maandag 1 oktober 2012

Ria Kloppenborg en Santideva

Deze week is het (op 4 oktober) negen jaar geleden dat Ria Kloppenborg is overleden.
Dr. M. Kloppenborg, sinds 1988 hoogleraar godsdienstwetenschappen aan de Universiteit Utrecht.”
Formeel was ze misschien geen boeddholoog maar feitelijk ze dat wel
Formeel was ze misschien geen boeddhist maar voor mij was ze dat wel.
Ik weet of ze dacht dat er na de dood iets zou gebeuren; waarschijnlijk (net als ik): niets.
Maar iemand kan na de dood leven in de herinneringen, in de hoofden van de mensen en in bewaarde gemaakte produkten.
Persoonlijk heb ik maar kort en vrij oppervlakkig gekend.
Maar haar werk is er nog: vertalingen uit Pali en Sanskriet en eigen essays

Als eerbetoon haar werk zover ik dat ken.
Zeer onvolledig. Kijk maar eens hier ; 42 documenten maar liefst.


Haar proefschrift ging over de paccekabuddha (vrij gezegd: de ongeorganiseerde/ongebonden boeddha; mijn ideaal)
The Paccekabuddha: A Buddhist Ascetic
A Study of the Concept of the Paccekabuddha in Pali Canonical and Commentarial Literature

De ingekorte versie ervan verscheen in de serie 'Wheels' van de BPS:


Interessant is (waarschijnlijk, ik heb het niet gelezen) ook: "De Leraar van de wereld, Trainer van mensen" : de wijze van onderricht van de Boeddha, zoals beschreven in de boeddhistische kanonieke geschriften ; Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de Geschiedenis van de Levende Religies en de Vergelijkende Godsdienstwetenschap aan de Rijksuniversiteit te Utrecht op vrijdag 27 januari 1989."


Ria was, uiteraard, ook een feministe. Niet gelezen:
Female stereotypes in religious traditions
Uitgever: Brill, Leiden


Verzen van monniken en nonnen : uitspraken van bevrijde mannen en vrouwen in het vroege boeddhisme = Theratherīgāthā
Asoka, 2000
Prachtige, persoonlijke, teksten.


Boeddhisme en psychotherapie : theoretische en praktische verkenningen
Uitgever: Asoka (2005)
Zo ongeveer haar laatste activiteit was haar voorzitterschap van de werkgroep 'Boeddhisme en psychotherapie' waarvan dit boek het eindproduct was; zelf heeft ze deze publikatie niet meer meegemaakt. Wel staat er een hoofdstuk van haar hand in.


Tenslotte wat langer over een van mijn favorieten:
Santideva – Het pad van de Bodhisattva (Bodhicaryavatara)
Vertaald uit het Sanskriet en ingeleid door Ria Kloppenborg

Uitgeverij Dharma (Amsterdam), 1993

De berichten over de verkrijgbaarheid zijn tegenstrijdig.
Er zijn meer Nederlandse vertalingen van dit werk maar die zijn uit het Tibetaans dus vertalingen van vertalingen.
Een echte Mahayana-tekst terwijl Ria ook veel uit de Pali Canon heeft vertaald: een veelzijdige vrouw.
Ik citeer een paar delen uit haar inleiding: (de pagina’s 12-14, 18-19 en 27):

De Bodhicaryavatarra, ‘het pad van de Bodhisattva’ (letterlijk: Inleiding in de weg tot inzicht), dat wil zeggen de spirituele ontwikkelingsgang van de Bodhisattva, werd in het midden van de zevende eeuw geschreven door Santideva. ...
De Bodhicaryavatarra is verreweg zijn beste en populairste werk. De dichterlijke kwaliteiten ervan maken het tot één van de hoogtepunten van de Mahayana-literatuur. De schrijver geeft voortdurend blijk van zijn sterke persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp. Dit, en het devotionele aspect ervan, maakte het voor velen een toegankelijk, ontroerend werk. Het heeft daardoor een aantrekkelijkheid die niet snel zal afnemen. Het is vanaf het begin een geliefd werk geweest, dat door velen werd gelezen en aangehoord. Na het verdwijnen van het boeddhisme in India omstreeks de elfde eeuw is deze traditie voortgezet in Tibet en China, waar al vroeg vertalingen waren gemaakt en waar verschillende commentaren en subcommentaren ontstonden. Ooki in het Westen was de Bodhicaryavatarra reeds in de beginperiode van de indologie een veelgelezen en veelbestudeerd werk, hetgeen tot een aantal vertalingen heeft geleid die, op die van Vallée-Poussin na, niet altijd uitmunten in nauwkeurigheid. ...
De tekst geeft een uitstekend overzicht van de leer van het Mahayana, zoals die door de Madhyamaka’s is geformuleerd. De spirituele praktijk krijgt de meeste aandacht van de schrijver. Het is een training die nauwkeurig en gedetailleerd is uitgewerkt, een scholing in liefde en toewijding, in nederigheid en gezond verstand. ...
Santideva merkt op dat hij het dichtwerk geschreven heeft om zijn eigen gedachten te verhelderen, zonder enige literaire pretentie men zonder zich rekenschap te geven van de voorkeuren van zijn eventuele lezers. Toch hoopt hij dat een ander er ook iets aan zal hebben. Dit uitgangspunt van Santideva heeft de vertaling hopenlijk zodanig beinvloed dat zij toegankelijk is voor ‘de ander voor wie ik hoop dat het ook iets kan betekenen’.
...
Met hoofdstuk 5 begint Santideva met de beschrijving van de eigenlijke ontwikkelingsgang van de Bodhisattva. Volgens de meest gangbare opvattingen bestaat deze uit het beoefenen van de zes volmaakte deugden (paramita), te weten:
- Vrijgevigheid (dana);
- Moreel gedrag (sila);
- Verdraagzaamheid (ksanti);
- Inzet (virya);
- Meditatie (samadhi) en
- Wijsheid (prajna). *
Aan de laatste vier wijdt hij een apart hooofdstuk; aan de eerste twee niet. Vrijgevigheid, de meest karakteristieke deugd van de Bodhisattva, wordt in het hele boek doorlopend genoemd. Zij vindt bij uitstek haar expressie in de gelofte waarmee de Bodhisattva zichzelf in dienst stelt van het welzijn van anderen. ...
Hoofdstuk 5 is, evenals de meeste andere delen van het boek, niet in eerste instantie bedoeld om een didactisch veranwoorde verhandeling te geven over moraliteit. De grote morele wetten, zoals het afzien van doden, diefstal of leugens, komen zelfs helemaal niet tersprake. Wel wordt een schijnbaar willekeurig aantal kleinere ‘alledaagse’regels behandeld. Hier heeft waarschijnlijk de persoonlijke betrokkenheid van de schrijver de selectie bepaald. Men krijgt de indruk dat vooral zijn eigen problemen met de gedragsregels worden besproken.
...
In vrijwel alle Indiase filosofische scholen regeert de causaliteit alle verschijnselen. Zij is wezenlijk en absoluut. In zijn kritiek daarop stelt het Madhyamika dat causaliteit slechts binnen de empirische werkelijkheid bestaat en aldaat de structuur van de verschijnselen bepaalt. Alle begrippen die ermee te maken hebben, zoals identiteit of verschil, zijn in wezen tegenstrijdig. Zij zijn wederzijds afhankelijk en behoren daarom tot het gebied van het relatieve.”


Santideva is voor mij de ideale blogger: ‘[schrijven] zonder zich rekenschap te geven van de voorkeuren van zijn eventuele lezers
Mijn indruk (als simpele vrijzinnig Theravadin) is dat het bodhisattva worden bij Santideva meer voeten in de aarde heeft als in de Zen-benadering zoals Andre van der Braak die heeft weergegeven (zie hier )
Santideva is nog geen bodhisattva, lijkt het, hij moet er veel moeite voor doen. Ook moet hij expliciet zich ethisch gedragen, wat in de Zen-benadering niet aan de orde lijkt te komen, maar ongetwijfeld begrijp ik dat verkeerd.
En om het te blijven is ook niet niks, zoals blijkt uit wat Ria Kloppenborg op pagina 17 schrijft: “Het beschermen en versterken van het streven naar verlichting geschiedt in de eerste plaats doordat de Bodhisattva zich voortdurend bewust probeert de blijven van de enorme verantwoordelijkheid die hij op zich heeft genomen. Hij is de hoop van allen die zich in de kringloop van het lijden bevinden.”

Ria Kloppenborg en Santideva: tegelijk makkelijk en moeilijk; tegelijk persoonlijk en zonder ego.
Zie voor een ‘Obituary’ van een aantal collega’s en leerlingen pagina 65-68 (pdf-nummering 34-36) van de Buddhist Studies Review uit 2004.


Noot * (van J.R.)
Niet alleen in het Mahayana, ook in de Theravada is er sprake van paramita’s, in het Pali meestal parami’s genoemd. Er zijn er tien, hoewel ook een kleiner aantal voorkomt. Deze perfecties zijn:
dana (gulheid, vrijgevigheid, zichzelf geven aan anderen); sila (deugd, moraal, juist gedrag); nekhamma (afstand nemen, loslaten); panna (transcendentale wijsheid, inzicht); viriya (energie, ijver); khanti (geduld, tolerantie); sacca (eerlijkheid, streven naar waarheid); aditthana (volharding, doorzettingsvermogen, determinatie); metta (vriendelijkheid, liefde); en upekkha (kalmte, rust, gelijkmoedigheid).
Er zijn naast overeenkomsten ook verschillen. Misschien ga ik de geschiedenis van dit verschil nog wel eens onderzoeken; mijn hypothese is dat deze paramis/paramita’s in interactie met elkaar zijn gegroeid.

Geen opmerkingen: