op in.
Ook de blogger Jayarava – waarbij ook het Pali-origineel te vinden is, zegt hier verstandige dingen over.

Het is opvallend dat sommige Westerse vipassana-leraren, ook degenen die een duidelijk Theravada-achtergrond hebben, de duidelijk niet in de Pali Canon voorkomende term BuddhaNatuur toch gebruiken.
Paul Boersma - in het tijdschrift Simsara (mei 2008)- zegt: “Boeddhanatuur werd vanaf de derde eeuw na Christus in het Mahayana boeddhisme een belangrijk begrip, niet alleen voor de theorie maar ook voor de praktijk.
De Vipassana-meditatie die wij allen beoefenen is afkomstig uit de Theravada traditie, maar ik behoor niet tot degenen die zich uitsluitend willen beroepen op de zogenaamde oorspronkelijke ware leer. Integendeel, ik ben me ervan bewust dat sommige aspecten veel beter uitgewerkt worden in Mahayana geschriften dan in wat we nu nog over hebben van het vroege boeddhisme (voornamelijk Theravada). Dat geldt met name voor de metafysische aspecten van de boeddhistische leer
.”

Een boek van een van degenen die vipassana (insight meditation) in het westen hebben geïntroduceerd, Jack Kornfield heeft zelfs als titel 'Your Buddha Nature' Zo zijn er tal van voorbeelden te vinden.
Veel van deze auteurs/leraren wijzen erop dat deze kern, dit ‘goddelijk principe’ welhaast, in de meditatie kan worden ervaren.

Ik kan niet veel meer dan zeggen dat ik deze ervaring niet heb; dat roept wel de interessante vraag op of je in iets moet geloven om het te ervaren ? Het zou me niets verbazen als dat zo is.
In ieder geval ervaar ik wel – een enkele keer – de leegte als vorm van de dingen zoals ze werkelijk zijn. Dat komt mogelijk mede doordat ik veel over deze ‘Middenweg’ (Madhyamaka) heb gelezen en gecontempleerd; van Nagarjuna maar ook van een Theravadin zoals Buddhadasa Bhikkhu trouwens, zie bv z´n tekst over Emptiness.

Resteert de vraag of het verstandig is naar Westerse boeddhisten of vipassana-meditatoren toe de term BoeddhaNatuur te gebruiken. Ik denk van niet; niet omdat het de vraag is of ziets als BoeddhaNatuur objectief bestaat, maar omdat het het vertrouwen geeft dat er grond onder de voeten mogelijk is of te bereiken is. En ik denk dat dat vertrouwen een illusie is.
Wellicht krijg ik met deze voorkeur van ‘Leegte’ boven ‘BoeddhaNatuur’ het verwijt dat dit een kille benadering is. Waar blijft de compassie, het besef van het inherent goede in mij, in alle levende wezens?
Liever dan deze begrippen stel ik de empathie centraal. Daar wil ik binnenkort over schrijven, waarbij ook de betekenis van spiegel-neuronen aan de orde komt. Empathie voor de door anderen voortdurend ervaren dukkha, als fundamenteel niet-non-dualistisch begrip.

Joop

2 opmerkingen:

Anoniem zei


Nirvana, in het Pali ook wel het doodloze genoemd, is een ander woord voor Boeddha-natuur. Het doodloze heet het doodloze omdat het geboorteloos is en niet-samengesteld. Omdat het geboorteloos, doodloos en niet-samengesteld is, is het Eeuwig en onveranderlijk.

Alleen het doodloze kan een ware toevlucht zijn. In het doodloze zijn Boeddha, Dharma en Sangha en bevrijding één en hetzelfde.
Ook alle meesters die ooit Verlichting realiseerden en alle wezens die dat zullen doen, vinde hetzelfde, het doodloze.

Nirvana is het doodloze en dat is het omdat het niet veroorzaakt is of wordt. Immers, alles wat veroorzaakt is of wordt, en dus op basis van oorzaken en voorwaarden bestaat, is juist niet doodloos. Alles wat samengesteld is zal weer uiteenvallen. Zo is het met Nirvana, het doodloze niet.

Het doodloze, Nirvana staat dus voor datgene wat niet veroorzaakt is of wordt. Zou Nirvana iets anders zijn, bijvoorbeeld een door training geforceerde of veroorzaakte staat van geest oid, dan zou dat tot de absurde conclusie leiden dat Boeddha een staat van geest veroorzaakt heeft die zelf weer zal vergaan. Zoiets is te bizar voor woorden. Alle Pali sutta's maken juist duidelijk dat het hier niet om draait.

Nee, Nirvana, het doodloze is en wordt dus niet veroorzaakt door de Boeddha, komt ook niet door training tot stand en zal door geen Boeddha ooit veroorzaakt worden. Zou dat wel zo zijn, zou het werkelijk veroorzaakt worden, dan is dit in strijd met de benaming 'het doodloze' want alles wat veroorzaakt wordt, sterft of breekt af. Zo is het niet met Nirvana.

Heel belangrijk is dus te begrijpen dat je Nirvana niet kunt veroorzaken. Het is niet zoals spiermassa of conditie dat je kan trainen. Nirvana is er allang, geheel compleet, onveranderbaar sinds het begin zonder begin.

De ontdekking van de Boeddha was dat onze diepste natuur, die zo subtiel is dat ie moeilijk te ontdekken is, -en die bovendien bedekt is door allerlei neigingen, emoties, gedachtestromen etc-, ongeboren is, niet samengesteld, niet veroudert, niet ziek wordt, geen voedsel nodig heeft, niet sterft.

Nirvana is niks anders dan dit als je-zelf herkennen, niet als intellectueel concept maar als inzicht, als iets wat zich onthult of aan je openbaart.
Boeddhisme gaat dus over niet-zelf, de skandha's en alles wat veranderlijk is en vergaat En het zelf, nirvana, het doodloze, boeddha-natuur.

De realisatie van de edele waarheid van de beeindiging van lijden is het ontdekken van deze ware natuur, je ware lichaam.

Er is geen Boeddha die Nirvana veroorzaakt heeft door training of gedrag. Je kunt alleen door training sluiers wegwerken, belemmeringen, hindernissen, die het onthullen van de ware natuur, verhinderen. Maar je kunt iets wat niet samengesteld is, niet veroorzaken.

Vrijwel alle raadgevingen in Pali sutra's maar ook in de disciplinaire voorschriften dienen om geen belemmeringen te veroorzaken voor het ontdekken van die natuur die buitengewoon subtiel is, maar niettemin ons ware 'lichaam' is. Het zijn geen gerechten voor Nirvana. Nirvana wordt niet klaargemaakt of in elkaar geknutseld want zoiets zou de Boeddha nooit het doodloze noemen.

Het is omdat er een niet samengestelde natuur is die eeuwig is, onveranderlijk, ongedifferentieerd, vrij van geboorte, verouderen en dood dat er ook een oplossing van lijden mogelijk is. Dit is de grond, de enige ware en veilige toevlucht, de ultieme toevlucht, Boeddha.

Maar zolang we dit niet met eigen ogen van wijsheid gezien hebben zolang cirkelen we vragend en zoekend, onwetend, rond en komt er geen einde aan lijden en zullen we zeker geidentificeerd blijven met de skandha's.

Siebe


Anoniem zei

Over Zelf, Zelfloosheid en Boeddha-Natuur in de Mahayana Parinirvana sutra: fragment door mij vertaald uit het Engels:

--------
De Boeddha zei tegen Kasyapa: “O goede man! Als een analogie: er is in de huishouding van de koning een geweldige worstelaar. Hij heeft een adamantine kraal op zijn wenkbrauw. Deze man worstelt met andere worstelaars. Wanneer [eens] het hoofd van een andere persoon zijn wenkbrauw aanraakt, gaat de kraal in het vlees van de worstelaar, en er is geen kennis van waar het is. Er ontstaat daar een puist. Een goede dokter wordt ontboden om het te genezen. Op dat moment is er een goede dokter met een heldere geest. Hij weet heel goed te diagnosticeren en medicijnen voor te schrijven. Welnu, hij ziet dat de puist is verschenen doordat de kraal in het vlees van de worstelaar is gegaan. Hij realiseert zich dat de kraal het vlees is binnengaan en daar verblijft. Dan vraagt de goede dokter aan de worstelaar: “Waar is die kraal die op je wenkbrauw zat?” De worstelaar is verbaasd en antwoordt: “O geweldige leraar en dokter! Is de kraal op mijn wenkbrauw niet verloren geraakt? Waar kan de kraal nu zijn?. Is dit geen wonder?” Hij is bezorgd en huilt. Daarna stelt de dokter de worstelaar gerust: “Wees niet over-bezorgd. Toen je vocht ging de edelsteen je lichaam binnen. Het is nu onder je huid en kan worden gezien, al oprijzend. Terwijl je vocht brandde het gif van woede ze erg dat de edelsteen in je lichaam ging en je het niet voelde”. Maar de worstelaar gelooft de woorden van de dokter niet. “Als het onder mijn huid is, hoe komt het dan dat het er niet uitkomt met het onzuivere pus en bloed? Als het in mijn pezen zit kunnen we het onmogelijk zien. Waarom wilt u me bedriegen?” Daarna pakt de dokter een spiegel en houdt het voor het gezicht van de worstelaar. De edelsteen verschijnt duidelijk in de spiegel. De worstelaar ziet het, is verbaasd en is helemaal verwonderd. Het is zoals dit. O goede man! Hetzelfde is het geval met alle wezens. Ze komen niet in de buurt van een goede dokter van de Weg. Dus, ze kunnen de Boeddha-Natuur niet zien die binnenin is, hoewel ze het bezitten. En ze worden overheerst door hebzucht, hartstocht, woede en onwetendheid. Dus ze vallen in de rijken van de hel, dieren, hongerige geesten, asura’s, candala’s en worden geboren in zulke uiteenlopende huizen als Kshatriya, Brahmanen, Vaishya en Sudra. Het karma opgewekt door de geest leidt een persoon, hoewel als mens geboren, in zo’n leven als dat van een kreupele, een lamme, dove, blinde of stomme persoon, en tot de vijfentwintig bestaansvormen, waar zoiets als hebzucht, hartstocht, woede en onwetendheid heersen over de geest, en de persoon niet in staat is om de aanwezigheid van de Boeddha-Natuur te kennen. De worstelaar zegt dat de edelsteen weg is, hoewel het [feitelijk] in diens lichaam zit. Hetzelfde ook met wezens. Niet in contact getreden met een goede leraar van de Weg, kennen ze de Tathagata’s verborgen schat niet, en studeren niet de zelfloosheid. Bijvoorbeeld, zelfs wanneer een persoon verteld wordt over het onheilige zelf, kan hij de ware kwaliteit van het Zelf niet weten. Hetzelfde geldt voor mijn leerlingen. Aangezien ze niet bijgestaan worden door een goede leraar van de Weg, beoefenen ze niet-Zelf en weten niet waar het [het Zelf] is. Ze kennen de ware natuur van zelfloosheid niet. Hoe zouden ze dan de ware natuur van het Zelf zelf kennen? Dus, O goede man, de Tathagata zegt dat alle wezens de Boeddha-Natuur bezitten. Dit is als de goede dokter die de worstelaar laat zien waar het adamantine juweel verblijft. Al deze wezens worden overheerst door talloze bezoedelingen en kennen dus het waaromtrent1 van de Boeddha-Natuur niet. Wanneer illusie wordt verdreven ontluikt kennis en helderheid. Dit is als de worstelaar die het juweel in de spiegel ziet. O goede man! Het is aldus het geval dat wat nog niet bekend gemaakt [latent] rust in de Tathagata, ontelbaar is en moeilijk voor wezens om over na te denken.
1 “whereabouts”