Herhaaldelijk wordt me gezegd – ja, verweten – dat ik niet “zo in m’n hoofd moet zitten”, niet zoveel moet denken.
Wat me daarbij dan verbaast is dat anderen kennelijk weten wat “denken” is. Ik eigenlijk niet.
In ieder geval constateer ik allerlei vormen bij mezelf van aaneengeregen (1) woorden, (2) beelden en (3) concepten. Soms heb ik de indruk dat ik controle heb op die aaneenrijging, en die “ik” is dan een logicus; anders gezegd: denken als vorm van logica, of: logica beoefenen als een vorm van denken.
Een andere keer schieten die gedachten alle kanten op, van sommige heb ik wel de indruk dat ik ze een beetje wil denken, en ook een beetje – het obsessieve deel – niet. Maar een andere keer zijn het gedachten die zichzelf lijken te denken, die ik me als willekeurig vurende neuronen (vast wel met een doel) voorstel. Dat merk ik dan vooral in m’n vipassana-meditatie (“denken”, “denken”, “denken”).
Lastiger nog in het verwijt dat ik zoveel denk is dat er een tegenstelling bij geconstrueerd wordt tussen denken (rationaliteit, logica) en voelen; tussen “het hoofd” en “het hart”. De beeldspraak is niet de mijne en berust ook niet op biologische kennis (zou “voelen” meer in het hart – die bloedpompende spier – zitten dan elders in het lichaam?). En berust ook niet (bij aanhangers van oosterse wijsheid) op historische kennis; wat dat er hersenen in het hoofd zitten en dat die dingen doen zoals denken, komt niet voor in oude oosterse teksten.
A propos beeldspraak; dat “in het hoofd leven” is ook zoiets; hoe doe je dat eigenlijk?
En kan je dat ook met andere lichaamsdelen, “in je grote teen leven” bijvoorbeeld ?
Een uitzondering ken ik, de uitdrukking dat mensen (mannen) hun pik achterna lopen.
Een andere hoort bij de uitdrukking “z’n hart volgen” Die herken ik ook en dat heb ik ook wel gedaan in m’n leven (ook wel niet); maar ik betwijfel of hier de tegenstelling hart versus verstand bruikbaar is: is het volgen van het hart dan voelen? Ik denk dat het meer gaat om de tegenstelling: het ten uitvoer brengen van de ene serie steeds terugkerende gedachten (genoemd ‘het hart’ wegens de prettige associaties erbij) en het daardoor niet volgen van andere gedachten (bv die aan sociale zekerheid, wegens risicomijdende angsten, gevoelens dus).
Terug naar de (vermeende) tegenstelling denken versus voelen. Als vage spirituelen zoiets zeggen, kan ik daar m’n schouders over ophalen en denken dat het om weinig gedisciplineerde geesten gaat die zichzelf van alles wijsmaken. Maar ook mensen die ik waardeer, doen dat, en dan wordt het lastiger.
Vooral omdat ik die tegenstelling niet als zodanig ervaar. Natuurlijk, ik merk wel het onderscheid tussen spontaan, soms impulsief, opkomende neigingen: warme en soms koude uitingen van me enerzijds, en berekenend gedrag anderzijds.
Zou men met “in het hoofd zitten” dan bedoelen dat ik berekenend ben? Ik heb niet de indruk.
Nog een ander aspect waarom ik er moeite mee heb. De laatste tijd heb ik me weer verdiept in de evolutietherie, in het (neo-)darwinisme, met name in de evolutie van de mens, homo sapiens.
De vraag is dan: wat is het verschil tussen mens en dier? Er zijn een paar verschillen (naast vele overeenkomsten!) Het kunnen denken is duidelijk een van die verschillen, het kunnen manipuleren van symbolen, het kunnen hanteren van de taal. Veel meer dan “voelen” in ieder geval wat bij dieren toch ook voorkomt. Is een dier zijn dan het ideaal van een niet-denkende? Nee, toch? Ja, maar, zo zal men tegenwerpen: we hebben het dan over “hogere gevoelens” en die hebben dieren niet.
Daarmee beland ik dan eindelijk bij m’n boeddhistische thema. Dieren hebben wel enige tamelijk hoge gevoelens zoals rouw bij gestorven familieleden of empathie voelen; maar de neiging tot religiositeit, tot transcendentie, is volgens mij bij dieren niet aangetroffen of aangenomen.
Laat ik persoonlijk beginnen: als ik niet van denken had gehouden, niet een grote intellectuele nieuwsgierigheid had en heb, die zich uit in het graag boeken lezen, dan had ik nooit het boeddhisme ontdekt. Alleen al om die reden heb ik nooit de behoefte, maar vermogen om te denken en mijn liefde voor het lezen te verloochenen.
Dhamma-studie vind ik nog steeds heilzaam, mits met mate beoefend, zonder dat het een doel op zich wordt.
Naast de pure meditatie, vipassana of samatha, zijn er nog twee andere vormen van beoefening in dit verband interessant:
- Het beoefenen van liefdevolle vriendelijkheid en compassie: gebeurt (in de vormen die ik ken) niet zonder woorden, dus niet zonder denken; daar heb ik een paar weken geleden al over geschreven (hier).
- Het contempleren, ook wel genoemd 'diep denken’.
Volgens mij een verwaarloosd gebied van aandacht voor het boeddhisme in het Westen; mogelijk omdat het begrip ‘contemplatie’nogal een katholieke connotatie heeft. De begripsverwarring over de diverse vormen van beschouwen blijkt ook uit deze passage in wikipedia over het lemma meditatie “In het Christendom wordt met meditatie vaak contemplatie bedoeld. Contemplatie is de beschouwing van een (Bijbel-)tekst of een gebeurtenis uit het leven van Jezus, waardoor deze tekst of gebeurtenis betekenis krijgt en verinnerlijkt wordt. Voorbeelden hiervan zijn .... Vaak gaat deze vorm van meditatie met een vorm van devotie gepaard.
Meditatie betekent in de westelijke traditie ook peinzen over iets, zoals Descartes zijn werken ook meditaties noemde: dieper doordenken over iets, over fundamentele vragen of problemen”
Contemplatie behoort ook bij de boeddhistische beoefening, en bepaald niet alleen bij Tibetaanse scholen.
Het is zich concentreren op een beperkte gedachtenreeks, niet op allerlei associaties ingaan; het werkt concentrerend maar is op zich geen vorm van concentratie-meditatie (samadhi).
Inspirerend voor mij zijn vaak de Contemplations on the Four Sublime States door Nyanaponika geweest (zie hier).
Nog een aspect van het thema ‘boeddhisme en denken’, liever gezegd van liever niet-denken; over het anti-intellectualisme van sommige (Zen-)boeddhisten. Opnieuw: dat zich afzetten tegen het denken, tegen bv het lezen van teksten, verbaast me. Met name van non-dualisten zoals Zen-boeddhisten zeggen te zijn is hun geconstrueerde dualiteit denken tegenover niet-denken raar.
Soms lees ik de vraag: kunnen dieren denken? Die vraag wordt verschillend beantwoord.
Of 'kunnen computers denken', wat meestal wordt ontkend.
Maar interessanter is de vraag:
Kunnen mensen (boeddhisten ook) denken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten